Home

Gerechtshof Amsterdam, 21-03-2008, ECLI:NL:GHAMS:2008:BF0188 ECLI:NL:GHAMS:2008:BI3387 BC8745, 07/00765

Gerechtshof Amsterdam, 21-03-2008, ECLI:NL:GHAMS:2008:BF0188 ECLI:NL:GHAMS:2008:BI3387 BC8745, 07/00765

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
21 maart 2008
Datum publicatie
9 april 2008
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2008:BC8745
Zaaknummer
07/00765
Relevante informatie
Algemene wet inzake rijksbelastingen [Tekst geldig vanaf 01-01-2023 tot 01-01-2024] art. 23, Algemene wet inzake rijksbelastingen [Tekst geldig vanaf 01-01-2023 tot 01-01-2024] art. 26

Inhoudsindicatie

Zonder een beroep inzake een aanslag, is de belastingrechter onbevoegd met betrekking tot een veroordeling tot vergoeding van schade of proceskosten. Verwijzing naar de burgerlijke rechter ex 8:71 Awb.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

kenmerk P07/00765

uitspraak van de vijfde enkelvoudige belastingkamer

op het beroep van

X te Z, belanghebbende,

tegen een beslissing van de inspecteur van de Belastingdienst Holland-Midden, kantoor Hoofddorp, de inspecteur.

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1. Op 20 juni 2003 heeft het Hof uitspraak gedaan (kenmerk 00/01651) betreffende de aan belanghebbende opgelegde aanslagen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 1994 en vermogensbelasting 1995 (IB 1994 en VB 1995). Het Hof heeft dat beroep gegrond verklaard en de inspecteur veroordeeld tot vergoeding van de door belanghebbende geleden schade tot een bedrag van € 908,88 en tot vergoeding in de proceskosten tot een genormeerd bedrag van € 1.442,08.

1.2. Belanghebbende heeft op 5 juli 2007 beroep ingesteld bij de rechtbank Haarlem. De griffie van deze rechtbank heeft het beroepschrift doorgezonden naar de griffie van het gerechtshof. In zijn beroepschrift stelt belanghebbende dat de inspecteur, na vermindering van de aanslagen over opvolgende jaren en analoog aan de beslissing als onder 1.1 vermeld, een kostenvergoeding zou moeten toekennen van € 34.000.

1.3. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.4. Op 25 februari 2008 heeft de inspecteur nadere stukken toegezonden. De griffier heeft aan belanghebbende van deze stukken een afschrift toegezonden.

De inspecteur acht het beroep van belanghebbende niet-ontvankelijk, dan wel ongegrond. Subsidiair heeft de inspecteur verzocht het bedrag van de vergoeding voor de bezwaarfase voor IB 1995/VB 1996 en IB 1996/VB 1997 vast te stellen op (in totaal) € 832.

1.5. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 maart 2008. Ter zitting zijn verschenen en gehoord belanghebbende, alsmede mr. F.G. van Ravensberg namens de inspecteur.

Belanghebbende heeft een pleitnota voorgelezen en met bijlagen overgelegd. Van de bijlagen bij deze pleitnota heeft de inspecteur kennis kunnen nemen en hij heeft zich over die bijlagen kunnen uitlaten.

2. Overwegingen

2.1. De feiten

Belanghebbende heeft op enig moment in rechte de juistheid van de aanslagen IB 1994 en VB 1995 betwist en dit heeft geleid tot de uitspraak als hiervoor onder 1.1 genoemd.

Daarop aansluitend heeft de inspecteur in 2004 bij uitspraak op bezwaar een aantal aanslagen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en vermogensbelasting over opvolgende jaren verminderd. Voor andere jaren heeft de inspecteur in 2004 aanslagen opgelegd zonder dat belanghebbende tegen die aanslagen bezwaar heeft gemaakt.

Belanghebbende heeft niet op enig moment beroep ingesteld met betrekking tot de aanslagen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen of vermogensbelasting over die opvolgende jaren.

2.2. Het geschil

In beroep is in geschil of belanghebbende recht heeft op een vergoeding van geleden schade of proceskosten met betrekking tot de afhandeling van de aanslagen over die opvolgende jaren.

2.3. Overwegingen

2.3.1. Op grond van het bepaalde in artikel 23 juncto 26 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (tekst 2004) kan een belanghebbende in beroep gaan tegen een belastingaanslag of een ingevolge enige bepaling van de belastingwet genomen voor bezwaar vatbare beschikking.

Bij gegrond verklaren van dat beroep kan de belastingrechter in beginsel een rechtspersoon veroordelen tot vergoeding van de door een belanghebbende geleden schade op grond van het bepaalde in artikel 8:73 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Indien de belastingrechter echter geen uitspraak doet inzake een aanslag of een voor bezwaar vatbare beschikking, kan er geen sprake zijn van een gegrond beroep en daarom evenmin van de mogelijkheid een partij te veroordelen tot een schadevergoeding.

2.3.2. Het al dan niet toekennen van een vergoeding voor geleden schade of proceskosten, los van een beslissing inzake het belastinggeschil zelve, gebeurt niet bij een ingevolge enige bepaling van de belastingwet genomen voor bezwaar vatbare beschikking. Een zelfstandig besluit van de inspecteur inzake een schadevergoeding staat dan ook niet ter beoordeling van de belastingrechter.

Buiten de behandeling van een beroep inzake een belastingaanslag of een ingevolge een bepaling van de belastingwet genomen beschikking, heeft de belastingrechter dan ook geen zelfstandige bevoegdheid een vergoeding toe te kennen voor geleden schade.

2.3.3. Nu het in dezen gaat om een claim op grond van burgerlijk recht, is de burgerlijke rechter bevoegd van het geschil kennis te nemen en daarom zal het Hof belanghebbende naar deze rechter verwijzen op grond van het bepaalde in artikel 8:71 van de Awb.

2.4. Slotsom

Nu de belastingrechter niet bevoegd is terzake een beslissing te nemen, verklaart het Hof zich onbevoegd.

2.5. Proceskosten

Met betrekking tot de proceskosten voor deze beroepszaak geldt dat er geen termen aanwezig zijn voor een veroordeling van een der partijen in de proceskosten.

3. De beslissing

Het Hof

- verklaart zich onbevoegd;

- verwijst belanghebbende voor de beoordeling van zijn vordering naar de burgerlijke rechter.

Aldus vastgesteld door mr. J.P.A. Boersma, lid van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van R.J. Wessel als griffier. De beslissing is op 21 maart 2008 in het openbaar uitgesproken.

Het Hof heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.