Home

Gerechtshof Amsterdam, 01-07-2008, BH5941, 04/00240

Gerechtshof Amsterdam, 01-07-2008, BH5941, 04/00240

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
1 juli 2008
Datum publicatie
18 maart 2009
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2008:BH5941
Zaaknummer
04/00240

Inhoudsindicatie

Vaststaat voorts dat het ink delivery system inkt bevat. Deze inkt in het systeem kan niet als deel of toebehoren van de printer worden aangemerkt, maar valt onder de omschrijving van postonderverdeling 3215 90 80.

De Douanekamer concludeert dat in casu sprake is van een samengesteld werk als bedoeld in algemene regel 2b voor de interpretatie van de GN, waarvan de indeling dient te geschieden aan de hand van regel 3. Het feit dat het product is voorzien van een printkop, staat aan toepassing van deze regel niet in de weg.

Ofschoon een ink delivery system als in het geding zo vervaardigd is dat de printer zonder dit systeem niet werkt, is de inkt in dit systeem van doorslaggevend belang voor het gebruik van het betrokken product. Het ink delivery system wordt immers niet in de printer geplaatst om deze te doen werken als zodanig, maar juist met het doel hem van inkt te voorzien. Hieruit volgt - in navolging van het Turbon-arrest - dat de inkt een ink delivery system als in geding zijn wezenlijk karakter verleent. Op grond van regel 3b moet het product daarom worden ingedeeld onder de post van de inkt, te weten post 3215 90 80 van de GN.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM

Douanekamer

Uitspraak

in de zaak nr. 04/240 DK

de dato 1 juli 2008

1. De procedure

1.1. Op 9 januari 2004 is bij de Douanekamer van het Gerechtshof te Amsterdam (hierna: de Douanekamer) een beroepschrift ingekomen van

mr. N en A, aangevuld bij brief van 17 maart 2004, en ingediend namens M te H, belanghebbende.

Het beroepschrift is gericht tegen de uitspraak van de inspecteur van de Belastingdienst van 15 december 2003, kenmerk …, waarbij het bezwaar van belanghebbende tegen de beschikking van de inspecteur van 2 december 2002, kenmerk …, met betrekking tot de intrekking van de hierna sub 2.2. vermelde bindende tariefinlichting, werd afgewezen.

1.2. Van belanghebbende is een griffierecht van € 232,- geheven. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend, en een monster van het hierna sub 2.7. omschreven product overgelegd.

1.3. De Douanekamer heeft de behandeling van het beroep aangehouden in verband met de bij het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen te Luxemburg (hierna: het Hof van Justitie) aanhangige procedure C-250/05.

1.4. Op 26 oktober 2006 heeft het Hof van Justitie arrest gewezen in zaak

C-250/05, Turbon International GmbH, Douanerechtspraak 2007/61*, waarvan het dictum als volgt luidt:

“Bijlage I bij verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief, zoals gewijzigd bij verordening (EG) nr. 1734/96 van de Commissie van 9 september 1996, dient aldus te worden uitgelegd dat een inktcartridge zonder geïntegreerde printkop, die is samengesteld uit een kunststofbehuizing, schuimstof, een metaalzeef, dichtingen, een zegelfolie, een etiket, inkt en verpakkingsmateriaal en die, zowel wat de inktcartridge als wat de inkt betreft, enkel kan worden gebruikt in een printer met de kenmerken van de inktjetprinters van het merk Epson Stylus Color, moet worden ingedeeld onder postonderverdeling 3215 90 80 van de gecombineerde nomenclatuur.”

1.5. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 13 november 2007. Aldaar zijn verschenen namens belanghebbende mr. A en A, vergezeld van R, werkzaam bij belanghebbende, en namens de inspecteur mr. K, vergezeld van mr. ing. M en mr. E. Partijen hebben ieder een pleitnota overgelegd en voorgelezen. De pleitnota van belanghebbende is voorzien van een bijlage. De inspecteur heeft van deze bijlage kennis kunnen nemen en zich erover kunnen uitlaten. De Douanekamer rekent deze pleitnota’s en de bijlage tot de stukken van het geding.

