Home

Gerechtshof Amsterdam, 05-11-2009, BK4152, 07/00327 en 07/00328

Gerechtshof Amsterdam, 05-11-2009, BK4152, 07/00327 en 07/00328

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
5 november 2009
Datum publicatie
25 november 2009
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2009:BK4152
Zaaknummer
07/00327 en 07/00328
Relevante informatie
Algemene wet inzake rijksbelastingen [Tekst geldig vanaf 01-01-2023 tot 01-01-2024] art. 27l, Wet waardering onroerende zaken [Tekst geldig vanaf 01-01-2023 tot 01-01-2024] art. 17

Inhoudsindicatie

Het geschil betreft de waardering van een perceel grond van 7.614 m2. Het Hof oordeelt dat belanghebbende voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de cultuurgrondvrijstelling van toepasssing is op een gedeelte van het perceel van 7.110 m2. Het Hof stelt de waarde hiervan op nihil.

Met betrekking tot het gedeelte van het perceel dat 504 m2 groot is en de bestemming openbaar groen heeft oordeelt het Hof dat geen van beide partijen de door haar verdedigde waarde aannemelijk heeft gemaakt. Het Hof stelt de waarde in goede justitie vast op € 30 per m2. De waarde komt uit op afgerond € 15.000. Hoger beroep heffingsambtenaar ongegrond en hoger beroep belanghebbende gegrond. Nu het hogere beroep van de heffingsambtenaar ongegrond is wordt van hem een griffierecht geheven op grond van artikel 27l, derde lid van de Awr.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

kenmerken P07/00327 en P07/00328

uitspraak: 5 november 2009

uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer

op de hogere beroepen van partijen tegen de mondelinge uitspraak in de zaak no. AWB 06/4645 van de rechtbank Haarlem van 3 mei 2007 in het geding tussen

X,

wonende te Y, gemeente Z,

belanghebbende,

en

het hoofd van de sector Belastingen van de gemeente Haarlemmermeer,

de heffingsambtenaar.

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1. De heffingsambtenaar heeft bij beschikking met dagtekening 30 november 2005 op de voet van artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: Wet woz) de waarde van de onroerende zaak […] 264 te Y (hierna: de onroerende zaak) naar de waardepeildatum 1 januari 2003 voor het tijdvak 1 januari 2005 tot en met 31 december 2006 vastgesteld op € 100.000.

1.2. Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak, gedagtekend

7 februari 2006, de waarde gehandhaafd.

1.3. Bij mondelinge uitspraak van 3 mei 2007, waarvan het proces-verbaal verzonden is op

9 mei 2007, heeft de rechtbank Haarlem (hierna: de rechtbank) het daartegen door belanghebbende ingestelde beroep gegrond verklaard en de waarde verminderd tot € 80.000.

1.4. Tegen deze uitspraak van de rechtbank heeft de heffingsambtenaar hoger beroep ingesteld bij beroepschrift van 15 juni 2007, bij het Hof ingekomen op diezelfde datum, aangevuld bij brief van 8 augustus 2007.

Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.

1.5. Belanghebbende heeft hoger beroep ingesteld bij beroepschrift van 17 juni 2007, bij het Hof ingekomen op 18 juni 2007.

De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.6. De eerste zitting in deze zaak heeft plaatsgevonden op 29 februari 2008. Het proces-verbaal van die zitting is meegezonden met de schriftelijke uitspraak van het Hof van 30 mei 2008, nr. 07/00329, met betrekking tot een ander op die zitting behandeld beroep van belanghebbende.

1.7. Naar aanleiding van de mondelinge behandeling heeft het Hof bij brief van 6 maart 2008 de heffingsambtenaar verzocht nadere inlichtingen te verschaffen omtrent de vraag in hoeverre op de onroerende zaak (her)bouw mag plaatsvinden. Bij faxbericht van 27 maart 2008 is de reactie hierop van de heffingsambtenaar ingekomen. De griffier heeft op 1 april 2008 een afschrift van dit stuk aan belanghebbende gezonden. Op 21 april 2008 is een reactie van belanghebbende ontvangen.

