Gerechtshof Amsterdam, 14-01-2010, BL1506, 08/00869
Gerechtshof Amsterdam, 14-01-2010, BL1506, 08/00869
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 14 januari 2010
- Datum publicatie
- 3 februari 2010
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2010:BL1506
- Zaaknummer
- 08/00869
Inhoudsindicatie
Belanghebbende heeft gesteld dat haar administratie ten onrechte is verworpen.
Het Hof is met de rechtbank van oordeel dat het sterk afwijkende brutowinstpercentage tezamen met de veelheid aan in de administratie aangetroffen gebreken ook zonder een gebleken laag netto privé-inkomen reeds voldoende grond voor omkering van de bewijslast vormt. De inspecteur heeft met het rapport van het boekenonderzoek de naheffingsaanslag genoegzaam en voldoende zorgvuldig onderbouwd. Niet is gesteld of gebleken dat de feitelijke vaststellingen, zoals de inkoopwaarden en de prijslijst voor 2003, in het controlerapport onjuist zijn. Dat de inspecteur in de uitspraak op bezwaar de naheffingsaanslag op een lager bedrag heeft vastgesteld dan in het controlerapport is voorgesteld, brengt nog niet mee dat de inspecteur daarbij niet is uitgegaan van een redelijke schatting.
Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
kenmerk P08/00869
14 januari 2010
uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
vennootschap onder firma L, te H, belanghebbende,
gemachtigde mr. A,
tegen de uitspraak in de zaak nummer AWB 07/2545 van de rechtbank Haarlem (hierna: de rechtbank) van 18 juni 2008 in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
de inspecteur.
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1. De inspecteur heeft met dagtekening 27 mei 2006 aan belanghebbende een naheffingsaanslag in de omzetbelasting opgelegd over het tijdvak 1 januari 2001 tot en met 31 december 2003 ter grootte van € 53.206. Bij beschikkingen van dezelfde datum heeft de inspecteur een boete opgelegd van 50% alsmede € 6.895 heffingsrente in rekening gebracht.
1.2. Na daartegen gemaakt bezwaar, ingekomen bij de inspecteur op 15 juni 2006, heeft de inspecteur bij uitspraak van 2 maart 2007 de naheffingsaanslag verminderd tot € 26.433 aan enkelvoudige belasting, de boete verminderd tot 10% van de enkelvoudige belasting
(€ 2.643) en de heffingsrente vastgesteld op € 3.304.
1.3. Bij brief van 4 april 2007, ingekomen bij de rechtbank op 5 april 2007, heeft belanghebbende een beroepschrift ingediend.
1.4. Bij uitspraak van 18 juni 2008, aan partijen toegezonden op 24 juni 2008, heeft de rechtbank het door belanghebbende ingestelde beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de inspecteur vernietigd voor zover deze ziet op de boete en de boete verminderd tot 9% van het nageheven bedrag.
1.5. Het tegen deze uitspraak ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 5 augustus 2008. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
1.6. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 november 2009. Verschenen zijn mr. A als gemachtigde en namens de inspecteur S en J. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2. Feiten
2.1. Belanghebbende exploiteerde in de periode 1 januari 2000 tot en met 20 december 2004 een café op het adres H te H. De onderneming werd gedreven in de vorm van een vennootschap onder firma. Vennoten waren A en C.
2.2. Omtrent de kasadministratie van belanghebbende is in een controlerapport van de Belastingdienst van 18 april 2006 onder meer het volgende vermeld:
“3.1.1 Kasverantwoording\Geldbeweging
Behoudens het begin van 2000 is er geen kascontrole meer mogelijk als gevolg van het niet meer doortellen van omzetten en uitgaven.
Kruisposten en uitgaven worden in het kasboek verwerkt op andere data dan ze in werkelijkheid zijn afgestort. Tevens worden de uitgaven regelmatig exclusief BTW geboekt. De BTW wordt vervolgens op een latere datum geboekt.
De omzet speelautomaten wordt niet als kasontvangst geboekt maar soms maanden later op de bank gestort.
Tevens is gebleken dat niet de volledige opbrengst speelautomaten is verantwoord.
Ondanks het feit dat de exploitant maandelijks komt afrekenen ontbreken er een aantal afrekeningen.
In een aantal gevallen wordt zelfs het (lagere) deel van de exploitant op de bank gestort.
(…)
De overgelegde kassa-afslagen vertonen vanaf de start van de onderneming grote hiaten in volgnummers waarbij tevens is geconstateerd dat een aantal hiervan op wel zeer bijzondere tijdstippen zijn afgeslagen.
(…)
Loonbetalingen worden direct na afloop van de dienst uitbetaald. Het totaal in één week uitbetaalde loon wordt echter op één dag in het kasboek geboekt in plaats van de dag van uitbetaling.
Privé-opnamen bestaan voornamelijk uit uitgaven voor benzine en voedsel. Er zitten echter grote verschillen in het tijdsverloop van de opnamen.
(…)
Een deugdelijke kascontrole (o.a. geen saldocontrole) ontbreekt.”
