Gerechtshof Amsterdam, 12-12-2008, BG7117, 07/00264
Gerechtshof Amsterdam, 12-12-2008, BG7117, 07/00264
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 12 december 2008
- Datum publicatie
- 17 december 2008
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2008:BG7117
- Zaaknummer
- 07/00264
Inhoudsindicatie
Belanghebbende doet een verzoek om proceskostenvergoeding, de heffingsambtenaar wijst dit verzoek af omdat geen proceshandelingen door een gemachtigde zouden zijn verricht. Het Hof verklaart het hoger beroep van de heffingsambtenaar gegrond maar bepaalt dat ook de kosten van beroepsmatige rechtsbijstand verleend voor de voorbereiding van stukken en instructie van de zaak voor vergoeding in aanmerking kunnen komen. Het Hof bepaalt de proceskostenvergoeding in bezwaar en beroep in goede justitie.
Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
Kenmerk P07/00264
uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
het hoofd van de sector Belastingen van de gemeente Haarlemmermeer,
de heffingsambtenaar,
tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk AWB 06/9581 van de rechtbank Haarlem (verder: de rechtbank) van 10 april 2007 in het geding tussen
X,
wonende te Y,
belanghebbende,
en
de heffingsambtenaar.
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1. De heffingsambtenaar heeft ingevolge artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken bij beschikking van 28 februari 2005 de waarde van de onroerende zaak […] 125 te A (hierna: de woning) voor het tijdvak van 1 januari 2005 tot en met 31 december 2006 en naar de waardepeildatum 1 januari 2003 vastgesteld op € 409.000.
1.2. Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar van 14 juli 2006 de waarde van de woning verminderd tot € 350.000. Belanghebbendes verzoek om een proceskostenvergoeding voor kosten van rechtsbijstand is daarbij afgewezen.
1.3. Belanghebbende heeft per faxbericht van 23 augustus 2006 en bij brief van dezelfde datum, ingekomen bij de rechtbank op 25 augustus 2006, tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld. Nadat de heffingsambtenaar op 4 januari 2007 had geconcludeerd tot vermindering van de vastgestelde waarde van de woning tot € 325.000 heeft belanghebbende haar beroep ingetrokken. Tegelijk met deze intrekking heeft zij de rechtbank verzocht om de heffingsambtenaar ingevolge artikel 8:75a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (verder: de Awb) bij afzonderlijke uitspraak te veroordelen in de kosten van de bezwaarprocedure en de procedure bij de rechtbank, primair tot een bedrag van € 622,26, en subsidiair tot een bedrag van € 461,26.
1.4. Bij uitspraak van 10 april 2007, verzonden op dezelfde datum, heeft de rechtbank – voor zover hier van belang – de heffingsambtenaar veroordeeld in de kosten in verband met de bezwaarfase en de behandeling van het beroep van belanghebbende tot een beloop van € 483 en de gemeente Haarlemmermeer aangewezen als de rechtspersoon die deze kosten aan belanghebbende moet voldoen.
1.5. Tegen deze uitspraak heeft de heffingsambtenaar met een ongedateerd beroepschrift , op 16 mei 2007 ingekomen bij het Hof, hoger beroep ingesteld. Bij brief van 15 juni 2007 is het beroepschrift gemotiveerd. Belanghebbende heeft bij brieven van 20 november 2007 een verweerschrift ingediend en incidenteel hoger beroep ingesteld.
De heffingsambtenaar heeft het incidentele hoger beroep beantwoord bij brief van 8 januari 2008.
1.6. Partijen hebben desgevraagd schriftelijk toestemming gegeven voor het achterwege laten van het onderzoek ter zitting.
2. Overwegingen
2.1. Feiten
2.1.1. Belanghebbende heeft het onder 1.2 bedoelde bezwaarschrift doen indienen door haar gemachtigde, haar echtgenoot Z, fiscaal jurist maar niet als zodanig werkzaam.
2.1.2. Mr. B, verbonden aan advocatenkantoor B te C, heeft aan Z een verklaring, gedateerd 3 januari 2007, verstrekt. Hierin is – voorzover van belang – het volgende opgenomen:
“ Op uw verzoek bevestig ik u hierbij nogmaals dat ik meerdere juridische advieswerkzaamheden heb verricht. Deze werkzaamheden hebben betrekking op de woz-beschikking d.d. 28-02-2005 van het pand […] 125 te A met het beschikkingsnummer […].