1.8. Het tweede onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 september 2008. Daar zijn gelijktijdig behandeld de door de heffingsambtenaar ingestelde, samenhangende beroepen met de nummers P07/00324, P07/00325 en P07/00326. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

1.9. Het derde onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 juni 2009. Deze zitting heeft plaatsgevonden wegens verandering in de samenstelling van de belastingkamer. Tijdens de zitting zijn gelijktijdig behandeld de door de heffingsambtenaar ingestelde, samenhangende beroepen met de nummers P07/00324, P07/00325 en P07/00326 behandeld. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2. Overwegingen

2.1. Feiten

2.1.1. De rechtbank heeft de volgende feiten vastgesteld, waarbij belanghebbende is aangeduid als eiser:

“Eiser is gebruiker van een perceel grond van 7.614 m² (hierna: het perceel) gelegen aan de [...] 264 te Y, gemeente Z.”

In aanvulling hierop stelt het Hof de volgende feiten vast:

2.1.2. Tot de gedingstukken behoort een door de heffingsambtenaar ingebracht taxatierapport, opgesteld door A.J. Otten, taxateur, waarin deze de onroerende zaak op

1 januari 2003 waardeert op € 100.000. Dit rapport vermeldt onder meer het volgende:

“3. Omschrijving van het object

3.1. Algemeen

Het betreft hier twee percelen grond:

HLM00 sectie AA nr. […] G, groot 504 m², voorheen bebouwd met de inmiddels gesloopte woningen [...] 263 en 264, aan de openbare weg gelegen.

HLM00 sectie AA nr. […] G , groot 7.110 m², gelegen achter [...] 267 en 268.

(…)

3.6. Waarde opbouw

Kavelgrootte Prijs per m² Waarde

504 m² € 65,- € 32.760,-

7110 m² € 9,50 € 67.545,-

Totale waarde € 100.305,-

WOZ-waarde afgerond per 1-1-2003 € 100.000

4. Locatie

4.1. Stand en ligging

Ligging aan en nabij de [...] te Y, gemeente Z.

(…)

4.4. Bestemming

HLM00 sectie AA nr. […] G, groot 504 m²: openbaar groen.

HLM00 sectie AA nr. […] G, groot 7.110 m²: agrarisch.

5. Marktomstandigheden

5.1. Courantheid:

Gelet op de vigerende bestemmingen is het geheel niet zo courant.

(…)

8. Verantwoording

De voor de kleinste kavel gerekende waarde van € 65,- per m² komt overeen met de prijs van z.g. snippergroen. Kleine perceeltjes grond welke de gemeente verkoopt aan eigenaren van belendende percelen.

Voor het grote perceel is als agrarische grondprijs slechts 59,50 per m² gerekend, daar waar elders in de gemeente Haarlemmermeer voor tuinbouwgrond € 22,50 per m² wordt gerekend.”

2.1.3. De onroerende zaak valt binnen het bereik van de op 2 mei 1968 door de raad van de gemeente Haarlemmermeer vastgestelde “Voorschriften bestemmingsplan Y 1967” (hierna: het Bestemmingsplan) en het op 8 juli 2004 door dezelfde raad vastgestelde Paraplubestemmingsplan Luchthavenindeling (hierna: het Paraplubestemmingsplan).

2.1.4. Artikel 20 van het Bestemmingsplan luidt voorzover hier van belang als volgt:

“1. In afwijking van de kaart van het bestemmingsplan en deze voorschriften mag een niet met het plan overeenkomend gebouw, dat rechtens een voorgaande regeling tot stand is gekomen of waarvoor rechtens een voorgaande regeling reeds een bouwvergunning was verleend:

a. voor een gedeelte worden vernieuwd of in beperkte mate worden veranderd, mits daardoor de bestaande afwijking van de aard van de bestemming niet wordt vergroot;

b. tot ten hoogste 15% van de bestaande oppervlakte worden uitgebreid, mits daardoor de bebouwingsgrenzen niet worden overschreden en overigens de bestaande afwijzing van de aard van de bestemming niet wordt vergroot;

c geheel worden vernieuwd, zonodig met overschrijding van de grens van de bebouwing naar de wegzijde, indien een gebouw ten gevolge van een onheil is vernield, mits de bestaande afwijking van de aard van de bestemming niet wordt vergroot, een en ander behoudens onteigening overeenkomstig de wet.”

2.1.5. De onroerende zaak is gelegen binnen de zogenoemde 58-decibelcontour.

2.2. Geschil

In geschil is de waarde van de onroerende zaak op de waardepeildatum 1 januari 2003.

