Gerechtshof Amsterdam, 26-03-2008, BD1712, 07/00203
Gerechtshof Amsterdam, 26-03-2008, BD1712, 07/00203
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 26 maart 2008
- Datum publicatie
- 21 mei 2008
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2008:BD1712
- Zaaknummer
- 07/00203
Inhoudsindicatie
Bh's onderneming maakt scheepstuigage (zoals leguanen, kabelaringen, meertrossen, stootwillen en touwladders) en andere producten van touw (zoals laadnetten, klimnetten, ladingmatten en geknoopte scheidingswanden). Het is een uniek, typisch ambachtelijk bedrijf. Zowel naar het spraakgebruik als vanuit bedrijfseconomisch oogpunt valt het bedrijf voor (art 95) Wfsv onder de sector ‘Ambachten’ (cat B nr. 17).
Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
Kenmerk 07/00203
uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer
op het beroep van
X
wonende te Z, belanghebbende,
tegen
een uitspraak van de inspecteur van de Belastingdienst P,
de inspecteur.
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1. De inspecteur heeft bij besluit van 31 januari 2007 belanghebbende in het kader van de sectorindeling per 1 januari 2007 ingedeeld in sector 17. Detailhandel en ambachten.
1.2. Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak, gedagtekend 19 maart 2007, het bezwaar gegrond verklaard en belanghebbende ingedeeld in sector 47. Textielindustrie.
1.3. Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende beroep ingesteld bij beroepschrift met bijlagen van 10 april 2007, bij het Hof ingekomen op 16 april 2007.
1.4. De inspecteur heeft een verweerschrift met bijlagen ingediend.
1.5. Belanghebbende heeft bij brief met bijlage van 24 juni 2007 gereageerd op het verweerschrift. De inspecteur heeft daarop gereageerd bij brief van 10 juli 1007 en vervolgens bij brief met bijlagen van 17 oktober 2007.
1.6. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 januari 2008. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.
2. Overwegingen
Feiten
2.1.1. Belanghebbende drijft sinds 1997 (…) te Z in de vorm van een eenmanszaak een bedrijf dat zich bezighoudt met het vervaardigen van scheepstuigage (zoals leguanen, kabelaringen, meertrossen, stootwillen en touwladders) en andere producten van touw (zoals laadnetten, klimnetten, ladingmatten en geknoopte scheidingswanden). De bedrijfsomschrijving in het handelsregister van de Kamers van Koophandel luidt als volgt:
“Het ver- en bewerken van touw en staaldraad tot tuigages, alsmede de klein- en groothandel hierin.”
Volgens een uittreksel uit het handelsregister waren op 23 april 2007 vier werknemers werkzaam in het bedrijf.
2.1.2. Op verzoek van belanghebbende heeft de inspecteur op 18 januari 2007 een bezoek gebracht aan het bedrijf. In het daarvan op 22 januari 2007 opgemaakte rapport is onder meer het volgende vermeld:
“De reden van het bedrijfsbezoek is het verzoek van [belanghebbende] om de juiste indeling te bepalen van de branche.
Hij is met zijn bedrijf door het UWV ingedeeld in de textielbranche en hij is van mening dat dit onterecht is.
(…)
Het bedrijf is uniek in zijn soort in Nederland. Men knoopt handmatig producten van touw t.b.v. de scheepvaart en andere opdrachtgevers.
(…)
M.i. hoort het bedrijf thuis in de sector 17 sub b: detailhandel en ambachten.
(…)
Er dient m.i. een sectorwijziging plaats te vinden.”
2.1.3. De inspecteur heeft belanghebbende met dagtekening 31 januari 2007 een ‘Beschikking Loonheffingen Sectoraansluiting’ toegezonden waarin onder meer het volgende is vermeld:
“U bent aangesloten bij de sector met code 17
(…)
Aansluiting van uw bedrijf
De aard van uw werkzaamheden is vastgesteld op:
De handel in touw en staaldraad alsmede producten vervaardigt van touw en staaldraad.
Bijbehorende sectorcode: 17 met omschrijving:
Detailhandel en ambachten.”