De werkzaamheden hebben betrekking gehad op het inhoudelijk adviseren bij het opmaken van de volgende bescheiden/stukken:
- Bezwaarschrift van 25 maart 2005
- Aanvullende gronden op het bezwaarschrift van 21 februari 2006
- Beroepschrift van 23 augustus 2006
Verder heb ik u inhoudelijke adviezen gegeven met betrekking tot uw voorbereiding voor de hoorzitting in het kader van bezwaarprocedure en adviezen inzake de e-mailcorrespondentie met […] de gemeente Haarlemmermeer in relatie tot de beroepsprocedure.
Indien u behoefte heeft aan een tussentijdse declaratie met betrekking tot de werkzaamheden tot op heden dan zal ik u deze toezenden. (…)”
2.1.3. Belanghebbende heeft bij brief van 21 februari 2006 de heffingsambtenaar verzocht om een proceskostenvergoeding in verband met de kosten van de bezwaarprocedure. De tekst van belanghebbendes brief luidt – voorzover van belang – als volgt:
“3. Gelet op de ingeschakelde professionele bijstand verzoek ik u om een proceskostenvergoeding ter bestrijding van de kosten van de bezwaarprocedure.”
2.2. Geschil
Tussen partijen is in geschil de vraag of sprake is van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand alsmede de hoogte van de proceskostenvergoeding voor de bezwaar- en beroepsprocedure.
2.3. Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft met betrekking tot de proceskosten van belanghebbende het volgende overwogen:
“2.4. Verweerder heeft naar aanleiding van het verzoek als verweer aangevoerd dat hij zich primair op het standpunt stelt dat er geen sprake is van beroepsmatig verleende bijstand, omdat er geen proceshandelingen zijn verricht door een beroepsmatig handelend rechtsbijstandverlener. Ook bestaat er geen aanleiding tot vergoeding van reis- en verletkosten vanwege het bijwonen van de hoorzitting omdat belanghebbende hiertoe in de bezwaarfase geen verzoek [toe] heeft ingediend. Van andere kosten is niet gebleken, de proceskostenvergoeding moet zich beperken tot het door eisers betaalde griffierecht. Verweerder stelt subsidiair dat, als de rechtbank van mening is dat er wel sprake is van beroepsmatig verleende bijstand dat er geen aanleiding bestaat om af te wijken van de forfaitaire bedragen die worden genoemd in het Besluit, en dat hij kan toestemmen met het door eisers genoemde bedrag van € 322,- vermenigvuldigd met een factor 0,5 dan wel 1.
2.5. De rechtbank zal het verzoek om verweerder in de proceskosten te veroordelen gedeeltelijk toewijzen.
2.6. De kosten hebben betrekking op door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand in de bezwaarfase en de procedure bij de rechtbank en komen ingevolge het bepaalde in artikel 1, eerste lid, aanhef en onder a, Besluit voor vergoeding in aanmerking.
2.7. Deze kosten zijn ingevolge het Besluit € 161,- in verband met de bezwaarprocedure en € 322,- in verband met het beroep.
2.8. Ingevolge artikel 8:41, vierde lid, Awb dient het door eisers betaalde griffierecht te worden vergoed door de gemeente Haarlemmermeer als rechtspersoon waartoe verweerder behoort.”.
2.4. Standpunten van partijen
2.4.1. De heffingsambtenaar heeft samengevat het volgende aangevoerd. De rechtbank heeft ten onrechte een proceskostenvergoeding vastgesteld aangezien noch in de bezwaarprocedure, noch in de procedure voor de rechtbank is gebleken van beroepsmatig verleende rechtsbijstand, in de zin dat proceshandelingen zouden zijn verricht door een beroepsmatig handelend rechtsbijstandverlener. Met uitzondering van de intrekking van het beroepschrift zijn alle stukken in de bezwaar- en beroepsprocedure opgesteld door belanghebbende zelf, althans Z.