2.3. Ter zake van de verantwoording van de door belanghebbende behaalde winst is in voormeld controlerapport onder meer het volgende vermeld:
“3.1.3 Brutowinst
Uit de jaarstukken blijken de onderstaande brutowinstpercentages (exclusief opbrengst speelautomaten):
2000 2001 2002 2003
Omzet totaal (…) € 232.090 € 249.916 € 206.705
Inkoopwaarde (…) € 110.279 € 116.334 € 92.238
Brutowinst (…) € 121.811 € 133.582 € 114.467
BW% (…) 110% 115% 124%
De vastgestelde brutowinstpercentages zijn zowel relatief als absoluut te laag en wijken ten opzichte van de branchegegevens onverklaarbaar veel af.
De uitkomst van de theoretische omzetberekening wijkt onaanvaardbaar af van de verantwoorde omzet.
Over genoemde jaren zijn aan de hand van opgevraagde inkoopcijfers theoretische omzetberekeningen gemaakt. (…) Deze wijken enorm af van de cijfers uit de jaarstukken.
Daarbij dient tevens rekening te worden gehouden dat de prijslijsten van betreffende jaren niet bewaard zijn gebleven. Voor een groot aantal dranken is de gehanteerde verkoopprijs niet meer te achterhalen.
De in de theoretische berekeningen gehanteerde prijzen zullen in het algemeen lager liggen dan ze in werkelijkheid waren.
(…)
4.2 Verstorende elementen voor de winstmarge:
Privé-gebruik en personeelsverstrekkingen
Tot de overgang naar Administratiekantoor K zijn er geen vastleggingen gemaakt ten aanzien van het privé- en personeelsgebruik. Over het jaar 2003 is door de heer K een bedrag van € 6.000 aan de inkoopwaarde onttrokken voor privé-gebruik. Voor het totaal privé-gebruik en personeelsgebruik is dit normaliter acceptabel. Deze onttrekking wordt volledig aan het hoge tarief toegerekend.
In het schrijven geeft belastingplichtige echter aan dat er een zeer hoog eigen gebruik is geweest. De term alcoholisten wordt hier zelfs gebruikt. Hoewel niet is aangetoond danwel aannemelijk gemaakt dat het privé-gebruik hoger dient te zijn ben ik voornemens een hoger bedrag aan privé in mindering te brengen.
Voor de jaren 2000 tot en met 2002 zal € 10.000. Voor 2003 zal een correctie van € 4.000 worden verwerkt.”
2.4. In aanvulling op het controlerapport vermeldt het Hof het navolgende.
Tijdens de controle is één prijslijst aangetroffen. Het betreft de prijslijst over het jaar 2003.
3. Geschil in hoger beroep
In hoger beroep is in geschil het antwoord op de vraag of de naheffingsaanslag en de boete terecht zijn opgelegd.
4. Standpunten van partijen
Voor de standpunten van partijen verwijst het Hof naar de gedingstukken en het
proces-verbaal van de zitting.
5. Beoordeling van het geschil
5.1. Belanghebbende heeft gesteld dat haar administratie ten onrechte is verworpen. In dit verband heeft belanghebbende aangevoerd, naar het Hof begrijpt, dat de rechtbank te veel dan wel een onjuiste betekenis aan de omissies in de administratie heeft toegekend. Daarbij zou de rechtbank met name uit het oog hebben verloren dat de inspecteur geen vermogensvergelijking heeft opgesteld en aldus niet hebben meegewogen dat niet is gebleken dat sprake is van een onverantwoord laag netto privé-inkomen van de vennoten. Het Hof is met de rechtbank van oordeel dat het sterk afwijkende brutowinstpercentage tezamen met de veelheid aan in de administratie aangetroffen gebreken ook zonder een gebleken laag netto privé-inkomen reeds voldoende grond voor omkering van de bewijslast vormt.
De inspecteur heeft met het rapport van het boekenonderzoek de naheffingsaanslag genoegzaam en voldoende zorgvuldig onderbouwd. Niet is gesteld of gebleken dat de feitelijke vaststellingen, zoals de inkoopwaarden en de prijslijst voor 2003, in het controlerapport onjuist zijn. Dat de inspecteur in de uitspraak op bezwaar de naheffingsaanslag op een lager bedrag heeft vastgesteld dan in het controlerapport is voorgesteld, brengt nog niet mee dat de inspecteur daarbij niet is uitgegaan van een redelijke schatting.
5.2. De rechtbank heeft de boete verminderd op grond van het overschrijden van de redelijke termijn van artikel 6 EVRM tot 9% van het nageheven bedrag. Het Hof acht de resterende boete passend en geboden.
5.3. De slotsom is dat het beroep ongegrond is en dat de uitspraak van de rechtbank moet worden bevestigd.
6. Proceskosten
Het Hof acht geen termen aanwezig een der partijen te veroordelen in de kosten op de voet van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
7. Beslissing
Het Hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
De uitspraak is gedaan door mrs. A Bijlsma, voorzitter, B.A. van Brummelen en K. Kooijman, leden van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van de griffier. De beslissing is op 14 januari 2010 in het openbaar uitgesproken.
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.