Gerechtshof Amsterdam, 28-01-2009, BH1995, 07/00558
Gerechtshof Amsterdam, 28-01-2009, BH1995, 07/00558
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 28 januari 2009
- Datum publicatie
- 11 februari 2009
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2009:BH1995
- Zaaknummer
- 07/00558
Inhoudsindicatie
Belanghebbende is er niet in geslaagd aannemelijk te maken dat zij aan het urencriterium heeft voldaan. Geen recht op zelfstandigenaftrek.
Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
Kenmerk AWB 07/00558
uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X],
wonende te [Z],
belanghebbende,
gemachtigde mr. C. Ribbens te Diemen,
tegen de uitspraak in de zaak nummer AWB 06/12010 van de rechtbank Haarlem in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst/Amsterdam,
de inspecteur.
1. Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft met dagtekening 15 september 2004 aan belanghebbende voor het jaar 2001 een aanslag opgelegd in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 8.868.
Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak, gedagtekend 12 oktober 2006, de aanslag verminderd tot een naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 8.271.
Bij uitspraak van 22 juni 2007, verzonden op 5 juli 2007, heeft de rechtbank Haarlem (hierna: de rechtbank) het daartegen door belanghebbende ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de gemachtigde van belanghebbende hoger beroep ingesteld bij beroepschrift van 16 augustus 2007, op dezelfde datum per fax bij het Hof ingekomen, en aangevuld bij faxen van 14 september 2007 en 2 oktober 2007.
De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 oktober 2008. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.
2. Overwegingen
2.1.1. Belanghebbende heeft bij het doen van aangifte inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2001 gekozen voor fiscaal partnerschap met [Y]. [Y] heeft dit eveneens gedaan. Tot het huishouden van belanghebbende behoort het minderjarige kind [M], kind van belanghebbende en [Y].
2.1.2. Belanghebbende bewoont de woning op het adres [A-straat 1], twee hoog. [Y] bewoont [A-straat 1] huis. De volledige onroerende zaak is eigendom van [Y].
2.1.3. Belanghebbende is met [Y] een maatschap aangegaan (hierna: [maatschap K]). [Y] is tevens werkzaam als maat in de [maatschap E]. De omzet van de [maatschap K] bestaat in 2001 voor € 39.306 uit het winstaandeel van [Y] in [maatschap E] en voor € 6.480 uit omzet uit werkzaamheden voor derden. De activiteiten voor derden liggen in de lijn van de activiteiten binnen [maatschap E].
2.1.4. Belanghebbende heeft na aftrek van € 6.084 aan zelfstandigenaftrek en een verlies uit onderneming van € 597 in haar aangifte inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2001 een belastbaar inkomen uit werk en woning verantwoord van € 2.187.
2.1.5. Belanghebbende is ondernemer als bedoeld in artikel 3.4 van de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: de Wet). De winst bestaat uit de resultaten van haar werkzaamheden als beeldend kunstenaar (keramiste) waarmee in het onderhavige jaar een omzet van € 228 is behaald. Tevens heeft zij een bedrag van € 8.380 als haar winstaandeel uit de [maatschap K] genoten.
2.1.6. De inspecteur heeft een boekenonderzoek doen instellen teneinde de aanvaardbaarheid van de door belanghebbende gedane aangifte vast te stellen. Dit onderzoek heeft ertoe geleid dat de zelfstandigenaftrek en het verlies uit onderneming niet zijn geaccepteerd en dat de aanslag in afwijking van de aangifte is opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 8.868.
2.1.7. Na daartegen gemaakt bezwaar heeft belanghebbende - op verzoek - bij brief van 23 mei 2005 de inspecteur een overzicht van door haar in de periode vanaf 1999 tot en met oktober 2003 als ondernemer gewerkte uren verstrekt. In deze urenverantwoording geeft zij aan in het onderhavige jaar 888 uren te hebben besteed aan haar activiteiten als beeldend kunstenaar en 492 uren aan outplacementadvies. Ook voor de jaren 1999 tot en met 2002 wordt telkens 492 uren als het aantal bestede uren aan outplacementadvies vermeld.
