Home

Gerechtshof Amsterdam, 20-08-2009, BJ5997, 07/01017

Gerechtshof Amsterdam, 20-08-2009, BJ5997, 07/01017

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
20 augustus 2009
Datum publicatie
26 augustus 2009
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2009:BJ5997
Zaaknummer
07/01017

Inhoudsindicatie

Liggeld woonschepen. Het water waarin het woonschip van belanghebbende is gelegen en daarmee ook de ligplaats van het woonschip is een voor de openbare dienst bestemde gemeentebezitting. Daaraan doet niet af dat het water onder het beheer en toezicht valt van het waterschap, dat ook toestemming moet geven voor het innemen van een ligplaats.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

kenmerk P07/01017

uitspraak: 20 augustus 2009

uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

X,

wonende te Z,

belanghebbende,

tegen de uitspraak in de zaken nos. AWB 06/10854 en AWB 07/508 van de rechtbank Haarlem, in het geding tussen

belanghebbende

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Zaanstad,

de heffingsambtenaar.

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1. Belanghebbende is voor het jaar 2006 ter zake van het hebben van een ligplaats voor een woonschip op een openbare plaats een aanslag in het liggeld woonschepen van de gemeente Zaanstad opgelegd ten bedrage van € 151,94 (hierna: de aanslag). De aanslag is gebaseerd op de Verordening op de heffing en invordering van liggelden voor woonschepen 2006 van de gemeente Zaanstad (hierna: de Verordening).

1.2. Het door belanghebbende tegen de aanslag gemaakte bezwaar is door de heffings¬ambtenaar bij uitspraak op bezwaar van 16 november 2006 ongegrond verklaard.

1.3. Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep bij de rechtbank Haarlem (hierna: de rechtbank) ingesteld. De rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 31 oktober 2007, verzonden op 2 november 2007, ongegrond verklaard.

1.4. Belanghebbende is van de uitspraak van de rechtbank op 12 december 2007 in hoger beroep gekomen bij het Hof. In verband daarmee is door de griffier een griffierecht geheven van € 106. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend. Belanghebbende heeft met dagtekening 19 maart 2009 een nader stuk ingediend, waarvan op 20 maart 2009 een kopie naar de heffingsambtenaar is gezonden.

1.5. De eerste mondelinge behandeling van de zaak in hoger beroep heeft plaatsgehad ter zitting van de vijfde enkelvoudige belastingkamer van het Hof van 14 oktober 2008. Van het verhandelde tijdens deze zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat op 16 oktober 2008 aan partijen is toegezonden. Vervolgens is de zaak verwezen naar de meervoudige belastingkamer.

1.6. De tweede mondelinge behandeling in hoger beroep heeft plaatsgehad ter zitting van de eerste meervoudige belastingkamer van het Hof van 3 april 2009. Van het tijdens deze zitting verhandelde is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2. Feiten

De rechtbank heeft de volgende feiten vastgesteld, waarbij belanghebbende is aangeduid als eiser:

“1. Eiser is eigenaar en gebruiker van een woonboot gelegen aan de a-kade 1 te P. De woonboot is gebouwd in 1993, heeft een houten opbouw en rust op beton. De woonboot is aangesloten op alle nutsvoorzieningen. (…).”

Over deze feitenvaststelling bestaat geen geschil, zodat ook het Hof daarvan zal uitgaan.

3. De procedure voor de rechtbank

3.1. Voor de rechtbank was - voor zover thans van belang - in geschil of het water van de Schermerboezem waarin het woonschip van belanghebbende gelegen is (hierna: het water) en daarmee ook de ligplaats van dat woonschip (hierna: de ligplaats), een voor de openbare dienst bestemde gemeentebezitting is.

De rechtbank heeft omtrent het geschil onder meer overwogen (de rechtbank duidt belanghebbende aan als eiser en de heffingsambtenaar als verweerder):

“2.3.1. Gelet op artikel 229, eerste lid, aanhef en onder a, van de Gemeentewet ziet de rechtbank zich allereerst geplaatst voor de vraag of het water waarin de woonboot ligt kan worden aangemerkt als een gemeentebezitting. Verweerder heeft ter onderbouwing van zijn stelling dat het water eigendom is van de gemeente een uittreksel uit de kadastrale registratie overgelegd en - ter zitting - een kadastrale tekening. Uit deze stukken blijkt dat de gemeente Zaanstad als eigenaar is geregistreerd van het perceel water waarin de boot van eiser is gelegen (kadastraal nummer 1). Eiser heeft niet gemotiveerd betwist dat deze registratie niet juist is en heeft ook overigens geen bescheiden overgelegd die tot een andere conclusie moet leiden. Daarmee staat in dit geding vast dat de woonboot van eiser is gelegen in een perceel water dat in eigendom aan de gemeente toebehoort.