Het verrichten van proceshandelingen door een beroepsmatig handelend rechtsbijstandverlener is blijkens het bepaalde in artikel 1, aanhef en onderdeel a, van het Besluit proceskosten bestuursrecht (verder: het Bpb), alsmede gelet op het bepaalde in de aanhef van de bijlage bij het Bpb, een voorwaarde voor toekenning van een vergoeding voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Nu geen proceshandelingen zijn verricht bestaat er geen ruimte voor toekenning van een vergoeding terzake.
Belanghebbende heeft bij brief van 21 februari 2006 slechts verzocht om vergoeding van kosten die verband houden met de door haar ingeroepen rechtsbijstand, niet om vergoeding van de kosten die verband houden met het bijwonen van de hoorzitting.
Voorts is het inroepen van beroepsmatige rechtsbijstand in het onderhavige geval niet redelijk geweest, nu Z zelf een fiscaal-juridische opleiding heeft genoten en de eenvoudige procedure zeer wel zelf had kunnen voeren.
2.4.2. Belanghebbende meent dat het ongedateerde hoger-beroepschrift van de heffingsambtenaar niet ontvankelijk dient te worden verklaard. Het is niet ondertekend door het hoofd van de sector belastingen van de gemeente Haarlemmermeer. Voorts is niet duidelijk wie de handtekening heeft geplaatst en of deze persoon bevoegd is een beroepschrift namens het bestuursorgaan in te dienen.
Belanghebbende stelt dat het haar ongeacht de fiscale en juridische kennis van Z volkomen vrij staat om voor het indienen van een bezwaarschrift gebruik te maken van een derde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent. In het kader van de toewijzing van een op forfaitaire grondslag te bepalen kostenvergoeding is voor een op het subject toegesneden beoordeling geen plaats. Verwezen wordt naar de uitspraak van het Gerechtshof te ’s-Gravenhage van
19 juli 2005, nr. 04/03680.
Belanghebbende heeft in het incidentele hoger beroep het Hof verzocht de uitspraak van de rechtbank te vernietigen. De rechtbank heeft verzuimd belanghebbende tegemoet te komen terzake van een kostenvergoeding voor het bijwonen van de hoorzitting door belanghebbende. Dit is niet terecht nu voor de uitspraak op bezwaar is verzocht om vergoeding van alle voor vergoeding in aanmerking komende kosten.
Belanghebbende verzoekt om vergoeding van de kosten voor het opstellen van het verweerschrift in hoger beroep van € 322 en van de kosten voor het instellen van incidenteel hoger beroep tot een bedrag van € 161. De kostenvergoeding zoals uitgesproken door de rechtbank zou aldus met een bedrag van € 483 moeten worden verhoogd. Voor het bijwonen door belanghebbende van de hoorzitting in de bezwaarprocedure dient alsnog een vergoeding van € 2,68 (reiskosten) en € 98,58, (verletkosten), in totaal € 101,26, te worden verleend.
2.5. Beoordeling van het geschil
2.5.1. Ingevolge art 6:5, eerste lid, aanhef en onder b, van de Awb wordt het beroepschrift ondertekend en bevat het ten minste de dagtekening. Het pro forma beroepschrift van de heffingsambtenaar bevat geen dagtekening en is niet ondertekend door de heffingsambtenaar zelf maar, naar het Hof aannemelijk acht, door een waarnemer, dit ook gezien de vermelding bij de handtekening van de letters “a.i.”. Het beroepschrift is tijdig bij het Hof ingekomen.
Artikel 6:6 van de Awb biedt de mogelijkheid het beroep op grond van de voormelde verzuimen niet-ontvankelijk te verklaren mits de indiener van het beroepschrift de gelegenheid is gegeven zijn verzuim te herstellen. Bij brief van 21 mei 2007 is de heffingsambtenaar door de griffie van het Hof daartoe in de gelegenheid gesteld met een termijn tot 18 juni 2007. In dit geval is het verzuim inzake de ondertekening naar het oordeel van het Hof hersteld door de brief met nadere motivering van 15 juni 2007, ingekomen bij het Hof op dezelfde datum, die door de heffingsambtenaar is ondertekend.
Aan het ontbreken van de dagtekening in het hoger-beroepschrift verbindt het Hof niet een niet-ontvankelijkverklaring van de heffingsambtenaar in zijn beroep. Mede omdat het hoger-beroepschrift binnen de in de wet gestelde termijn bij het Hof is binnengekomen, kent het Hof in het onderhavige geval aan (het naleven van) dat vereiste geen betekenis toe.