2.1.4. Bij brief van 8 februari 2007 heeft belanghebbende bezwaar gemaakt tegen de in 2.1.3. vermelde beschikking en daarbij onder meer het volgende aangevoerd:
“In sector 17 Detailhandel en ambachten ligt er nog een flink accent op het deel “detailhandel” en dat is nu juist het deel dat wij dus juist niet doen.
Het accent van de werkzaamheden bij ons ligt op het geheel met de hand vervaardigen van een breed segment aan relatief onbekende producten. Voorbeelden hiervan zijn (…)
De meeste van bovengenoemde werkzaamheden worden als loonopdrachten uitgevoerd in opdracht van enkele touwfabrieken en de Koninklijke Marine. Deze bedrijven zorgen zelf voor aanlevering van de benodigde materialen.
(…)
Mijn verzoek (…) is om nog eens aan de hand van de genoemde werkzaamheden (…) [het bedrijf] in te delen in een sector die volgens ons de juiste is namelijk sector 55 ‘Overige takken van bedrijf en beroep’.”
2.1.5. De inspecteur heeft belanghebbende bij brief van 19 maart 2007 in kennis gesteld van zijn uitspraak op het bezwaar. De uitspraak houdt onder meer het volgende in:
“Uit een indelingsonderzoek (…) is gebleken dat de maatschappelijk functie van uw onderneming is het vervaardigen van produkten van touw veelal in opdracht van derden te denken valt aan kabelaringen, meertrossen, stootwillen en leguanen voor sloepen en vletten, touwladders ed. welke van rechtswege ressorteert onder de werkingssfeer van sector 047. Textielindustrie.
(…)
Uw bezwaar is derhalve gegrond. [Belanghebbende] wordt met ingang van 1 januari 2007 ingedeeld in sector 047. Textielindustrie.”
2.1.6. Bij brief van 1 maart 2007 heeft de Vakraad voor de Mode-, Interieur-, Tapijt- en Textielindustrie het volgende aan belanghebbende bericht:
“Naar aanleiding van uw verschillende schriftelijk reacties op correspondentie van de Vakraad MITT naar aanleiding van uw recente registratie door de vakraad MITT bij de CAO MITT en de sociale fondsen in de bedrijfstak (…) deel ik u het volgende mee.
Uit door u verstrekte informatie blijkt dat op uw verzoek een herindeling van uw onderneming van sector 47 (textielindustrie) naar sector 17, detailhandel en ambachten, heeft plaatsgevonden door de belastingdienst. In dit verband heeft u toegelicht dat uw onderneming een ambachtelijk bedrijf is; alle scheepstoebehoren worden handmatig vervaardigd en niet machinaal en niet op industriële wijze. Het accent van de werkzaamheden ligt daarbij op het vervaardigen van kabelaringen en kopleguanen. Voor de rest betreft het het knopen van stootwillen, klimnetten, touwladders e.d. Bij uw onderneming is sinds medio 2006 1 werknemer in dienst. (…) Vooralsnog zijn wij van oordeel dat uw onderneming bij nadere overweging niet onder de werkingssfeer van de CAO MITT en de sociale regelingen in de sector valt (…)”
2.1.7. Bij brief van 1 juni 2007 heeft de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds Mode-, Interieur-, Tapijt- en Textielindustrie het volgende aan belanghebbende bericht:
“Onlangs ontvingen wij bericht van de Vakraad MITT dat uw aansluiting bij CAO MITT met terugwerkende kracht geannuleerd is.
Hierbij delen wij u mede dat uw aansluiting bij de pensioenregeling van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds Mode-, Interieur-, Tapijt- en Textielindustrie hiermee eveneens geannuleerd is.”
2.1.8. Op 27 september 2007 heeft de inspecteur belanghebbende gehoord en het bedrijf van belanghebbende bezocht. In het verslag daarvan, waarvan een afschrift ter accordering aan belanghebbende is toegezonden, is onder meer het volgende opgenomen:
“Belanghebbendes activiteiten behelzen het maken van diverse producten voor scheepstuigage uit van derden betrokken touw en soms staaldraad. Deze activiteiten staan niet met name genoemd in de regeling Wfsv. Wél staan onder sector 47, Textielindustrie, bij punt 6, sub g vermeld de touwslagerijen. Kijkend naar typen ondernemingen, waarmee de meeste verwantschap bestaat ligt het in de rede bij de touwslagerijen aansluiting te zoeken en daarom belanghebbende bij sector 47, Textielindustrie in te delen. Daarop is dan ook de nu bestreden uitspraak op bezwaar gebaseerd.