1.6. Het beroep is gelijktijdig behandeld met de zaken met de nummers 04/241 DK en 04/242 DK.

2. De feiten

2.1. Belanghebbende heeft op 26 april 2002 schriftelijk aan de inspecteur verzocht om afgifte van een bindende tariefinlichting (hierna: BTI) voor het product met de benaming ink delivery system. Het product is in vak 8 van de aanvraag, onder het kopje “Omschrijving van de goederen” omschreven als:

“Een “inkpack” bestaat uit een cartridge, profiler, inkt en verpakkingsmatariaal.

Cartridge: bestaande uit plastic en electronica is er om de inkt op het papier te spuiten d.m.v. verwarming.

Profiler: deze geprogrammeerde computerchip houdt de verbruikte inkt bij. Ook kan alleen de daarvoor geproduceerde inkt herkend worden door de profiler.

Bij de twee meegestuurde “inkpacks” bedraagt de waarde van de cartridge tesamen met de profiler ongeveer 75% van de totale waarde.”

In de aanvraag is verzocht om indeling onder post 8473 30 10 (tarief aan douanerechten 0%) van de Gecombineerde Nomenclatuur van het Gemeenschappelijk douanetarief (hierna: GN). Bij de aanvraag is een monster overgelegd. Bij dit monster is een gebruiksaanwijzing gevoegd.

2.2. De inspecteur heeft op 6 juni 2002 onder nummer

… voor het goed een BTI afgegeven. In vak 7, onder het kopje “Omschrijving van het goed”, is het product als volgt omschreven:

“Een “inkpack / Ink Delivery System”, een assortiment bestaande uit:

- een cartridge gevat in een kunststof behuizing en voorzien van een printplaatje om de inkt te verwarmen, de printer aan te sturen en om de inkt op het papier te spuiten;

- een zogenaamde “profiler”, een voorgeprogrammeerde chip voor het bijhouden van het verbruik van de - speciaal daarvoor vervaardigde - inkt;

- ongeveer 500 ml inkt, verpakt in een kunststof zakje + kartonnen doos en voorzien van een kunststof slangetje dat is verbonden met de cartridge.

Het geheel, verpakt in een kartonnen doos, dient als een “inkttoeleveringssysteem” geplaatst te worden in een printer.”

Het goed is in voornoemde BTI ingedeeld in post 8473 30 90 van de GN (tarief aan douanerechten 0%). De inspecteur heeft de indeling als volgt gemotiveerd:

“Toepassing algemene regel 1 en 6 voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur, de tekst van de G.N. codes 8473, 8473 30 en 8473 30 90.”

2.3. Bij brief van 2 december 2002, kenmerk …, heeft de inspecteur de sub 2.2. vermelde BTI ingetrokken. De inspecteur heeft de intrekking als volgt gemotiveerd:

“Bevinding

Vastgesteld is, dat het in vak 7 van de BTI omschreven goed geen onderdeel is van een inktstraaldrukker voor een automatisch gegevensverwerkende machine, maar een onderdeel van een door een automatische gegevensverwerkende machine aangestuurde inktstraaldrukker van de soort gebruikt in de grafische industrie. De in vak 6 van de BTI vermelde goederencode is niet van toepassing op inktstraaldrukkers van de soort gebruikt in de grafische industrie.

Beslissing

Nu is vastgesteld dat niet wordt voldaan aan de voorwaarde verbonden aan de indeling, genoemd in vak 6 van de BTI, wordt de BTI, met ingang van de datum van deze brief, ingetrokken op grond van artikel 9, eerste lid van Verordening (EEG) 2913/92. Hierdoor verliest de BTI op grond van artikel 12, vijfde lid, letter a, onderdeel iii van dezelfde verordening haar geldigheid.”

2.4. Belanghebbende heeft op 4 december 2002 bezwaar gemaakt tegen de beslissing tot intrekking van de BTI.

2.5. Bij uitspraak van 15 december 2003 heeft de inspecteur afwijzend beslist op het bezwaar van belanghebbende. In de uitspraak is onder meer het volgende vermeld:

“Beoordeling van het bezwaar

In uw bezwaar geeft u aan dat een BTI haar geldigheid alleen maar kan verliezen op grond van artikel 12 lid 5 van het CDW en dat deze ingetrokken kan worden op grond van artikel 8 of 9 van het CDW. Op grond van artikel 8 van het CDW kan een BTI ingetrokken worden als er onjuiste en onvolledige gegevens verstrekt zijn en de verzoeker van de onjuistheid of onvolledigheid van die gegevens kennis droeg of redelijke wijze kennis had moeten dragen, en de beschikking op grond van de juiste en volledige gegevens niet had kunnen worden genomen.