2.3. Oordeel van de rechtbank

De rechtbank heeft het beroep van belanghebbende gegrond verklaard en voor de toepassing van de Wet woz de waarde van de onroerende zaak verminderd tot € 80.000. De rechtbank heeft omtrent het geschil het volgende overwogen, waarbij belanghebbende is aangeduid als eiser, de heffingsambtenaar als verweerder en de onroerende zaak als het perceel:

“4. Ter staving van deze door hem verdedigde waarde heeft verweerder bij het verweerschrift een op 17 augustus 2006 gedagtekend taxatierapport overgelegd, opgemaakt door A.J. Otten, taxateur, in welk rapport wordt geconcludeerd tot een waarde van het perceel op de waardepeildatum van eveneens (afgerond) € 100.000.

5. Otten heeft bij zijn taxatie een onderscheid gemaakt tussen de aan een klein gedeelte van het perceel toe te kennen waarde (door hem aangeduid als openbaar groen of ‘snippergroen’) en de aan het resterende gedeelte toe te kennen waarde:

kavelgrootte prijs per m² waarde

snippergroen 504 m² € 65 € 32.760

resterende gedeelte 7.110 m² € 9,50 € 67.545

totaal 7.614 m² € 100.305

Taxateur Otten heeft in zijn taxatierapport geen gegevens vermeld van verkoopprijzen die rondom de peildatum voor soortgelijke percelen grond zijn gerealiseerd.

6. De grootte van het perceel, noch het onderscheid tussen het snippergroen en het resterende gedeelte en de daarbij behorende kaveloppervlak, is tussen partijen in geschil.

7. De rechtbank volgt verweerder in zijn gemotiveerde stelling (mede onder verwijzing naar een raadsbesluit over de verkoopprijs die bij verkoop van snippergroen door de gemeente wordt gehanteerd), daarin door eiser niet of onvoldoende bestreden, dat bij de waardering van het gedeelte van 504 m² van het perceel uitgegaan dient te worden van een waarde van € 65 per m².

De (blote) stelling van belanghebbende dat voor dit snippergroen-gedeelte uitgegaan dient te worden van een waarde van € 5 per m² is door hem, hoewel daartoe ter zitting nadrukkelijk uitgenodigd, niet nader onderbouwd.

8. Ten aanzien van de waardering van het resterende gedeelte van 7.110 m² (door Otten aangeduid als agrarische grond) is de rechtbank van oordeel dat de taxateur de door hem gehanteerde prijs van € 9,50 per m² niet of althans onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt. Taxateur Otten heeft deze stelling slechts onderbouwd met de opmerking dat voor tuinbouwgrond in de gemeente Haarlemmermeer een grondprijs van € 22,50 per m² wordt gehanteerd.

Niet alleen ontbreekt iedere aansluiting tussen genoemde € 22,50 per m² en de bij de onderhavige waardering gehanteerde € 9,50 per m², ook enige onderbouwing van de gehanteerde € 9,50 per m² met bijvoorbeeld gerealiseerde transactieprijzen voor soortgelijke stukken grond (agrarische grond of meer in het bijzonder, tuinbouwgrond) in de gemeente Haarlemmermeer of elders ontbreekt.

9. Op verweerder rust de bewijslast aannemelijk te maken dat de in aanmerking genomen waarde van € 100.000 niet te hoog is.

Met het door hem overgelegde taxatierapport alsmede met hetgeen hij overigens in de stukken en ter zitting heeft aangevoerd, is verweerder - voor zover de waardering betrekking heeft op het gedeelte van 7.110 m² - daarin onvoldoende geslaagd.

10. Eiser heeft zijn (blote) stelling dat de waarde van het gedeelte van 7.110 m² moet worden vastgesteld op basis van een grondprijs van € 5 per m², hoewel daartoe ter zitting nadrukkelijk uitgenodigd, niet nader onderbouwd.

Eiser heeft evenmin zijn stelling dat de vrijstelling van de voor landbouw geëxploiteerde cultuurgrond (artikel 2, eerste lid, letter a van de Wet woz) van toepassing is, niet of onvoldoende aannemelijk gemaakt.