[Belanghebbende] geeft uitleg over zijn bedrijf en heeft ter verduidelijking van zijn werkzaamheden een fotoboek gemaakt met allerlei producten en projecten die hij heeft gemaakt. Het bedrijf is uniek in zijn soort in Nederland. Men knoopt handmatig producten van touw t.b.v. de scheepvaart en andere opdrachtgevers. Het touw wordt bij derden ingekocht en verwerkt tot het eindproduct van het bedrijf. (…) Vroeger werd dit ambacht uitgeoefend op de oude rijkswerf van de Marine. Nadat deze werd opgeheven is [belanghebbende] in 1997 voor zichzelf begonnen. Destijds is het bedrijf door de toenmalige GAK ingedeeld in sector 12 Metaalnijverheid. In 1999 is er een onderzoek ter plaatse geweest door de toenmalige GAK en is het bedrijf met terugwerkende kracht per 1 september 1998 ingedeeld in sector 47, Textielindustrie. Op 28 december 2006 is een verzoek gedaan tot herindeling, vervolgens is het bedrijf m.i.v. 1 januari 2007, ingedeeld in sector 17, Detailhandel en ambachten. Tegen deze beslissing kwam belanghebbende bij brief van 8 februari 2007 in bezwaar; [belanghebbende] wilde ingedeeld worden in sector 55, Overige takken van bedrijf en beroep.
Al snel tijdens het gesprek blijkt dat alles wat er wordt gemaakt zeer ambachtelijk is en geheel naar de wensen van de afnemers met de hand in elkaar wordt gezet. Van de zijde van de Belastingdienst wordt dan ook duidelijk dat sector 47, Textielindustrie niet de juiste sector is (met touwslagerij heeft dit alles niets te maken) maar sector 17, Detailhandel en ambachten de juiste zou moeten zijn. [Belanghebbende] kan zich niet vinden in deze sector omdat hij geen detailhandel is. (…) Hierop volgt een rondleiding door het bedrijf en dit sterkt de Belastingdienst alleen maar in de keuze voor sector 17, Detailhandel en ambachten.
[Belanghebbende] geeft aan zich in sector 17 in elk geval beduidend beter te kunnen herkennen dan in sector 47.”
2.1.9. Naar aanleiding van het hoorgesprek en het bedrijfsbezoek heeft de inspecteur nader het standpunt ingenomen dat belanghebbende per 1 januari 2007 dient te worden ingedeeld in sector 17 Detailhandel en ambachten. Belanghebbende heeft in een reactie op het hoorverslag onder meer het volgende aan de inspecteur bericht:
“Het hoorverslag geeft een juiste weergave van het gesprek.
Met deze reactie geven wij aan door te willen gaan met het beroep.
(…)
Nadat we veel onderzoek en navraag gedaan hebben via internet en bij instanties zoals het Hoofd Bedrijfschap Detailhandel, het Hoofd Bedrijfschap Ambachten en de website van de Overheid zijn wij tot de conclusie gekomen dat geen van deze informatiebronnen ons voldoende duidelijkheid kon verschaffen.
Als bijlage heb ik een overzicht gedaan van de CAO’s die binnen de sector Detailhandel bekend zijn en zoals u kunt zien is er niet één bij die aansluit bij datgene wat er gedaan wordt bij [belanghebbende]. Dit gegeven heeft mij gesterkt in de gedachte dat wij toch in de sector 55 “Overigen takken van bedrijf en beroep” thuis horen.
In het hoorverslag op bladzijde 2 in de 3e alinea heeft u al te kennen gegeven dat het bedrijf “uniek” is in zijn soort in Nederland, en dat is toch veelzeggend.
Indeling op basis van assimilatie is, mijns inziens dan ook, in dit geval niet gelukt en vraagt wellicht om een aanpassing van de “opsomming van de bedrijfsvormen” binnen de Regeling Wfsv.”
