Gerechtshof Amsterdam, 31-05-2007, BB2203, 06/00537
Gerechtshof Amsterdam, 31-05-2007, BB2203, 06/00537
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 31 mei 2007
- Datum publicatie
- 30 augustus 2007
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2007:BB2203
- Zaaknummer
- 06/00537
Inhoudsindicatie
Het Hof heeft een herzieningsverzoek afgewezen bij uitspraak ingevolge artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht. Het tegen de uitspraak gedane verzet is ongegrond verklaard omdat herziening niet mogelijk is om een verzuim bij het instellen van een rechtsmiddel te herstellen.
Uitspraak
rw
GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
Vierde Enkelvoudige Belastingkamer
UITSPRAAK OP VERZETSCHRIFT
1. Op 29 december 2006 is ter griffie van het Gerechtshof een verzetschrift ontvangen van X te Z, belanghebbende, ingediend door A, gemachtigde. Het verzet is gericht tegen de ingevolge artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (de Wet) door de Vijfde Enkelvoudige Belastingkamer gedane uitspraak, gedagtekend 18 december 2006 en ter post bezorgd op 21 december 2006.
2. Bij deze uitspraak heeft het Hof het verzoek om herziening, ingekomen ter griffie op 6 december 2006, van de uitspraak van de Dertiende Enkelvoudige Belastingkamer van 29 augustus 2005, betreffende de aan belanghebbende opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2001 en de daarbij behorende boetebeschikking, afgewezen met de volgende overwegingen:
“Een verzoek tot herziening kan het Hof honoreren als er sprake is van feiten en omstandigheden die hebben plaatsgevonden voor de uitspraak en die tot een andere uitspraak zouden kunnen leiden (zie art. 8:88 van de Awb).
De verzoeker verwijst naar een recent oordeel van de Nationale Ombudsman en een recente uitspraak van de rechtbank te Haarlem. Deze beide beslissingen zijn echter van na de uitspraak van het Hof van 29 augustus 2005 en kunnen geen invloed hebben op het oordeel van het Hof dat mevrouw X haar bezwaar tegen de aanslag over 2001 te laat heeft ingediend en dit bezwaar dus niet-ontvankelijk is.
Om deze redenen kan het verzoek om herziening niet honoreren.”
3. Het verzet is behandeld ter zitting van 24 mei 2007, alwaar gemachtigde omtrent het verzet is gehoord. Gemachtigde heeft ter zitting een beroepschrift overgelegd, gedagtekend 25 september 2006, gericht tegen de uitspraak van de inspecteur van 22 september 2006, betreffende een schadevergoeding.
4. Belanghebbende gaat in haar verzetschrift alleen in op de tijdigheid van het bezwaarschrift. Wanneer belanghebbende het in dit opzicht niet eens was met de uitspraak van het Hof van 29 augustus 2005 had belanghebbende daartegen beroep in cassatie kunnen instellen bij de Hoge Raad. De mogelijkheid van herziening van een uitspraak is niet gegeven om alsnog een verzuim tot het instellen van een rechtsmiddel te herstellen.
5. Gelet op de stukken van het geding acht het Hof hetgeen is overwogen in de bestreden uitspraak van de Vijfde Enkelvoudige Belastingkamer zoals onder 2 weergegeven juist. Hetgeen gemachtigde in het verzetschrift en ter zitting heeft aangevoerd, leidt niet tot een ander oordeel.
6. Beslissing:
Het Hof verklaart het verzet ongegrond.
De uitspraak is vastgesteld op 31 mei 2007 door mr. D.B. Bijl, lid van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van R.J. Wessel als griffier. De beslissing is op die datum ter openbare zitting uitgesproken.
Cassatie:
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.