Het door hem uitgesproken voornemen om (nadat hij enige jaren als gevolg van een ongeval de grond niet heeft kunnen bewerken als gevolg waarvan de grond al enige jaren braak ligt) direct als zijn gezondheid het hem toestaat de grond weer te gaan bewerken, is daartoe (hoezeer de rechtbank begrip heeft voor de problemen die voortkomen uit zijn ongeval en de daarmee gepaard gaande moeilijkheden om de grond daadwerkelijk te bewerken) onvoldoende.

Eiser heeft ter zitting, hoewel daartoe nadrukkelijk uitgenodigd, ook niet cijfermatig kunnen onderbouwen tegen welke kosten en met welke opbrengsten hij de grond voordien heeft geëxploiteerd of weer zal gaan exploiteren.

11. Nu de rechtbank verweerder, noch eiser kan volgen in de door hen verdedigde waarde stelt de rechtbank, gelet op het vorenstaande en rekening houdend met al hetgeen door partijen ter zitting en in de van hen afkomstige stukken naar voren is gebracht, de waarde van het perceel, voor de toepassing van de Wet woz en naar de peildatum 1 januari 2003, in goede justitie vast op € 80.000.”

2.4. Standpunten van partijen

2.4.1. De heffingsambtenaar bepleit een waarde van de onroerende zaak van € 100.000. Ter ondersteuning van zijn standpunt heeft hij, kort samengevat, het volgende aangevoerd:

- bij de waardering van het perceel groot 504 m² is voldoende rekening gehouden met de bestemming van de onroerende zaak, namelijk ‘openbaar groen’. De prijs van € 65 komt overeen met de prijs die binnen de gemeente Haarlemmermeer wordt gehanteerd voor de verkoop van ‘snippergroen’: kleine stukjes openbaar groen die door de gemeente worden verkocht aan eigenaren van belendende percelen. Dit ‘snippergroen’ mag evenmin als het onderhavige perceel worden bebouwd;

- de waarde van het perceel groot 7.110 m², bepaald op € 9,50 per vierkante meter, is niet op een te hoog bedrag vastgesteld. Het gaat om tuinbouwgrond met een agrarische bestemming. Verwezen is naar de prijs per vierkante meter die in de gemeente Haarlemmermeer voor tuinbouwgrond wordt gehanteerd, te weten € 22,50. Deze prijs is tot stand gekomen door analyse van verkoopcijfers van soortgelijke objecten rondom de waardepeildatum in en rond de gemeente Haarlemmermeer. Een vergelijkbaar perceel grond is op 12 april 2006 verkocht voor een vierkante meterprijs van € 12,75;

- ook al heeft vermelde verkoop geruime tijd na de peildatum plaatsgevonden, hiermee is rekening gehouden doordat de waarde per vierkante meter voor de onderhavige onroerende zaak meer dan 25% lager ligt dan de waarde van de in 2006 verkochte onroerende zaak.

Ter zitting van 29 februari 2008 heeft de heffingsambtenaar hieraan toegevoegd dat voor wat betreft het perceel groot 504 m² een bouwvergunning kan worden afgegeven. De waarde van dit perceel is derhalve te laag vastgesteld.

2.4.2. Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Ter ondersteuning van zijn standpunt heeft belanghebbende, kort samengevat, het volgende aangevoerd:

- er is door de rechtbank geen rekening gehouden met de bestemming van de grond;

- ten onrechte is op het grootste deel van het perceel de cultuurgrondvrijstelling niet toegepast.

2.4.3. Het Hof verwijst voor de standpunten van partijen voor het overige naar de gedingstukken en de processen-verbaal van de zittingen in hoger beroep.

2.5. Beoordeling van het geschil in hoger beroep

2.5.1. Ingevolge artikel 17, eerste lid van de Wet woz wordt aan een onroerende zaak een waarde toegekend. Op grond van het tweede lid van dit artikel wordt de waarde bepaald op de waarde die aan de onroerende zaak dient te worden toegekend, indien de volle en onbezwaarde eigendom daarvan zou kunnen worden overgedragen en de verkrijger de zaak in de staat waarin die zich bevindt, onmiddellijk en in volle omvang in gebruik zou kunnen nemen. Daarbij heeft als waarde te gelden de waarde in het economische verkeer, ofwel de prijs die bij aanbieding ten verkoop op de voor die onroerende zaak meest geschikte wijze na de beste voorbereiding door de meest biedende gegadigde voor de onroerende zaak zou zijn betaald. De bewijslast om aannemelijk te maken dat de waarde niet op een te hoog bedrag is vastgesteld, rust op de heffingsambtenaar.