(…)

Op 12 augustus 2002 is door dezelfde rechthebbende een BTI aangevraagd voor hetzelfde systeem maar zonder inktcartridge. Ter bepaling of dit nog als een onderdeel kan worden ingedeeld is nadere documentatie opgevraagd. Uit deze documentatie bleek dat de printer waarvoor het systeem is ontworpen een computer gestuurde drukkerijmachine is. Op grond van deze informatie bleek dat de inktpact ingedeeld moet worden als onderdeel van een drukkerijmachine onder goederencode 8443 89 80 00.

De documentatie die bij de BTI van 12 augustus 2002 opgevraagd is had bij de BTI aanvraag van 26 april overgelegd moeten worden. Als dit gebeurd was dan was deze BTI afgegeven met de goederencode 8443 89 80 00.

Dit betekent dat de BTI van 6 juni 2002 op grond van artikel 8 van het CDW, daar bij de aanvraag van deze BTI de gegevens onvolledig waren, ingetrokken kan worden. De intrekking had echter niet op grond van artikel 9 moeten gebeuren maar, daar er sprake is van onvolledige gegevens op grond van artikel 8. De intrekking is terecht gebeurd maar op grond van een verkeerd artikel. (…)

Daar de BTI ingetrokken is op grond van artikel 8 van het CDW kan aan uw verzoek om een overgangsbeschikking op grond van artikel 12 lid 6 CDW af te geven niet voldaan worden. Lid 6 van artikel 12 ziet op het verliezen van de geldigheid, waarvan de oorzaken vermeld zijn in artikel 12 lid 5 onder a i of ii of b ii of iii van het CDW.

Beslissing op het bezwaar

Ik wijs uw bezwaar af.”

2.6. Het product is samengesteld uit de volgende onderdelen:

- een cartridge, die bestaat uit een behuizing van kunststof van ongeveer 10 x 7 x 2 cm en is voorzien van een printplaatje om de inkt te verwarmen, de inktstraaldrukker aan te sturen en de inkt op het papier te spuiten;

- een zogeheten “profiler”, zijnde een voorgeprogrammeerde chip voor het bijhouden van het verbruik van de inkt;

- ongeveer 500 ml inkt, verpakt in een plastic zakje, dat op zijn beurt is verpakt in een kartonnen doosje, en voorzien van een kunststof slangetje dat is verbonden met de cartridge. Op het kartonnen doosje staat onder meer de tekst “…”. Het product (hierna ook wel: ink delivery system) kan alleen worden gebruikt in inkjetprinters van C Inc. van het type M. Dit is een zogenoemde “wide-format inkjet printer”. Een dergelijk apparaat kan afdrukken vervaardigen op groot formaat, bijvoorbeeld posters, reclamemateriaal, kunstreproducties en dergelijke afbeeldingen, en op verschillende materialen zoals papier en textiel. Het apparaat wordt onder meer gebruikt in fotostudio’s, reclamebureau’s, universiteiten, musea en grafische bureau’s.

De wide-format inkjet printer werkt met twaalf kleuren; het papier is bevestigd op een gemotoriseerde spoel.

De wide-format inkjet printer wordt aangestuurd door een speciaal hiervoor ontworpen print server, de zogeheten “…”.

De afmetingen van de wide-format inkjet printer zijn ongeveer 335 centimeter lang, 78 centimeter diep en 152 centimeter hoog; het gewicht bedraagt ongeveer 152 kilogram.

Zonder het printplaatje op de cartridge of bij een defect printplaatje valt de wide-format inkjet printer volledig stil, ongeacht of de cartridge vol of leeg is.

