Gerechtshof Amsterdam, 28-11-2008, BG5761, 08/00782
Gerechtshof Amsterdam, 28-11-2008, BG5761, 08/00782
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 28 november 2008
- Datum publicatie
- 3 december 2008
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2008:BG5761
- Zaaknummer
- 08/00782
Inhoudsindicatie
Vervolg van BNB 2008/246. Parkeerbelasting. Heffingsambtenaar maakt door middel van in schermprint opgenomen bevindingen van controleur aannemelijk dat de belasting niet was voldaan.
Uitspraak
GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
Eerste Meervoudige Belastingkamer
UITSPRAAK
- na verwijzing door de Hoge Raad der Nederlanden - op het beroep van X te Z, be-langhebbende,
tegen
een uitspraak van de heffingsambtenaar van de gemeente Rotterdam, de heffingsamb-tenaar.
1. Loop van het geding
1.1. Ter zake van parkeren met een personenauto die bij belanghebbende in gebruik was is op 24 juli 2004 een naheffingsaanslag in de parkeerbelasting van de gemeente Rotterdam opgelegd ten bedrage van € 46,25. Het door belanghebbende ingediende bezwaarschrift tegen deze naheffingsaanslag is door de heffingsambtenaar afgewe-zen.
1.2. Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Gerechtshof te ‘s-Gravenhage. Het Gerechtshof te ‘s-Gravenhage heeft bij zijn mondelinge uitspraak van 12 april 2006, vervangen door een schriftelijke uitspraak van 5 juli 2006, - voor zover hier van belang - dat beroep gegrond verklaard en de uitspraak van de heffings-ambtenaar en de naheffingsaanslag vernietigd.
1.3. De heffingsambtenaar heeft tegen de schriftelijke uitspraak van het Gerechtshof te ‘s-Gravenhage beroep in cassatie ingesteld. Op 11 juli 2008 heeft de Hoge Raad der Nederlanden arrest gewezen (nr. 43.319), waarbij de uitspraak van het Gerechts-hof te ‘s-Gravenhage is vernietigd (behoudens de beslissing omtrent het griffierecht) en het geding naar dit Hof is verwezen ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van het arrest van de Hoge Raad (BNB 2008/246).
1.4. Bij brieven van 11 augustus 2008 heeft het Hof partijen in de gelegenheid ge-steld een schriftelijke toelichting in te dienen. De heffingsambtenaar heeft zulks ge-daan bij brief van 14 augustus 2008. De griffier heeft een kopie van deze brief aan belanghebbende gezonden.
1.5. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 november 2008. Ter zitting is verschenen mr. A namens de heffingsambtenaar. Belanghebbende is bij aangete-kende brief van de griffier van 13 oktober 2008 op de hoogte gesteld van dag, tijd en plaats van de mondelinge behandeling. Deze brief is op 14 oktober 2008 tevergeefs aangeboden op het adres a-straat 1 te P en vervolgens door belanghebbende niet af-gehaald op de door de besteller in een achtergelaten bericht vermelde locatie. De brief van 13 oktober 2008 is vervolgens ter griffie retour ontvangen. Nadat bij de gemeente P, afdeling Burgerzaken, bevestiging was verkregen van de adresgegevens van belanghebbende is op 10 november 2008 de uitnodiging voor het bijwonen van de zitting wederom aan belanghebbende gezonden, nu per gewone post. Belangheb-bende is niet ter zitting verschenen.
1.6. Van hetgeen ter zitting is verhandeld is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2. Tussen partijen vaststaande feiten
2.1. Op 24 juli 2004 heeft een parkeercontroleur omstreeks 15.56 uur de auto van belanghebbende met kenteken XX-XX-99 aangetroffen op een parkeerterrein aan de b-straat te Rotterdam. Deze locatie is door burgemeester en wethouders van de ge-meente Rotterdam aangewezen als een parkeerplaats voor betaald parkeren. Op het voormelde tijdstip mocht ter plaatse alleen worden geparkeerd tegen betaling van de verschuldigde parkeerbelasting.
2.2. De parkeercontroleur was van mening dat de verschuldigde parkeerbelasting niet was voldaan. Naar aanleiding daarvan is een naheffingsaanslag aan belanghebbende opgelegd ten bedrage van € 46,25, bestaande uit € 1,25 aan parkeerbelasting en € 45 aan kosten.