2.5.2. Belanghebbende doet voor het gedeelte van de onroerende zaak groot 7110 m² een beroep op de in de Uitvoeringsregeling uitgezonderde objecten Wet woz opgenomen cultuurgrondvrijstelling. Artikel 2, eerste lid, aanhef en sub a, van deze Uitvoeringsregeling luidt:

“1. Bij de bepaling van de waarde wordt buiten aanmerking gelaten de waarde van:

a. ten behoeve van de land- of bosbouw bedrijfsmatig geëxploiteerde cultuurgrond, voor zover die niet de ondergrond vormt van gebouwde eigendommen:”

Van een bedrijfsmatige exploitatie is sprake als met behulp van kapitaal en arbeid en door deelname aan het economische verkeer voordeel wordt beoogd. Het is aan belanghebbende om aannemelijk te maken dat de cultuurgrondvrijstelling van toepassing is. Naar het oordeel van het Hof heeft belanghebbende met zijn uiteenzettingen tijdens beide zittingen en de ter zitting van 29 februari 2008 door hem overgelegde veilingbrieven voldoende aannemelijk gemaakt dat sprake is van bedrijfsmatige exploitatie. Nu vast staat dat dit perceel niet (deels) ondergrond van een gebouw vormt, is de cultuurgrondvrijstelling van toepassing en wordt de waarde van het onderhavige perceel buiten aanmerking gelaten en gesteld op nihil.

2.5.3. De heffingsambtenaar heeft ter onderbouwing van de door hem bepleite waarde van het gedeelte van de onroerende zaak groot 504 m² gewezen op het Bestemmingsplan en het Paraplubestemmingsplan. Op gronden met de bestemming ‘openbaar groen’ mogen volgens het Bestemmingsplan gebouwen aanwezig zijn die nodig zijn voor het onderhoud van het openbaar groen en andere bouwwerken, met dien verstande dat de goothoogte van enig gebouw niet meer dan 3 meter mag belopen. Noch op grond van het Bestemmingsplan, noch op grond van regelgeving met betrekking tot de luchthaven A, zouden beperkingen bestaan betreffende de uitbreiding van bestaande bebouwing anders dan gegeven in het Bestemmingsplan. Het herbouwen van woningen zou door deze regelgeving niet worden uitgesloten.

2.5.4. Belanghebbende heeft betwist dat rekening is gehouden met de bestemming van de onroerende zaak en heeft daarbij verwezen naar een brief van 1 februari 1980, waarin hem door de gemeente Haarlemmermeer is medegedeeld dat de bestemming van een deel van het onderhavige perceel, groot 504 m² ‘openbaar groen’ is. Daarnaast heeft belanghebbende verwezen naar eerdervermelde bestemmingsplannen. Belanghebbende heeft gesteld dat de waarde van de onroerende zaak € 5 per m² bedraagt.

2.5.5. Vaststaat dat de opstallen die op het perceel stonden zijn gesloopt. Op grond van artikel 20 van het Bestemmingsplan kan herbouw plaatsvinden indien de opstallen als gevolg van een onheil zijn vernield. Naar het oordeel van het Hof heeft de heffingsambtenaar dit niet gesteld en ook overigens niet aannemelijk gemaakt. Het Hof concludeert dat (her)bouw niet is toegestaan.

Voorts heeft de heffingsambtenaar gewezen op de bestaande gemeentelijke praktijk met betrekking tot ‘snippergroen’. Het Hof overweegt daaromtrent dat de heffingsambtenaar ‘snippergroen’ heeft omschreven als kleine stukjes openbaar groen die door de gemeente worden verkocht aan eigenaren van belendende percelen, die de grond vervolgens dikwijls gebruiken als tuin. De heffingsambtenaar heeft niet aannemelijk gemaakt dat in het onderhavige geval de eigenaren van belendende percelen geïnteresseerd waren in aankoop van het perceel, bij voorbeeld om het als tuin te gebruiken. Voorts kan bij een oppervlakte van 504 m² niet van een klein stuk grond worden gesproken.

Op deze gronden is het Hof van oordeel dat de heffingsambtenaar de door hem op € 67.545 vastgestelde waarde van dit perceel, welk bedrag geheel is gebaseerd op de verkoopprijs van snippergroen, niet aannemelijk heeft gemaakt.