3. Het geschil

3.1. In geding is of de inspecteur terecht de BTI van 6 juni 2002 heeft ingetrokken met terugwerkende kracht tot het moment waarop zij was afgegeven. Voorts is in geding of het sub 2.6.1. omschreven goed moet worden ingedeeld onder post 8443 90 80 van de GN, zoals de inspecteur bepleit, dan wel onder post onder 8473 30 90, hetgeen belanghebbende voorstaat. De Douanekamer heeft mede post 3215 90 80 in ogenschouw genomen (tarief aan douanerechten 6,5%).

3.2. Voormelde posten luiden als volgt:

Post 3215 90 80:

“3215 Drukinkt, schrijfinkt, tekeninkt en andere inktsoorten, ook indien geconcentreerd of in vaste vorm:

- drukinkt:

(...)

3215 90 - andere:

3215 90 10 - - schrijfinkt en tekeninkt

3215 90 80 - - andere”.

Post 8443 90 80

“8443 Machines en toestellen die gebruikt worden om met behulp van de bij post 8442 bedoelde drukletters, clichés, drukplaten, drukcilinders en dergelijke te drukken; inktstraaldrukkers, andere dan die bedoeld bij post 8471; hulptoestellen voor het drukken:

- machines en toestellen voor offsetdruk:

(…)

- machines en toestellen voor de hoogdruk (boekdruk), andere dan voor flexografie:

(…)

- andere machines en toestellen voor het drukken:

(…)

8443 90 - delen:

(…)

8443 90 80 - - - andere”.

Post 8471 60 40

“8471 Automatische gegevensverwerkende machines en eenheden daarvoor;

Magnetische en optische lezers, machines voor het in gecodeerde vorm op dragers overzetten van gegevens en machines voor het verwerken van die gegevens, elders genoemd noch elders onder begrepen:

(…)

8471 60 - invoereenheden en uitvoereenheden, ook indien zij in dezelfde behuizing geheugeneenheden bevatten:

8471 60 10 - - bestemd voor burgerluchtvaartuigen

- - andere:

8471 60 40 - - - afdrukeenheden”.

Post 8473 30 90

“8473 Delen en toebehoren (andere dan koffers, hoezen en

dergelijke) waarvan kan worden onderkend dat zij uitsluitend

of hoofdzakelijk bestemd zijn voor machines en toestellen

bedoeld bij de posten 8469 tot en met 8472:

(..)

8473 30 - delen en toebehoren van de machines bedoeld bij post 8471:

8473 30 10 - - elektronische assemblages

8473 30 90 - - andere”.

3.3. De Douanekamer heeft mede de volgende aantekeningen en toelichting in de beschouwingen betrokken.

Aantekeningen 3 en 4 op afdeling XVI

“3. Voorzover niet anders is bepaald, worden combinaties van machines van verschillende soorten, die bestemd zijn om gezamenlijk te functioneren en die een geheel vormen, alsmede machines met twee of meer verschillende (afwisselende of aanvullende) functies, ingedeeld naar de hoofdfunctie die kenmerkend is voor het complex.

4. Indien een machine of een combinatie van machines uit individuele elementen bestaat (ook indien afzonderlijk opgesteld of onderling verbonden door elektrische of andere leidingen, overbrengingsmechanismen of andere voorzieningen), bestemd om gezamenlijk een welbepaalde functie te verrichten, zoals bedoeld bij een der posten van hoofdstuk 84 of 85, wordt het geheel ingedeeld onder de post die in verband met die functie van toepassing is.”

Aantekeningen 2 op hoofdstuk 84

“2. Met inachtneming van het bepaalde in aantekening 3 op afdeling XVI, worden machines en toestellen, die zowel beantwoorden aan de omschrijving van de posten 8401 tot en met 8424 als aan die van de posten 8425 tot en met 8480, ingedeeld onder de posten 8401 tot en met 8424.

Onder post 8419 worden echter niet ingedeeld:

a) t/m e) (…)

Voorts worden onder post 8422 niet ingedeeld:

a) (…)

b) kantoormachines en –toestellen bedoeld bij post 8472.

Onder post 8424 worden niet ingedeeld: inktstraaldrukkers (post 8443 of 8471).”