2.1.10. Bij brief van 17 oktober 2007, getiteld “gewijzigde uitspraak op bezwaar”, heeft de inspecteur belanghebbende het volgende bericht:
“U hebt beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van Belastingdienst P d.d. 19 maart 2007; bij die beslissing is bevestigd, dat uw bedrijf per 1 januari 2007 heringedeeld werd vanuit sector 17, Detailhandel en ambachten naar sector 48, Textielindustrie.
Ik heb deze zaak nader bezien en deze brief bevat een gewijzigde uitspraak op bezwaar als bedoeld in art. 6:18 Algemene wet bestuursrecht.
(…)
Ik verklaar uw bezwaar gegrond in zoverre dat indeling in sector 48, Textielindustrie voor onjuist moet worden gehouden. De door u gewenste herindeling naar sector 55, Overige takken van bedrijf en beroep kan echter geen doorgang vinden. Herindeling per 1 januari 2007 naar sector 48 Textielindustrie wordt gewijzigd in herindeling per 1 januari 2007 naar sector 17, Detailhandel en ambachten.”
Bij brief van eveneens 17 oktober 2007 heeft de inspecteur op de voet van artikel 6:18, tweede lid, Awb van het hiervoor vermelde besluit onverwijld mededeling gedaan aan het Hof
Het geschil
2.2. In geschil is in welke sector het bedrijf van belanghebbende dient te worden ingedeeld. De inspecteur stelt zich daarbij uiteindelijk op het standpunt dat indeling dient plaats te vinden in sector 17. Detailhandel en ambachten; belanghebbende bepleit indeling in sector 55. Overige takken van bedrijf en beroep.
Standpunten van partijen
2.3. Voor de standpunten van partijen wordt verwezen naar de gedingstukken.
Het toepasselijke recht
2.4.1. Met ingang van 1 januari 2006 is in werking getreden de Wet financiering sociale verzekeringen, hierna (ook) aangeduid als Wfsv (Wet van 16 december 2004, Stb. 2005, 36).
Artikel 95 (Sectorindeling) van de Wfsv houdt in:
1. Bij regeling van Onze Minister, na overleg met Onze Minister van Financiën en nadat hij het UWV in de gelegenheid heeft gesteld daarover advies uit te brengen, wordt het bedrijfs- en beroepsleven ingedeeld in sectoren, waarbij elke sector één of meer takken van bedrijf of beroep of gedeelten daarvan omvat en kan een sector worden onderverdeeld in sectoronderdelen, waarbij elk sectoronderdeel de bedrijfsactiviteiten van één of meer werkgevers omvat.
2. Indien een sector in sectoronderdelen is ingedeeld, stelt de inspecteur ten aanzien van elke bij de betrokken sector aangesloten werkgever bij voor bezwaar vatbare beschikking vast bij welk sectoronderdeel de werkgever behoort of bij welk sectoronderdeel de werkzaamheden die hij doet verrichten, behoren.
Artikel 96 (Aansluiting bij sector) van de Wfsv houdt in:
1. Een werkgever is van rechtswege aangesloten bij de op grond van artikel 95 vastgestelde sector waartoe de werkzaamheden behoren die hij als werkgever doet verrichten.
(…)
2.4.2. Eveneens op 1 januari 2006 is in werking getreden de Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Staatssecretaris van Financiën van 2 december 2005, Directie Sociale Verzekeringen, nr. SV/F&W/05/96420, ter uitvoering van de Wet financiering sociale verzekeringen (Regeling Wfsv).
Artikel 5.1. (Indeling in sectoren) van de Regeling Wfsv houdt, voor zover hier van belang, het volgende in:
Het bedrijfs- en beroepsleven wordt ingedeeld in de volgende genummerde sectoren, bedoeld in artikel 95 van de Wfsv:
(…)
17. Detailhandel en ambachten
(…)
47. Textielindustrie
(…)
55. Overige takken van bedrijf en beroep
(…)
Bijlage I bij artikel 5.1 van de Regeling Wfsv houdt, voor zover hier van belang, het volgende in:
Bijlage
(…)
17. Detailhandel en ambachten, omvattende:
A. Detailhandel
(…)
B. Ambachten: Hier worden bedoeld ambachten die geen grootindustrie naast zich vinden, zoals bijvoorbeeld verzorgings- en dienstverlenende bedrijven, waaronder:
1. Kappersbedrijven.
2. Schoonheidsinstituten.
3. Schoenreparatiebedrijven.
4. Maatschoenbedrijven.
5. Schoorsteenvegersbedrijven.
6. Begrafenisondernemingen.
7. Zeilmakerijen (waaronder vlaggen).
8. Tandtechnische werkplaatsen.
9. Paramentenateliers.
10. Woningstoffeerdersbedrijf.
11. Behangersbedrijf.
C. Huishoudelijk personeel
(…)
47. Textielindustrie, omvattende:
(…)
6. Bastvezelindustrie en aanverwante industrieën:
(…)
a. Hennep
b. Jute
c. Sisal en manilla
(…)
g. Touwslagerijen
(…)
10. Het vervaardigen en herstellen van netten, de twijnerij daaronder begrepen.
(…)
55. Overige takken van bedrijf en beroep, omvattende:
1. Rayonindustrie.
2. Vlasbewerkende industrie.
3. Poetsdoekenindustrie.
4. Kaaspakkersbedrijf.
5. Vervaardiging van wasdoek.
6. Overige niet-genoemde groepen welke niet verwant zijn aan de in de andere onderdelen vermelde takken van bedrijf en beroep, zoals het exploiteren van dierenasiels, het manegebedrijf, het exploiteren van rijwielbewaarplaatsen en van parkeerplaatsen voor auto’s en dergelijke.
(…)
Artikel 5.2. (Werkzaamheden in bijlage) van de Regeling Wfsv houdt, voor zover hier van belang, het volgende in:
Tot elke sector van het bedrijfs- en beroepsleven worden gerekend de werkzaamheden verricht in de takken van bedrijf of beroep of gedeelten daarvan welke in de bij deze regeling behorende bijlage 1 zijn vermeld. (…)
Artikel 5.3. (Werkzaamheden niet in bijlage) van de Regeling Wfsv houdt het volgende in:
Werkzaamheden verricht in takken van bedrijf en beroep welke niet in bijlage 1 bij deze regeling zijn vermeld, worden geacht te behoren tot een sector van het bedrijfs- en beroepsleven waartoe takken van bedrijf en beroep behoren waarin werkzaamheden worden verricht welke naar de aard het meest met de eerstbedoelde werkzaamheden overeenkomen.
2.4.3. De huidige wettelijke regeling inzake de sectorindeling gaat terug op oudere regelgeving waarvoor het Hof verwijst naar zijn uitspraak van 11 juli 2007, kenmerk 07/00007.
Beoordeling
2.5.1. Het Hof stelt voorop dat voorwerp van deze beroepsprocedure is de uitspraak op bezwaar van 19 maart 2007. Het Hof gaat er op de voet van artikel 6:19, eerste lid, Awb, van uit dat het beroep mede is gericht tegen het onder 2.1.10 vermelde wijzigingsbesluit van 17 oktober 2007.
2.5.2. De uitspraak op bezwaar houdt de mededeling in dat belanghebbende met ingang van 1 januari 2007 is ingedeeld in sector 47. Textielindustrie, als bedoeld in de Regeling Wfsv.
Ingevolge artikel 96, eerste lid, Wfsv is een werkgever van rechtswege aangesloten bij de op grond van artikel 95 Wfsv vastgestelde sector waartoe de werkzaamheden behoren die hij als werkgever doet verrichten. Ingevolge artikel 95, eerste lid, Wfsv, deelt Onze Minister het bedrijfs- of beroepsleven in sectoren in. Aan deze indeling is uitvoering gegeven in de Regeling Wfsv.
2.5.3. Ingevolge artikel 5.2 Regeling Wfsv worden tot een sector gerekend de werkzaamheden, verricht in de takken van bedrijf of beroep als vermeld in de bijlage bij de Regeling Wfsv. Ingevolge artikel 5.3 Regeling Wfsv worden werkzaamheden, verricht in takken van bedrijf of beroep die niet in de bijlage zijn vermeld, geacht te behoren tot de sector waartoe (naar het Hof begrijpt: wél in de bijlage vermelde) takken van bedrijf en beroep behoren, waarin werkzaamheden worden verricht die naar hun aard het meest met de (niet rechtstreeks volgens de bijlage in te delen) werkzaamheden overeenkomen.