2.3. Tot de gedingstukken behoort een schermprint uit het registratiesysteem van de heffingsambtenaar met de gegevens van de onderhavige naheffingsaanslag. In een van de velden daarvan (‘vrije tekst’) is het volgende opgenomen:
‘KRASKAART 231295 IS OP19 JUNI EERDER GEBRUIKT MAAR DEZE DATU
M IS DICHT GEMAAKT’
3. Geschil
Tussen partijen is in geschil of de naheffingsaanslag terecht is opgelegd.
4. Standpunten van partijen
4.1. Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat de naheffingsaanslag ten onrech-te is opgelegd. Zij heeft – zakelijk weergegeven – aangevoerd dat zij wel heeft be-taald en de bewijzen naar de heffingsambtenaar heeft gezonden. Het gaat daarbij om een op genoemde datum en tijdstip geldig betaalbewijs, een dagdeelvergunning (een zogenoemde kraskaart) met nummer 57067. Kopieën van deze kraskaart behoren tot de gedingstukken. Op een van die kopieën is op de kraskaart de dagaanduiding “ZA” (voor zaterdag) opengekrast, op een andere kopie is dat niet gebeurd.
4.2. De heffingsambtenaar heeft zich op het standpunt gesteld dat de naheffingsaan-slag terecht is opgelegd en heeft daartoe – zakelijk weergegeven – aangevoerd dat aan het gebruik van dagdeelvergunningen voorwaarden zijn verbonden, dat parkeren in strijd met die voorwaarden gelijk staat aan parkeren zonder vergunning, dat vast-staat dat belanghebbende haar auto heeft geparkeerd en daarbij gebruik heeft gemaakt van een dagdeelvergunning. Nu belanghebbende, naar de parkeercontroleur heeft geconstateerd, een dagdeelvergunning met nummer 231295 in de auto had liggen en deze vergunning al eerder, namelijk op 16 (het Hof begrijpt: 19) juni 2004 al was gebruikt, en deze datum weer was dichtgemaakt, heeft belanghebbende niet aan de voorwaarden voldaan, aldus de heffingsambtenaar.
5. Beoordeling van het geschil
5.1. Op de heffingsambtenaar rust de last om te bewijzen dat belanghebbende de voor het parkeren verschuldigde belasting niet heeft voldaan.
5.2. Ter staving van zijn stelling dat belanghebbende de verschuldigde parkeerbelas-ting niet heeft voldaan, heeft de heffingsambtenaar zich beroepen op hetgeen door de parkeercontroleur ten tijde van de controle is aangetekend in diens vastleggingen en vervolgens door overbrenging van de gegevens van diens handterminal naar het regi-stratiesysteem van de heffingsambtenaar in dat systeem is opgenomen. De notatie van de parkeercontroleur houdt in dat hij heeft waargenomen dat zich in de auto van be-langhebbende slechts een als dagdeelvergunning dienende kraskaart bevond en dat vakjes op die kraskaart al op een eerdere datum waren opengekrast en vervolgens weer dichtgemaakt.
5.3. Het Hof is van oordeel dat de heffingsambtenaar met zijn verwijzing naar de door de parkeercontroleur gemaakte gedetailleerde verslaglegging van diens waar-nemingen aan de auto van belanghebbende aannemelijk heeft gemaakt dat belang-hebbende de voor het parkeren op 24 juli 2004 verschuldigde belasting niet heeft voldaan. Hetgeen belanghebbende daar tegenover heeft gesteld doet aan dit oordeel niet af.
5.4. Het vorenstaande leidt tot de slotsom dat het gelijk aan de heffingsambtenaar is.
6. Proceskosten
Nu het beroep van belanghebbende ongegrond is en zich geen bijzondere omstandig-heden voordoen, is er geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten op de voet van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
7. Beslissing
Het Hof verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld op 28 november 2008 door mr. P.M.F. van Loon, voorzitter, mr. F.J.P.M. Haas en mr. J.P.F. Slijpen, leden, in tegenwoordigheid van D.Y.L. Siu als griffier. De beslissing is op die datum in het openbaar uitgesproken.
De griffier is verhinderd deze uitspraak
mede te ondertekenen.
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.