Aantekening 5B op hoofdstuk 84

“5.B. Automatische gegevensverwerkende machines kunnen voorkomen in de vorm van systemen bestaande uit een variabel aantal afzonderlijke eenheden. Met inachtneming van het bepaalde in letter E hierna, wordt een eenheid als een deel van een compleet systeem aangemerkt, indien zij aan alle hiervoor omschreven voorwaarden voldoet, te weten:

a) zij moet van de soort zijn die uitsluitend of hoofdzakelijk wordt gebruikt in een automatisch gegevensverwerkend systeem;

b) zij moet, hetzij rechtstreeks, hetzij door tussenschakeling van een of meer andere eenheden, op de centrale verwerkingseenheid kunnen worden aangesloten, en

c) zij moet in staat zijn gegevens te ontvangen of te leveren in een vorm

– codes of signalen – die bruikbaar is voor het systeem.”

(

Aantekening 5D op hoofdstuk 84

“5.D. Afdrukkers, toetsenborden, invoertoestellen met X-Y-coördinaten en schijvengeheugeneenheden die voldoen aan het bepaalde in letter B, onder b) en c), hiervoor, zijn in alle gevallen in te delen als eenheden bedoeld bij post 8471.”

Aantekening 5E op hoofdstuk 84

“5.E. Machines die een eigen functie, andere dan automatische gegevensverwerking, vervullen en die een automatische gegevensverwerkende machine bevatten of daarmede in samenhang worden gebruikt, worden ingedeeld onder de post die overeenkomstig hun functie in aanmerking komt of, bij het ontbreken daarvan, onder een sluitpost.”

GS-toelichting op post 8471

“I. Automatische gegevensverwerkende machines en eenheden daarvoor.

(…)

A. Digitale machines

(…)

Overeenkomstig aantekening 5.D op dit hoofdstuk moeten afdrukkers, toetsenborden, invoertoestellen met x-y coördinaten en schijfgeheugeneenheden die voldoen aan het bepaalde in de punten b en c hiervoor voldoen, in alle gevallen worden ingedeeld als samenstellende delen van gegevensverwerkende systemen.

De voorafgaande bepaling moet echter in aanmerking worden genomen in de algemene context van aantekening 5 op hoofdstuk 84 en is daarom, op grond van de inleiding van letter B van deze aantekening, van toepassing onder voorbehoud van de bepalingen van haar letter E. Om deze reden moeten inktstraaldrukkers die in samenhang werken met een automatische gegevensverwerkende machine, maar die, in het bijzonder vanwege hun afmetingen, hun technische capaciteiten en hun bijzondere toepassingen, de kenmerken hebben van drukmachines ontworpen voor het uitvoeren van specifieke functies voor de drukkerij en voor de grafische kunst (bijvoorbeeld het maken van kleurendrukproeven), worden aangemerkt als machines die een eigen functie vervullen, in te delen onder post 8443.”

3.4. Op 7 februari 2002 heeft het Hof van Justitie in de zaak C-276/00, Turbon International GmbH, Jurispr. blz. I-1389, arrest gewezen, waarvan het dictum luidt als volgt:

“Bijlage I bij verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief, zoals gewijzigd bij verordening (EG) nr. 1734/96 van de Commissie van 9 september 1996, moet aldus worden uitgelegd, dat een inktcartridge zonder geïntegreerde printkop die is samengesteld uit een kunststofbehuizing, schuimstof, een metaalzeef, dichtingen, een zegelfolie, een etiket, inkt en verpakkingsmateriaal, en die, zowel wat de inktcartridge als wat de inkt betreft, enkel kan worden gebruikt in een printer met de kenmerken van de inkt jet printers van het merk Epson Stylus Color, moet worden ingedeeld onder de postonderverdeling 3215 90 80 van de gecombineerde nomenclatuur.”