2.1.8. Bij uitspraak op bezwaar heeft de inspecteur het verlies uit onderneming alsnog geaccepteerd, doch de geclaimde zelfstandigenaftrek afgewezen omdat belanghebbende niet voldeed aan het urencriterium. De inspecteur heeft het belastbare inkomen uit werk en woning voor het jaar 2001 vastgesteld op € 8.271.
2.2. In geschil is het antwoord op de vraag of belanghebbende voor het onderhavige jaar recht heeft op toepassing van de zelfstandigenaftrek. Deze kwestie spitst zich primair toe op de vraag of belanghebbende met al haar activiteiten heeft voldaan aan het urencriterium waarna - indien deze vraag bevestigend wordt beantwoord - de vraag aan de orde is of de werkzaamheden ten behoeve van de [maatschap K], op grond van artikel 3.6, tweede lid, van de Wet, voor de toepassing van het urencriterium moeten worden uitgesloten.
2.3. Op grond van het bepaalde in artikel 3.76 van de Wet geldt de zelfstandigenaftrek voor de ondernemer die aan het urencriterium voldoet en bij het begin van het kalenderjaar de leeftijd van 65 jaar nog niet heeft bereikt. Bij het urencriterium gaat het blijkens artikel 3.6 van de Wet om het aantal uren dat gedurende het kalenderjaar wordt besteed aan werkzaamheden voor één of meer ondernemingen waaruit de belastingplichtige als ondernemer winst geniet. Aan het urencriterium is voldaan als dit aantal uren ten minste 1225 bedraagt en de tijd die in totaal wordt besteed aan die ondernemingen en het verrichten van werkzaamheden grotendeels wordt besteed aan die ondernemingen. Volgens de rechtbank heeft belanghebbende onvoldoende aannemelijk gemaakt dat zij aan het urencriterium heeft voldaan en daarom geen recht heeft op zelfstandigenaftrek over het jaar 2001.
2.4.1. In hoger beroep heeft belanghebbende opnieuw gesteld dat zij aan het urencriterium voldoet. Ter ondersteuning van haar standpunt verwijst belanghebbende naar de door haar bij brief van 23 mei 2005 opgestelde urenspecificatie. In deze urenspecificatie is - voor zover hier van belang - het volgende vermeld:
"Voor alle jaren geldt (Vakontwikkeling)
Gemiddeld genomen wordt er een halve dag in de week besteed aan doorlopende werkzaamheden, die met professionele ontwikkeling te maken hebben (bijv. museum- en galeriebezoek) en met het creatieve proces, dwz het bedenken van nieuwe vormen en middelen, het experimenteren met glazuren en stookmethoden. Jaarlijks komt dit neer op 40 weken van 4 uur = 160 uur per jaar.
(…)
Van alle exposities en vervaardigde werken is materiaal ter inzage zoals foto's, uitnodigingen, krantenrecensies, artikelen in tijdschriften of, mbt de AVRO uitzending: een videoband van de uitzending.
(...)
