Home

Gerechtshof Amsterdam, 28-10-2008, BG3324, 07/00547

Gerechtshof Amsterdam, 28-10-2008, BG3324, 07/00547

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
28 oktober 2008
Datum publicatie
5 november 2008
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2008:BG3324
Zaaknummer
07/00547
Relevante informatie
Algemene wet bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 01-06-2023 tot 01-07-2023] art. 6:9

Inhoudsindicatie

De rechtbank heeft de uitspraak op bezwaar vernietigd en het bezwaar wegens overschrijding van de bezwaarstermijn niet-ontvankelijk verklaard. Gelet op de dagtekening van het bezwaarschrift, de verklaringen van belanghebbende over het posten ervan en de verklaring van verweerder dat het gelet op de poststempel mogelijk is dat het bezwaarschrift tijdig in de brievenbus is gedaan, acht het Hof aannemelijk dat belanghebbende het bezwaarschrift tijdig ter post heeft bezorgd. Nu het Hof aannemelijk acht dat het bezwaarschrift tijdig ter post is bezorgd en vasstaat dat het binnen de daarvoor gestelde termijn is ontvangen, is het door belanghebbende ingestelde bezwaar tijdig ingediend en dient op grond daarvan ontvankelijk te worden verklaard.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Kenmerk P07/00547

vijfde enkelvoudige belastingkamer

proces-verbaal

van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep van

[X],

wonende te [Z],

belanghebbende,

tegen de uitspraak in de zaak nummer SBR 06/562 van de rechtbank Utrecht (hierna: de rechtbank) van 3 juli 2007 in het geding tussen

belanghebbende

en

de heffingsambtenaar van het hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden,

de heffingsambtenaar.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 oktober 2008. Aldaar is in persoon verschenen belanghebbende, alsmede [Y] namens de heffingsambtenaar.

Beslissing

Het Hof:

- verklaart het hoger beroep gegrond;

- vernietigt de uitspraak van de rechtbank;

- verklaart het bezwaar ontvankelijk;

- wijst de zaak terug naar de rechtbank voor een hernieuwde behandeling van het beroep;

- veroordeelt de heffingsambtenaar in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 17 en wijst het hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden aan deze kosten aan belanghebbende te vergoeden;

- gelast dat het hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden aan belanghebbende vergoedt het door deze voor de behandeling van het hoger beroep betaalde griffierecht van € 106.

Gronden

1. De heffingsambtenaar heeft met dagtekening 29 april 2005 aan belanghebbende voor het jaar 2005 een aanslag omslagheffing opgelegd ten bedrage van € 34,33.

2. Belanghebbende heeft bij brief van 10 juni 2005 een bezwaarschrift ingediend, dat door de heffingsambtenaar op 14 juni 2005 is ontvangen. De heffingsambtenaar heeft in de uitspraak gesteld dat belanghebbende tijdig en op de juiste manier bezwaar had ingesteld en hij heeft vervolgens de aanslag gehandhaafd.

3. De rechtbank heeft de uitspraak op bezwaar vernietigd en het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft - onder meer - het volgende overwogen:

“2.2. De rechtbank stelt vast dat eisers bezwaar is gericht tegen het besluit van 29 april 2005. De termijn om bezwaar in te stellen tegen dit besluit is, gelet op het bepaalde in artikel 6:7 van de Awb en artikel 22j van de AWR, aangevangen op 30 april 2005 en geëindigd op 10 juni 2005.

(…)

2.3. Het bezwaarschrift van eiser bevond zich in een envelop waarop een poststempel met de datum 12 juni 2005 leesbaar is. Hieruit kan worden afgeleid dat het bezwaarschrift op 12 juni 2005 is verzonden, waarna het op 14 juni 2005 is ingekomen bij verweerder. Eiser heeft derhalve de voor het instellen van het bezwaar gestelde termijn niet in acht genomen. Eiser heeft zijn stelling, dat hij het bezwaarschrift op 10 juni 2005 heeft gepost, niet aannemelijk gemaakt.”