3.5. Het dictum van het tweede arrest over hetzelfde goed van 26 oktober 2006 is sub 1.4. reeds weergegeven.

4. Het standpunt van belanghebbende

4.1. De BTI is ten onrechte ingetrokken op grond van artikel 8 van het Communautair douanewetboek (hierna: CDW). De inspecteur maakt het verwijt dat de aanvraag niet volledig zou zijn geweest omdat geen brochure is overgelegd van de printer waarvoor het onderhavige product is bestemd. Belanghebbende heeft bij de aanvraag echter duidelijk de werking van het ink delivery system beschreven en van dit product een monster bijgevoegd. Er bestond op het moment van de aanvraag dan ook geen onduidelijkheid over de soort printer waarvoor het in te delen goed was bestemd, namelijk een wide format printer. Dit blijkt temeer uit het feit dat de inspecteur geen nadere gegevens heeft gevraagd over deze printer. De inspecteur was op het moment van de afgifte van de BTI van mening dat een wide format printer ingedeeld moest worden onder post 8471 60 40 van de GN. Hij heeft zijn mening over de indeling van deze machine echter op een later tijdstip herzien. Het past dan niet om belanghebbende het verwijt te maken dat bij de aanvraag van de BTI onvolledige gegevens zijn overgelegd.

4.2. Het ink delivery system moet, op grond van algemene indelingsregel 1, als deel van de M inkjetprinter worden aangemerkt. Steun hiervoor wordt ontleend aan het arrest van het Hof van Justitie van 19 oktober 2000, Peacock, C-339/98, Jurispr. blz. I-8947 en Douanerechtspraak 2003/33*. Voor de werking van de printer is het noodzakelijk dat het ink delivery system op de printer is aangesloten.

4.3. Indien de Douanekamer van oordeel zou zijn dat het ink delivery system niet kan worden ingedeeld met behulp van indelingsregel 1, dan moet de indeling plaatsvinden met toepassing van indelingsregels 2 en 3. Er is dan, overeenkomstig indelingsregel 2, sprake van een samengesteld werk, enerzijds het ink delivery system zonder inkt en anderzijds de inkt. Indelingsregel 3 geeft aan hoe een samengesteld werk moet worden ingedeeld. Meer specifiek is indelingsregel 3b van toepassing. Het wezenlijk karakter van het geheel wordt bepaald door het ink delivery system. Voor de technische werking is het immers niet noodzakelijk dat het ink delivery system daadwerkelijk inkt bevat, terwijl het voor de technische werking van de printer wel noodzakelijk is dat deze is voorzien van het ink delivery system. Steun hiervoor wordt gevonden in een voorstel van de Wereld Douane Organisatie (hierna: WDO) van 16 oktober 2007, met als opschrift “possible amendement of the Nomenclature with respect to printer cartridges”, waarin wordt geadviseerd een cartridge als de onderhavige onder hoofdstuk 84 of 96 van de GN onder te brengen.

4.4. De inspecteur stelt dat aan de onderhavige printer een eigen functie moet worden toegekend gezien zijn bijzondere prestaties, te weten: afmetingen, technische eigenschappen en bijzondere toepassingen. Daarmee zou aantekening 5E op hoofdstuk 84 van de GN van toepassing zijn en indeling onder post 8443 moeten volgen. De inspecteur licht evenwel niet toe welke technische eigenschappen en bijzondere toepassingen de printer een eigen functie zouden moeten geven. Er zijn wel meer printers met vergelijkbare technische eigenschappen en bijzondere toepassingen. De printer onderscheidt zich wel in afmetingen van een normale printer. Afwijkende afmetingen geven aan een printer echter nog geen eigen functie. Bovendien worden machines met een eigen functie op de voet van aantekening 5E alleen ingedeeld overeenkomstig hun functie, wanneer die functie anders is dan automatische gegevensverwerking. De definitie van

“automatische gegevensverwerking” wordt gegeven in aantekening 5B op hoofdstuk 84. Vervolgens wordt in aantekening 5D gezegd dat afdrukkers die voldoen aan de voorwaarden genoemd in de letters b en c van aantekening 5B, in alle gevallen zijn in te delen als eenheden bedoeld bij post 8471. Nu de printer voldoet aan de voorwaarden gesteld in aantekening 5B, letters b en c, op hoofdstuk 84, kan de conclusie geen andere zijn dan dat deze onder post 8471 moet worden ingedeeld.

4.5. Ter zitting heeft belanghebbende - kort samengevat - het volgende aangevoerd.

De profiler, de inkt en de cartridge zijn samen verpakt in één doos en uitsluitend te koop via belanghebbende. De profiler wordt niet los ingevoerd en kan ook niet los worden besteld.