Gegevens 2001 Uren: Totaal:
Besteed aan maken van kunstwerken en het exposeren daarvan: 664
Jaarlijks uren vakontwikkeling: 160
16 keramiek lessen voor kinderen 4 uur per les incl voorbereiding 64
Outplacementadvies 492 1380"
2.4.2. Daarnaast vermeldt de specificatie omtrent de 664 uren besteed aan het maken van kunstwerken en het exposeren daarvan het volgende:
"1. Deelname lustrumtentoonstelling galerie "De sigarenfabriek". Delft - januari
- samenstellen specifieke documentatie 1 dagdeel 4
- bespreking op locatie incl. reistijden 1 dag 8
- 3 tekeningen 200 x 150 cm 7,5 dag 60
- proefschetsen voor deze tekeningen 7,5 dag 60
- keramiek in de tekeningen 5 dagdelen 20
- stoken van de keramische onderdelen 2 dagdelen 8
- verpakken, vervoeren, inrichten 3 dagdelen 12
- aanwezig bij opening 1 dagdeel 4
- aanwezig bij bezoek journalist voor interview 1 dagdeel 4
- nabespreking tentoonstelling, uitruimen, verpakken, vervoeren 3 dagdelen 12
192
(…)
2. Tentoonstelling galerie "de witte voet" oktober/november 2001
- proefschetsen voor nieuw werk maken 10 dagen 80
- gips-mallen maken tbv maken van vazen 8 stuks 8 dagen 64
- vervaardigen vazen mbv de mallen 20 stuks 18 dagen 144
- tafel ontwerpen, schilderen, vormen 12 dagen 96
- stoken van alle keramiek, houtoven en electrisch 3 dagen 24
- bespreking op locatie, overleg met andere exposanten 6
- verpakken, vervoeren en inrichten 3 dagdelen 12
- aanwezig in de galerie gedurende 5 dagen van 6 uur 30
- aanwezig bij opening 1 dagdeel 4
- uitruimen, verpakken, vervoeren 3 dagdelen 12
472"
2.5. De inspecteur stelt zich op het standpunt dat de uitspraak van de rechtbank juist is. Ter ondersteuning van haar standpunt verwijst de inspecteur naar haar primaire conclusie bij verweer in beroep waarin zij de stellingen van belanghebbende gemotiveerd heeft betwist. Daarbij heeft zij onder meer aangevoerd dat er geen vastleggingen zijn aan de hand waarvan de uren kunnen worden gecontroleerd, dat voor outplacementadvies 4 jaar hetzelfde aantal uren wordt genoemd en dat er voor 2001 slechts twee facturen zijn uitgeschreven in verband met de activiteiten als keramiste met een totaalomzet van € 228. Bovendien worden voor een tentoonstelling in januari 192 uren vermeld. Het lijkt aannemelijk dat een deel van deze uren reeds in december is gemaakt.
2.6.1. Op belanghebbende rust - bij betwisting door de inspecteur - de last om aannemelijk te maken dat zij gedurende het jaar 2001 ten minste 1225 uren heeft besteed aan werkzaamheden voor haar onderneming(en). Belanghebbende is vrij in de wijze waarop dat bewijs wordt geleverd.
2.6.2. Met de gegeven urenspecificatie maakt belanghebbende naar het oordeel van het Hof onvoldoende aannemelijk dat zij in het onderhavige jaar ten minste 1225 uren heeft besteed aan werkzaamheden voor ondernemingen waaruit zij als ondernemer winst geniet. De inspecteur heeft deze specificatie gemotiveerd bestreden. De specificatie, waarvan niet aannemelijk is geworden dat deze berust op een administratieve vastlegging van de feitelijke bestede uren, acht het Hof voor het leveren van het vereiste bewijs van onvoldoende gewicht. Het Hof neemt bij dit oordeel in het bijzonder in aanmerking dat de door belanghebbende opgestelde urenspecificatie achteraf is opgesteld en dat ieder jaar hetzelfde aantal uren van 492 is gemoeid met werkzaamheden ten behoeve van de [maatschap K], hetgeen op voorhand niet erg plausibel is. Bovendien zijn noch het hiervoor vermelde aantal van 492 uren, noch het aantal van 888 uren dat verbonden is aan de werkzaamheden als beeldend kunstenaar (welk aantal uren overigens niet goed is te rijmen met een omzet van slechts € 228) te relateren aan agendagegevens dan wel andere bescheiden.
2.7. Het Hof verenigt zich met de beslissing van de rechtbank en de gronden waarop deze berust. Hetgeen belanghebbende in hoger beroep heeft aangevoerd werpt geen nieuw of ander licht op de zaak. Aan de vraag of de werkzaamheden van belanghebbende ten behoeve van de [maatschap K], op grond van artikel 3.6, tweede lid, van de Wet, moeten worden uitgesloten komt het Hof verder niet toe.
2.8. De slotsom is dat het hoger beroep ongegrond is. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
Het Hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
Aldus vastgesteld door mrs. E.A.G. van der Ouderaa, voorzitter, J. den Boer en H.N. van der Kolk, leden van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. M.H. Hogendoorn als griffier. De beslissing is op 28 januari 2009 in het openbaar uitgesproken.
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.