Gerechtshof Amsterdam, 30-05-2008, BD3063, 07/00234
Gerechtshof Amsterdam, 30-05-2008, BD3063, 07/00234
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 30 mei 2008
- Datum publicatie
- 4 juni 2008
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2008:BD3063
- Zaaknummer
- 07/00234
- Relevante informatie
- Gemeentewet [Tekst geldig vanaf 01-04-2023 tot 01-01-2024] art. 223
Inhoudsindicatie
Een vakantiehuisje dat vanaf de aankoop ervan uitsluitend is bestemd voor de verhuur wordt in de periode dat het (nog) niet wordt verhuurd niet door de eigenaar voor zich of zijn gezin ter beschikking gehouden.
Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
Kenmerk P07/00234
uitspraak van de twaalfde enkelvoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
X,
wonende te Z,
belanghebbende,
tegen de uitspraak in de zaak no. 06/27 FB van de rechtbank Alkmaar van 2 april 2007 in het geding tussen
belanghebbende
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Zijpe,
de heffingsambtenaar.
1. Ontstaan en loop van het geding
De heffingsambtenaar heeft met dagtekening 15 november 2005 aan belanghebbende voor het jaar 2004 een aanslag in de forensenbelasting opgelegd ten bedrage van € 390,92.
Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak, gedagtekend 9 december 2005, het bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 2 april 2007, verzonden op 4 april 2007, heeft de rechtbank Alkmaar (hierna: de rechtbank) het daartegen door belanghebbende ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij beroepschrift van 7 mei 2007, bij het Hof ingekomen op 7 mei 2007.
De inspecteur heeft bij brief 8 juni 2007 voor zijn verweer verwezen naar de reeds - bij de rechtbank - ingediende stukken.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 maart 2008. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is aangehecht.
2. Overwegingen
2.1. Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting stelt het Hof, mede in aanvulling op de door de rechtbank vastgestelde feiten, de volgende feiten vast.
2.1.1. De aanslag is opgelegd op grond van de Verordening op de heffing en invordering van de Forensenbelasting 2004, vastgesteld bij besluit van de gemeenteraad van de gemeente Zijpe van 11 november 2003 (de Verordening).
2.1.2. Krachtens artikel 2, lid 1, van de Verordening wordt onder de naam ‘forensenbelasting’ een directe belasting geheven van de natuurlijke personen, die, zonder de in gemeente hoofdverblijf te hebben, er op meer dan 90 dagen van het belastingjaar voor zich of hun gezin een gemeubileerde woning beschikbaar houden.
2.1.3. Belanghebbende heeft sinds 1 september 2004 het genot krachtens eigendom van het gemeubileerde vakantiehuisje a-straat 1te Q, gemeente Zijpe (hierna: het vakantiehuisje).
2.1.4. Het vakantiehuisje wordt vanaf het jaar 2005 door bemiddeling van het VVV-Bemiddelingsbureau Kop van Noord-Holland, verhuurd aan derden.
2.1.5. Belanghebbende had in het jaar 2004 zijn hoofdverblijf niet in de gemeente Zijpe.
2.2. Geschil
In geschil is of belanghebbende in het jaar 2004 het vakantiehuisje voor zich of zijn gezin ter beschikking heeft gehouden gedurende een periode van meer dan 90 dagen.
2.3. Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard. Aan deze beslissing liggen onder meer de volgende overwegingen ten grondslag, waarbij belanghebbende is aangeduid als ‘eiser’ en het vakantiehuisje als ‘zomerhuis’:
“6. De rechtbank overweegt dat de betekenis van het woord ‘forens’ in het spraakgebruik niet van belang is bij de heffing van forensenbelasting (...)
7. Eiser heeft zijn zomerhuis (...) vanaf 1 september 2004. In het belastingjaar 2004 heeft hij het dus meer dan negentig dagen in bezit gehad. Hij heeft het zomerhuis dat jaar niet verhuurd. De rechtbank moet dan ook concluderen dat eiser zijn zomerhuis in 2004 op meer dan negentig dagen voor zichzelf beschikbaar heeft gehouden. Dat hij er niet negentig dagen gebruik van heeft gemaakt, is niet van belang.”