De printkop op de cartridge wordt van derden betrokken. Soms wordt een cartridge met printkop geleverd en soms ook niet. Hier zitten wat juridische aspecten aan, onder meer de vraag of de afnemer heeft bedongen dat de printkop meerdere keren gebruikt mag worden.

De profiler is vergelijkbaar met een acumenchip.

Op 26 juni 2007 heeft de Douanekamer een aantal uitspraken gedaan die het standpunt van belanghebbende niet onderschrijven. Indien de Douanekamer van oordeel zou zijn dat de indeling van het onderhavige ink delivery system op dezelfde wijze moet plaatsvinden als in die uitspraken, dan wordt om redenen van proceseconomie verzocht de zaak aan te houden in afwachting van de procedures bij de Hoge Raad.

5. Het standpunt van de inspecteur

5.1. De BTI is ingetrokken bij beschikking van 2 december 2002 op grond van artikel 9, eerste lid, van het CDW. Tegen dit besluit is belanghebbende in bezwaar gekomen. In de bezwaarprocedure is komen vast te staan dat belanghebbende, op het moment van het aanvragen van de BTI, onvolledige gegevens heeft verstrekt. De inspecteur heeft namelijk op 22 juli 2002 een aanvraag voor een BTI ontvangen voor een soortgelijk product als welk in de onderhavige zaak in geschil is. Bij die aanvraag was nadere informatie overgelegd in de vorm van een kopie uit een brochure van belanghebbende. Uit deze informatie is op te maken dat het product waarvoor de BTI is afgegeven wordt toegepast in een computer gestuurde drukkerijmachine. Had de inspecteur deze brochure ook ten tijde van de aanvraag van de onderhavige BTI tot zijn beschikking, dan zou belanghebbende de BTI niet voor post 8473 30 90 hebben gehad. Belanghebbende droeg van die onvolledigheid kennis of had daarvan redelijkerwijs kennis moeten dragen. Op grond van artikel 12, vierde lid, van het CDW mag een BTI met terugwerkende kracht worden ingetrokken als zij is verstrekt op basis van onjuiste of onvolledige gegevens. De eis dat een belanghebbende daar kennis van droeg of redelijkerwijs kennis van had moeten dragen geldt dan zelfs niet. Terecht is de BTI met terugwerkende ingetrokken. In de uitspraak op bezwaar van 15 december 2003 is dit niet helemaal juist verwoord. De oorspronkelijke beschikking had moeten vernietigd omdat deze was gegrond op artikel 9 van het CDW.

5.2. Het ink delivery system moet in een inktstraaldrukker worden geplaatst en dient als een toeleveringssysteem van inkt. Inktstraaldrukkers kunnen in twee post in het tarief worden overwogen: post 8471 of post 8443. De machine waarvoor het ink delivery system is bestemd, een inktstraaldrukker, heeft een eigen functie en zeer specifieke kenmerken, zoals de afmetingen, de technische capaciteiten en de bijzondere toepassingen. Deze kenmerken geven aan dat de inktstraaldrukker is ontworpen als drukmachine voor het uitvoeren van specifieke functies voor de drukkerij en voor de grafische kunst (bijvoorbeeld het maken van kleurdrukproeven, posters en kunstreproducties). Dergelijke machines, met een eigen functie, worden ingedeeld onder de post die overeenkomstig hun functie in aanmerking komt of, bij het ontbreken daarvan, onder een sluitpost (toepassing van aantekeningen 5B, aanhef, en 5E op hoofdstuk 84). De post die overeenkomstig de functie van deze inktstraaldrukker in aanmerking komt is post 8443. Steun voor dit standpunt wordt met name gevonden in de GS-toelichting bij post 8471.

5.2. Ter zitting heeft de inspecteur - kort samengevat - het volgende aangevoerd, en hij heeft daarbij twee goederen aan belanghebbende en aan de Douanekamer getoond. Hij merkt op dat deze goederen een uiterlijk hebben dat afwijkt van het bij het verweerschrift overgelegde monster. De representativiteit van het monster overgelegd bij het verweerschrift wordt niet betwist. De inspecteur concludeert uiteindelijk tot indeling in post 8443 90 80, omdat het systeem een printkop bevat. Hij concludeert dat hij de BTI terecht heeft ingetrokken.