2.5.2. Belanghebbende is de mening toegedaan dat haar ten onrechte geen vergoeding voor reis- en verletkosten in verband met de hoorzitting is verleend. Naar het oordeel van het Hof biedt de formulering van de tekst van belanghebbendes brief van 21 februari 2006 geen ruimte om daarin meer te lezen dan een verzoek om vergoeding voor rechtsbijstand. Er kan niet uit worden begrepen dat een verzoek om vergoeding van andere kosten is gedaan. Op grond van artikel 7:15, derde lid, van de Awb komt belanghebbende dan ook niet voor vergoeding van de hier bedoelde reis- en verletkosten in aanmerking.
2.5.3. Bij intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan belanghebbende is tegemoetgekomen, kan op grond van artikel 8:75a van de Awb het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 in de kosten worden veroordeeld. Het verzoek daartoe wordt gedaan tegelijk met de intrekking van het beroep. In dit geval is het beroep bij de rechtbank ingetrokken omdat de heffingsambtenaar volledig tegemoet is gekomen aan belanghebbende. Daarnaast heeft belanghebbende tegelijkertijd met de intrekking van het beroep de rechtbank verzocht de heffingsambtenaar in de proceskosten te veroordelen.
2.5.4. Naar het oordeel van het Hof stond het belanghebbende vrij, ongeacht de juridische kennis of scholing van haar echtgenoot, professionele externe rechtsbijstand door een derde in te roepen. Voor een op het subject toegesneden beoordeling is bij een op forfaitaire grondslag te bepalen proceskostenvergoeding geen plaats. Gelet op de door belanghebbende overgelegde stukken acht het Hof aannemelijk dat aan belanghebbende professionele rechtsbijstand is verleend.
2.5.5. Artikel 1, eerste lid, aanhef en onder a, van het Bpb bepaalt – voorzover hier van belang – dat een veroordeling in de kosten als bedoeld in onder meer artikel 8:75 van de Awb betrekking kan hebben op kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Artikel 2, lid 3 bepaalt dat in bijzondere omstandigheden van het eerste lid kan worden afgeweken.
Nu de advocaat wiens bijstand door belanghebbende is ingeroepen geen proceshandelingen heeft verricht als vermeld in de bijlage van het Bpb heeft de rechtbank ten onrechte geoordeeld dat belanghebbende aanspraak kan maken op vergoeding van kosten tot zekere bedragen ingevolge het Bpb, nu dit besluit voor het onderhavige geval geen puntentarief voorschrijft.
2.5.6. Niettemin kunnen ook de kosten van beroepsmatige rechtsbijstand die is verleend bij de voorbereiding van stukken en instructie van de zaak voor vergoeding in aanmerking komen. Verwezen wordt naar de arresten van de Hoge Raad van 11 december 1996, nr. 31 413, BNB 1997/57 en van 14 juni 2002, nr. 36 931, BNB 2002/299.
2.5.7. Gelet op het vorenoverwogene en mede in aanmerking genomen de inhoud van de in geding zijnde producties bepaalt het Hof in goede justitie de vergoeding van de kosten in bezwaar op € 100 en die in beroep voor de rechtbank op € 150, dus in totaal op € 250.
2.6. Slotsom
2.6.1. De slotsom is dat het hoger beroep gegrond is. Het door belanghebbende ingestelde incidentele hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank dient op het punt van de proceskostenvergoeding te worden vernietigd.
2.6.2. Het Hof acht geen termen aanwezig de gemeente te veroordelen tot vergoeding van de door belanghebbende gemaakte proceskosten in hoger beroep.
3. Beslissing
Het Hof:
- vernietigt de uitspraak van de rechtbank, behoudens voor zover deze betrekking heeft op de vergoeding van het griffierecht;
- veroordeelt de heffingsambtenaar in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 250 en wijst de gemeente Haarlemmermeer aan als de rechtspersoon die deze kosten aan belanghebbende moet vergoeden.
Aldus vastgesteld door mrs. O.B. Onnes, voorzitter, P.M.F. van Loon, lid, en P.B.J.M. van der Beek-Gillessen, plaatsvervangend lid van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. S.K. Grando, griffier. De beslissing is op 12 december 2008 in het openbaar uitgesproken.
Het Hof heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.