2.5.4. Nu het ingevolge artikel 96, eerste lid, Wfsv een indeling ‘van rechtswege’ betreft, houdt de te verrichten toetsing naar ’s Hofs oordeel in dat wordt nagegaan of de werkzaamheden die belanghebbende doet verrichten, beoordeeld naar hun essentiële kenmerken, rechtstreeks (via artikel 5.2 Regeling Wfsv) dan wel door de methode van vergelijking (via artikel 5.3 Regeling Wfsv) zijn te rangschikken onder een omschrijving van de takken van bedrijf of beroep (sectoromschrijving) in de bijlage bij de Regeling Wfsv. De hier bedoelde toetsing is een zogenoemde ‘volle toetsing’; het Hof volstaat niet met de beoordeling of de inspecteur zich in redelijkheid op het door hem ingenomen standpunt heeft kunnen stellen.
2.5.5. Nu de wetgever geen nadere aanwijzingen heeft gegeven omtrent de uitleg van de omschrijvingen in de bijlage bij de Regeling Wfsv, zal het Hof bij die uitleg uitgaan van het normale spraakgebruik.
2.5.6. Gelet op de aard en de structuur van de onderhavige regelgeving neemt het Hof bij de te verrichten toetsing voorts, in overeenstemming met de vaste jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep – de tot 1 januari 2006 in eerste en enige instantie bevoegde rechter inzake sectorindeling – tot richtsnoer dat de indeling van een werkgever in een sector dient plaats te vinden op basis van de functie van de onderneming van die werkgever in het maatschappelijke verkeer. Dit houdt, meer in het bijzonder in, dat het Hof de essentiële kenmerken van de werkzaamheden van belanghebbende zal duiden in economisch-functionele termen, en dat het Hof bij de uitleg van de omschrijvingen in de bijlage bij de Regeling Wfsv zal uitgaan van het normale spraakgebruik in het (bedrijfs)economische verkeer.
2.5.7. Belanghebbende stelt zich, samengevat weergegeven, op het standpunt dat zijn bedrijf een bijzonder ambacht uitoefent dat niet zomaar in een sector is in te delen en daarom thuishoort in de sector ‘Overigen’ (sector 55. Overige takken van bedrijf en beroep). Indeling bij een groot geheel als de textielsector (sector 47. Textielindustrie) zou afbreuk doen aan het vak. Indeling bij sector 17. Detailhandel en Ambachten past niet omdat belanghebbende geen detailhandel drijft; de bedrijfomschrijving bij de Kamer van Koophandel is eigenlijk onjuist en zal worden veranderd in ‘het ambachtelijk bewerken van touw en staaldraad’. Geen van de CAO’s die gelden binnen de sector Detailhandel en Ambachten sluit aan bij het bedrijf van belanghebbende.
2.5.8. De inspecteur stelt zich, samengevat weergegeven, op het standpunt dat de kernfunctie van belanghebbende het in opdracht handmatig vervaardigen van producten van touw is. Dit is typisch een ambachtelijk bedrijf dat kan worden geassimileerd aan de deelgroep Ambachten in sector 17. Detailhandel en Ambachten. Dat belanghebbende geen detailhandel drijft, doet aan deze indeling niet af omdat in deze sector, naast de categorie Huishoudelijk personeel, de los van elkaar staande categorieën Detailhandel en Ambachten zijn opgenomen.