6. De rechtsoverwegingen

6.1. Vooraf

De Douanekamer geeft geen gehoor aan het verzoek van belanghebbende om de zaak aan te houden totdat de Hoge Raad in soortgelijke zaken arrest heeft gewezen.

Wanneer ook de onderhavige zaak aan de Hoge Raad wordt voorgelegd, heeft dat college de gelegenheid om alle zaken in onderlinge samenhang te bekijken.

6.2. De indeling in de GN

6.2.1. Vaststaat dat het onderhavige ink delivery system, als weergegeven sub 2.6., noodzakelijk is voor het functioneren van de printer. Partijen verbinden hieraan de gevolgtrekking dat het goed als deel van de printer zou kunnen worden aangemerkt. De Douanekamer volgt partijen in die opvatting. Partijen verschillen wel van mening of zulks ertoe leidt dat het ink delivery system daarom vatbaar is voor indeling in post 8471 of in post 8443.

6.2.2. Vaststaat voorts dat het ink delivery system inkt bevat. Deze inkt in het systeem kan niet als deel of toebehoren van de printer worden aangemerkt, maar valt onder de omschrijving van postonderverdeling 3215 90 80.

6.2.3. De Douanekamer concludeert uit de overwegingen 6.2.1. en 6.2.2. is dat in casu sprake is van een samengesteld werk als bedoeld in algemene regel 2b voor de interpretatie van de GN, waarvan de indeling dient te geschieden aan de hand van regel 3. Het feit dat het product is voorzien van een printkop, staat aan toepassing van deze regel niet in de weg.

6.2.4. Ofschoon een ink delivery system als in het geding zo vervaardigd is dat de printer zonder dit systeem niet werkt, is de inkt in dit systeem van doorslaggevend belang voor het gebruik van het betrokken product. Het ink delivery system wordt immers niet in de printer geplaatst om deze te doen werken als zodanig, maar juist met het doel hem van inkt te voorzien. Hieruit volgt - in navolging van het Turbon-arrest - dat de inkt een ink delivery system als in geding zijn wezenlijk karakter verleent. Op grond van regel 3b moet het product daarom worden ingedeeld onder de post van de inkt, te weten post 3215 90 80 van de GN.

6.3. De conclusie

6.3.1. Op 2 december 2002 heeft de inspecteur de litigieuze BTI ingetrokken met als voornaamste motivering dat de goederen onder een andere post dan die van de BTI moeten worden ingedeeld.

Uit 6.2. volgt dat de Douanekamer de goederen onder nog weer een andere post indeelt.

6.3.2. De nieuwe tariefpost die de inspecteur in zijn beschikking van 2 december 2002 vermeldt, kan op zichzelf niet als een BTI worden beschouwd. De intrekking trad in werking op 2 december 2002. Dat de inspecteur nadien van mening is – zo blijkt uit de uitspraak op bezwaar – dat de gevolgen van de intrekking moeten terugwerken, tast de genoemde datum van inwerkingtreding op zich niet aan, en kan daarom in deze procedure buiten beschouwing blijven; deze kwestie zou pas aan de orde behoeven te komen in een beroepsprocedure tegen een concrete uitnodiging tot betaling waarin genoemde terugwerkende kracht van de intrekking in een heffing tot uitdrukking zou zijn gebracht.

6.3.3. Gelet op het voorgaande moet het eindoordeel zijn dat de BTI op zichzelf – de motivering inzake de indeling in de GN daargelaten – terecht is ingetrokken, en dat het bezwaar daartegen afgewezen moest worden, zoals in feite ook is geschied. Het beroep tegen die afwijzing is derhalve ongegrond.

7. De proceskosten

De Douanekamer acht geen termen aanwezig een der partijen te veroordelen in de proceskosten op de voet van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

8. De beslissing

De Douanekamer verklaart het beroep ongegrond.

De uitspraak is vastgesteld op 1 juli 2008 door mrs. F.H.M. Possen, voorzitter, J.P.A. Boersma en E.M. Vrouwenvelder, leden, in tegenwoordigheid van de griffier.

De beslissing is op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken.

De griffier: De voorzitter:

De Douanekamer heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.

Beroep in cassatie

Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.