2.4. Standpunten van partijen
Voor de standpunten van partijen wordt verwezen naar de stukken van het geding.
2.5. Beoordeling van het geschil in hoger beroep
2.5.1. Vaststaat dat belanghebbende in het jaar 2004 niet zijn hoofdverblijf had in de gemeente Zijpe, dat hij in dat jaar gedurende meer dan 90 dagen eigenaar was van een gemeubileerd vakantiehuisje in die gemeente en dat hij zijn recht op het gebruik van dat huisje in die periode niet had afgestaan.
2.5.2. De heffingsambtenaar stelt dat deze feiten voldoende zijn voor het oordeel dat belanghebbende het vakantiehuisje voor zich of zijn gezin beschikbaar heeft gehouden en dat dit - overeenkomstig het in de gemeente Zijpe gevoerde beleid ter zake - slechts anders is indien belanghebbende een contract kan overleggen waaruit blijkt dat het vakantiehuisje krachtens verhuur niet aan hem ter beschikking heeft gestaan.
2.5.3. Belanghebbende betwist deze stelling en voert aan dat het vakantiehuisje is aangekocht met de bedoeling het uitsluitend voor de verhuur te gebruiken, dat ten tijde van de aankoop het hoogseizoen was afgelopen, dat om die reden eerst met ingang van het nieuwe jaar gebruik kon worden gemaakt van de diensten van het VVV-Bemiddelingsbureau, dat het nimmer de bedoeling is geweest het vakantiehuisje voor hemzelf of zijn gezin beschikbaar te houden en dat het huisje ook niet door hen is gebruikt.
2.5.4. Het Hof acht het door belanghebbende gestelde aannemelijk. Daarbij hecht het Hof mede betekenis aan het feit, dat belanghebbende op 3 januari 2005 een bemiddelingsopdracht tot verhuur van het vakantiehuisje heeft gegeven aan het VVV-Bemiddelingsbureau. In dat geval is sprake van een vakantiehuisje dat vanaf de aankoop ervan door belanghebbende uitsluitend is bestemd voor de verhuur, zodat niet geoordeeld kan worden dat hij het vakantiehuisje voor zich of zijn gezin ter beschikking heeft gehouden. Dat deze bestemming voor het jaar 2004 niet uit een contract blijkt, doet daar niet aan af.
2.5.5. ’s Hofs oordeel brengt mee dat er geen grond is voor het opleggen van een aanslag in de forensenbelasting. De desondanks opgelegde aanslag dient te worden vernietigd. Het Hof kan om die reden voorbijgaan aan de overige grieven van belanghebbende.
2.6. Slotsom
De slotsom is dat het hoger beroep gegrond is.
2.7. Proceskosten
Belanghebbende heeft recht op vergoeding van het griffierecht in beide instanties en op vergoeding van proceskosten op de voet van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. Met inachtneming van het Besluit proceskosten bestuursrecht wordt de vergoeding gesteld op € 34,10 in beroep en € 28,50 in hoger beroep wegens reiskosten Velp-Alkmaar v.v. en Velp-Amsterdam v.v.
3. Beslissing
Het Hof:
- vernietigt de uitspraak van de rechtbank;
- vernietigt de uitspraak van de heffingsambtenaar;
- vernietigt de aanslag;
- veroordeelt de heffingsambtenaar in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 62,60 en wijst de gemeente Zijpe aan als de rechtspersoon die deze kosten aan belanghebbende moet vergoeden;
- gelast dat de gemeente Zijpe aan belanghebbende vergoedt het door deze voor de behandeling van het beroep en hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal (37+106=) € 143.
Aldus vastgesteld door mr. O.B. Onnes, lid van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. E.G. van der Laan als griffier. De beslissing is op 30 mei 2008 in het openbaar uitgesproken.
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.