2.5.6. Nu de heffingsambtenaar niet is geslaagd in de op hem rustende bewijslast, doet zich de vraag voor of belanghebbende de door hem bepleite waarde, berekend op basis van een grondprijs van € 5 per m², aannemelijk heeft gemaakt. Belanghebbende heeft echter slechts gesteld dat herbouw of nieuwbouw niet of slechts zeer beperkt mogelijk is en heeft geen enkel bewijsmiddel voor de door hem gestelde grondprijs aangedragen. Naar het oordeel van het Hof heeft belanghebbende dan ook de door hem verdedigde waarde niet aannemelijk gemaakt.

2.5.7. Nu geen van beide partijen de door haar verdedigde waarde aannemelijk heeft gemaakt, zal het Hof de waarde van het gedeelte van de onroerende zaak groot 504 m² vaststellen. Uit de uitspraak van het Hof van heden in de zaak met nummer P07/00325, welke met deze uitspraak wordt meegezonden, blijkt dat vergelijkbare grond waarop geen woning is toegestaan, is te waarderen op € 41 per m². De zojuist bedoelde vergelijkbare grond heeft echter volgens het Bestemmingsplan de bestemming wonen, terwijl het zojuist bedoelde gedeelte van de onroerende zaak de bestemming openbaar groen heeft. Dit verschil in bestemming rechtvaardigt een lagere waarde per m² van laatstbedoeld gedeelte. Het Hof stelt die waarde in goede justitie op € 30. De waarde van dit gedeelte komt dan uit op (504 x 30 =) € 15.120, dat is afgerond € 15.000.

2.5.8. Gelet op voormelde oordelen van het Hof behoeven de niet behandelde grieven van partijen geen behandeling meer.

2.5.9. De slotsom is dat het hoger beroep van de heffingsambtenaar ongegrond is en het hoger beroep van belanghebbende gegrond. De uitspraak van de rechtbank dient te worden vernietigd behoudens haar beslissingen omtrent de vernietiging van de uitspraak van de heffingsambtenaar en de vergoeding van het griffierecht. Doende wat de rechtbank had behoren te doen, zal het Hof zal de bij beschikking vastgestelde waarde van de onroerende zaak verminderen tot € 15.000.

2.5.10. Belanghebbende heeft ter zake van de beroepen met de nummers P07/00324, P07/00325, P07/00326, P07/00327 en P07/00328 recht op vergoeding van proceskosten op de voet van artikel 8:75, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht. Met inachtneming van artikel 1, eerste lid, aanhef en onderdelen c en d, van het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: het Besluit) wordt deze vergoeding voor het bijwonen van de zittingen vastgesteld op € 22 voor reiskosten per tweede klasse openbaar vervoer, voor twee personen, vermeerderd met € 480 (12 uren x € 20 x 2 personen) voor verletkosten. De kosten van door belanghebbende gemaakte foto’s komen op grond van het Besluit niet voor vergoeding in aanmerking. Daarnaast heeft belanghebbende recht op € 106 wegens vergoeding van betaalde griffierechten.

2.5.11. Aangezien het hogere beroep van de heffingsambtenaar ongegrond is, zal op grond van artikel 27l, derde lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen van de gemeente Haarlemmermeer een griffierecht worden geheven van € 428.

3. Beslissing

Het Hof:

- verklaart het beroep van de heffingsambtenaar ongegrond;

- verklaart het beroep van belanghebbende gegrond;

- vernietigt de uitspraak van de rechtbank, behoudens de beslissingen omtrent de uitspraak op bezwaar en de vergoeding van het griffierecht;

- vermindert de waarde van de onroerende zaak tot € 15.000;

- veroordeelt de heffingsambtenaar in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 502;

- gelast dat de heffingsambtenaar aan belanghebbende vergoedt het door deze voor de behandeling van het hogere beroep in de zaak met nummer P07/00328 betaalde griffierecht van € 106 en

- bepaalt dat van de heffingsambtenaar een griffierecht wordt geheven van € 428.

De uitspraak is gedaan door mrs. O.B. Onnes, voorzitter, J.P.F. Slijpen en W.M.G. Visser, leden van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. S.K. Grando als griffier. De beslissing is op 5 november 2009 in het openbaar uitgesproken.

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.