2.3.2. Nu vaststaat dat het perceel water gemeentebezitting is, dient de vraag te worden beantwoord of het water bestemd is voor de openbare dienst. Daarvan is sprake indien het water strekt tot algemeen nut waarbij een ieder in beginsel belang kan hebben. De rechtbank is van oordeel dat dit het geval is. Verweerder heeft onbetwist gesteld dat het water voor iedereen vrij toegankelijk is en een openbare waterweg betreft tussen enerzijds de Zaan en anderzijds de gemeente Wormerland.

2.4. Gelet op het vorenstaande wordt voldaan aan beide in de eerste volzin van artikel 229, eerste lid, aanhef en onder a, van de Gemeentewet genoemde vereisten. Dit betekent dat verweerder liggeld van eiser heeft mogen heffen. Nu eiser de wijze van berekening van het liggeld niet heeft bestreden en ook overigens niet is gebleken dat deze berekening onjuist is, moet worden geconcludeerd dat de aanslag conform de Verordening aan eiser is opgelegd. Het beroep is in zoverre ongegrond.”

4. Het geschil in hoger beroep

4.1. In hoger beroep is in geschil of het water een voor de openbare dienst bestemde gemeentebezitting is. Niet meer in geschil is dat de gemeente Zaanstad (hierna: de gemeente) eigenares van de ligplaats is en dat belanghebbende de ligplaats feitelijk in gebruik heeft.

4.2. Belanghebbende betwist dat het water een voor de openbare dienst bestemde gemeente¬bezitting is en heeft zijn standpunt als volgt toegelicht. Het water is bestemd voor de openba¬re dienst van het hoogheemraad¬schap Hollands Noorderkwartier (hierna: het hoogheemraad¬schap), maar niet voor de openbare dienst van de gemeente, omdat de gemeente ten aanzien van het beheer en het onderhoud van het water geen taken of bevoegd¬he¬den heeft. Het hoog¬heemraadschap is het orgaan dat de publiekrechtelijke taken met betrekking tot het water verricht, zoals het beheer en het onderhoud van de waterkering, het op diepte houden van de watergang en de kwa¬liteit van het oppervlaktewater. De gemeente heeft daarover geen zeggen¬schap. Voor het innemen van een ligplaats is dan ook ontheffing van de keur van het hoogheemraadschap vereist. De gemeentelijke bemoeienis beperkt zich tot het toestaan van woonboten op grond van het bestemmingsplan. De gemeente heeft geen enkele zeggen¬schap over vergunningen voor ligplaatsen. Door de keurontheffing van het hoogheemraad¬schap is geen sprake van een openbare ligplaats. Een eenmaal aangewezen ligplaats is immers niet meer voor het publiek toegankelijk. Het hoogheemraadschap bezit de heffingsbevoegdheid ten aanzien van de ligplaatsen. Dat het hoogheemraadschap van die bevoegdheid geen gebruik maakt, geeft de gemeente nog niet het recht liggeld te heffen wegens het innemen van een openbare ligplaats.

4.3. De heffingsambtenaar is van opvatting, dat een ieder die woont, werkt en recreëert aan water en waterkeringen, zich aan de waterschapskeuren dient te houden. Dat geldt ook voor gemeenten. Het doel daarvan is het beschermen van oppervlaktewater, oevers en waterke¬ringen. Het is bijvoorbeeld verboden zonder onthef¬fing van een waterschap in het water een dam aan te leggen, een brug te plaatsen of een ligplaats in te nemen. Conform de water¬schapskeur van het hoogheemraad¬schap heeft belanghebbende bij het hoogheemraad¬schap voor de lig¬plaats van zijn woonboot een onthef¬fing moeten aanvragen, terwijl de gemeente Zaanstad hem een ligplaatsver¬gun¬ning heeft verleend. Gemeente en hoog¬heem¬raadschap hebben hun eigen be¬stuur¬lijke bevoegdheden, taken en verantwoordelijkhe¬den die naast elkaar kunnen bestaan en ook naast elkaar en onder elkaars toezicht kunnen worden uitgeoefend.

4.4. Voor het overige doen partijen hun standpunten steunen op de gronden die zij daartoe hebben aangevoerd in de van hen afkomstige stukken en ter zittingen.

4.5. Belanghebbende heeft geconcludeerd tot vernietiging van de uitspraak van de recht¬bank en van de aanslag.

4.6. De heffingsambtenaar heeft geconcludeerd tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.

5. Beoordeling van het geschil

5.1. Belanghebbende heeft met vergunning van de gemeente en ontheffing van het hoog¬heem¬raadschap een ligplaats ingenomen met zijn woonboot op het water. Krachtens deze vergunning en ontheffing is gebruik door belanghebbende van de ligplaats toegestaan en heeft hij die ook feitelijk in gebruik.