4. Op grond van artikel 6:9, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) is een bezwaarschrift bij verzending per post tijdig ingediend indien het voor het einde van de in artikel 6:7 van de Awb genoemde termijn van zes weken ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.

Een poststuk is reeds ter post bezorgd op het moment dat het - voor zover hier van belang - in de brievenbus is gedeponeerd.

Het Hof stelt vast dat het bezwaarschrift op 14 juni 2005, en dus niet later dan een week na afloop van de wettelijke termijn door de heffingsambtenaar is ontvangen. Hieruit volgt dat in dit geval het bezwaarschrift tijdig is ingediend indien het uiterlijk op 10 juni 2005 in de brievenbus is gedeponeerd.

5. Belanghebbende heeft ook in hoger beroep gesteld dat hij het bezwaarschrift op 10 juni 2005 ter post heeft bezorgd. Ter zitting in hoger beroep heeft hij aangevoerd dat hij het bezwaarschrift op vrijdag 10 juni 2005 tussen 16.00 uur en 18:00 uur heeft gepost en dat hij zich dat nog herinnert omdat het koopavond was. De buslichting had nog niet plaatsgevonden omdat de brievenbus nog vol zat. Op de bus staat dat deze wordt gelicht om 19.00 uur, aldus belanghebbende.

6. De heffingsambtenaar heeft ter zitting in hoger beroep verklaard dat het, gelet op de poststempel van 12 juni 2005, zeer wel mogelijk is dat belanghebbende het bezwaarschrift heeft gepost op vrijdag 10 juni 2005, maar dat daar niet zonder meer vanuit kan worden gegaan, omdat het ook mogelijk is dat belanghebbende de brief op zaterdag of zondag heeft gepost. Hij betwist dan ook de tijdigheid van de terpostbezorging.

7. De heffingsambtenaar heeft ter zitting in hoger beroep de enveloppe getoond waarin belanghebbende het bezwaarschrift heeft verstuurd. Het Hof heeft evenals de rechtbank geconstateerd dat daarop een poststempel met de datum 12 juni 2005 leesbaar is. Gelet op de dagtekening van het bezwaarschrift van 10 juni 2005, de verklaringen van belanghebbende over het posten van het bezwaarschrift en de verklaring van verweerder dat het gelet op de poststempel mogelijk is dat het bezwaarschrift op 10 juni 2005 in de brievenbus is gedaan, acht het Hof het aannemelijk dat belanghebbende het bezwaarschrift op 10 juni 2005 ter post heeft bezorgd.

8. Het vorenoverwogene brengt mee dat het door belanghebbende ingestelde bezwaar binnen de daarvoor gestelde termijn is ingediend en op grond daarvan ontvankelijk dient te worden verklaard.

9. De slotsom is dat het hoger beroep gegrond is. De uitspraak van de rechtbank dient te worden vernietigd. Het Hof zal overeenkomstig het verzoek van belanghebbende de zaak voor een inhoudelijke beoordeling terugwijzen naar de rechtbank.

10. Belanghebbende heeft recht op vergoeding van het griffierecht in hoger beroep en op vergoeding van proceskosten op de voet van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. Met inachtneming van het Besluit proceskosten bestuursrecht wordt de vergoeding gesteld op € 17 in hoger beroep, zijnde de geschatte reiskosten per openbaar vervoer voor het bijwonen van de zitting.

De mondelinge uitspraak is gedaan op 28 oktober 2008 door mr. J.P.A. Boersma, lid van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. M.H. Hogendoorn als griffier. De beslissing is op die datum in het openbaar uitgesproken. Hiervan is dit proces-verbaal opgemaakt, ondertekend door het lid van de belastingkamer en de griffier.

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Tenzij de Hoge Raad anders bepaalt, zal het gerechtshof deze mondelinge uitspraak vervangen door een schriftelijke. In dat geval krijgt u de gelegenheid de gronden van het beroep in cassatie alsnog aan te voeren of aan te vullen.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.