2.5.9. Tussen partijen is niet in geschil dat het bedrijf van belanghebbende een zeer bijzonder, zo niet uniek, ambachtelijk bedrijf is. Ook het Hof is op grond van hetgeen is komen vast te staan over de werkzaamheden van het bedrijf, van oordeel dat sprake is van een typisch ambachtelijk bedrijf. Beoordeeld naar het normale spraakgebruik kan het bedrijf op de voet van artikel 5.2. Regeling Wfsv rechtstreeks worden gerangschikt onder de omschrijving ‘Ambachten’ als categorie B van sector 17. Ook vanuit het bedrijfseconomisch gezichtspunt is deze indeling juist; het Hof neemt hierbij in aanmerking dat met de categorie ‘Ambachten’ blijkens de gegeven omschrijving daarvan met name is gedoeld op ‘ambachten die geen grootindustrie naast zich vinden’; dit doet recht aan de uniciteit van de werkzaamheden van het bedrijf. Dat het (unieke) bedrijf van belanghebbende niet gemakkelijk kan worden geassimileerd met de meer specifiek (doch niet uitputtend) opgesomde bedrijfsomschrijvingen onder de categorie Ambachten – alleen het onderdeel Zeilmakerij komt enigszins in de buurt – doet aan het voorgaande niet af omdat rangschikking op de voet van artikel 5.2. van de regeling Wfsv voorafgaat aan rangschikking via assimilatie op de voet van artikel 5.3.
2.5.10. De door belanghebbende aangevoerde argumenten tegen indeling onder sector 17. doen aan het oordeel van het Hof niet af. Het niet aangesloten (kunnen) zijn bij enige CAO voor onder sector 17. vallende bedrijven is voor voor de sectorindeling op basis van de Wfsv en de Regeling Wfsv zonder betekenis. Dat het bedrijf van belanghebbende geen detailhandel uitoefent, doet aan de indeling onder de categorie ‘Ambachten’ niet af omdat in sector 17. sprake is van drie naast elkaar staande categorieën, te weten Detailhandel, Ambachten en Huishoudelijk personeel. Om tot de categorie Ambacht te worden gerekend, behoeft een bedrijf dus niet (tevens) een detailhandel te drijven, en vice versa.
2.5.11. De argumenten van belanghebbende vóór indeling in sector 55. Overige takken van bedrijf en beroep acht het Hof niet sterk omdat de werkzaamheden van het bedrijf van belanghebbende met geen van de groep van bedrijven die onder sector 55. worden omschreven kunnen worden geassimileerd; voor het overige komt het het Hof voor dat sector 55. met zijn zeer ongelijksoortige bedrijfsomschrijvingen het karakter van een restpost heeft die niet behoort te worden benut indien de te beoordelen bedrijfsactiviteiten – zoals hier het geval is – volgens normaal spraakgebruik en op bedrijfseconomische gronden redelijkerwijs onder een meer specifiek omschreven categorie kunnen worden gebracht.
2.5.12. Partijen zijn eenparig van opvatting dat indeling in sector 47. Textielindustrie niet passend is voor het bedrijf van belanghebbende. Het Hof vindt onvoldoende reden om van dat gemeenschappelijke standpunt af te wijken. Ook overigens vindt het Hof geen aanleiding om ambtshalve tot een andere indeling dan onder sector 17. Detailhandel en Ambachten te komen.
Proceskosten
2.6. Nu de uitspraak op bezwaar wordt vernietigd, zijn termen aanwezig de inspecteur op de voet van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht en het daarbij behorende Besluit proceskosten bestuursrecht te veroordelen in de kosten die belanghebbende voor het voeren van de beroepsprocedure heeft moeten maken. Als zodanig komen voor vergoeding in aanmerking de reiskosten van belanghebbende voor het bijwonen van de zitting ten bedrage van € 30. Belanghebbende heeft afgezien van het claimen van verletkosten. Overige voor vergoeding in aanmerking komende kosten zijn niet gesteld of gebleken.
3. Beslissing
Het Hof:
- verklaart het beroep gegrond,
- vernietigt de uitspraak op bezwaar,
- bevestigt de wijzigingsbeschikking van 17 oktober 2007 waarbij belanghebbende is ingedeeld in sector 17. Detailhandel en ambachten,
- veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 30 en wijst de Staat aan als de rechtspersoon die dit bedrag aan belanghebbende dient te vergoeden,
- gelast dat de Staat aan belanghebbende vergoedt het door deze voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht van € 285.
Aldus vastgesteld door mrs. P.F. Goes, voorzitter, E.A.G. van der Ouderaa en J. den Boer leden van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. J. Couperus als griffier. De beslissing is op 26 maart 2008 in het openbaar uitgesproken.
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.