5.2. Vast staat dat het water een gemeentebezitting is. Voor het hebben van een ligplaats in het water heeft de heffingsambtenaar belanghebbende de aanslag opgelegd. Voor het antwoord op de vraag of de aanslag terecht is opgelegd, is onder meer van belang of de gemeentebezitting waarop het woonschip zich bevindt, voor de openbare dienst bestemd is. De voorwaarde dat de gemeentebezitting voor de openbare dienst bestemd is, wordt gesteld in artikel 229, aanhef en eerste lid, onderdeel a, van de Gemeentewet, op welke bepaling de Verordening blijkens de aanhef ervan berust Ingevolge deze bepaling kunnen rechten worden geheven ter zake van het gebruik overeenkomstig de bestemming van voor de openbare dienst bestemde gemeentebezittingen of van voor de openbare dienst bestemde werken of inrichtingen die bij de gemeente in beheer of in onderhoud zijn.

5.3. De betekenis van “voor de openbare dienst bestemde” is: een openbare functie vervullende. De functie en de openbaarheid van gemeentegrond of een gemeentebezitting zijn aan elkaar gerelateerd. De betekenis van “gebruik overeenkomstig de bestemming” is: overeenkomstig de functie van de openbare gemeentebezitting. De openbaarheid strekt zich niet verder uit dan voortvloeit uit de functie welke een gemeentebezitting heeft. De functie bepaalt welk gebruik van de gemeentebezit¬ting is toegelaten. De functie bepaalt dus eveneens in hoeverre de gemeentegrond of gemeentebezitting publiekelijk toegankelijk is.

5.4. Het criterium voor de beantwoording van de vraag of gemeentegrond of een gemeente¬be¬zitting voor de openbare dienst bestemd is, is niet, zoals belanghebbende meent, welk bestuursorgaan bevoegdheden uitoefent, taken verricht en kosten financiert met betrekking tot het beheer of onderhoud van die gemeentegrond of gemeentebezitting. Ter zitting heeft de heffingsambtenaar overigens voldoende aannemelijk gemaakt en belanghebbende onvol¬doende weersproken, dat het on¬derhoud met betrekking tot het water tot het takenpakket van de gemeente behoort, dat de gemeente daarvoor de verantwoordelijkheid draagt, en dat de uitvoering van dat onderhoud door de gemeente plaatsheeft onder toezicht en volgens de regelgeving van het hoogheemraadschap. Een door belanghebbende voorgestaan onderscheid waarbij ten aan¬zien van het water de bestemming voor de openbare dienst wel geldt voor het hoogheem¬raadschap, maar niet voor de gemeente, vindt geen steun in het recht.

5.5. Naar vaste rechtspraak van dit Hof is beslissend voor de beantwoording van de vraag of gemeentegrond of een gemeentebe¬zitting voor de openbare dienst bestemd is, (1) of deze, gezien de functie die de gemeente¬grond of gemeen¬tebezitting vervult, feitelijk strekt tot algemeen nut, en (2) of een ieder in be¬ginsel bij die grond belang kan hebben. Het water heeft, naar onweersproken is, de functie een voor een ieder vrij toegankelijk open¬baar vaarwater te zijn tussen enerzijds de Zaan en anderzijds de gemeente Wormerland. Voorts heeft de gemeente, naar onweersproken is, de ligplaatsen in de gemeente aangewe¬zen, gerangschikt en ingericht conform de bestemming die aan de gemeentebezitting is gegeven in het gemeentelijke bestemmingsplan. Dit leidt tot de conclusie dat het water en daarmee ook de ligplaats voor de openbare dienst bestemd is. Aan deze conclusie doet niet af dat de ligplaatsen niet toegankelijk zijn voor het publiek, omdat realisatie en handhaving van de functie van de gemeentebezitting als te voorzien in ligplaatsen voor woonschepen niet een publieke toegankelijkheid daarvan vereist. Toegankelijkheid voor het publiek is immers geen algemeen geldend vereiste waaraan noodzakelijkerwijs moet zijn voldaan vooraleer geoor¬deeld kan worden dat een gemeentebezitting voor de openbare dienst bestemd is.

5.6. De slotsom is dat het water is bestemd voor de openbare dienst als bedoeld in artikel 229 van de Gemeentewet en dat de aanslag terecht is opgelegd. Het hoger beroep is onge¬grond en de uitspraak van de rechtbank dient te worden bevestigd.

6. Proceskosten

Het Hof ziet geen aanleiding tot vergoeding van proceskosten.

7. Beslissing

Het Hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.

De uitspraak is vastgesteld door mrs. O.B. Onnes, voorzitter, W.M.G. Visser en P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, leden van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. S.K. Grando als griffier. De beslissing is op 20 augustus 2009 in het openbaar uitgesproken.

De griffier is verhinderd de uitspraak mede te ondertekenen.

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.