Home

Gerechtshof Amsterdam, 14-01-2010, BL1509, 09/00256

Gerechtshof Amsterdam, 14-01-2010, BL1509, 09/00256

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
14 januari 2010
Datum publicatie
3 februari 2010
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2010:BL1509
Zaaknummer
09/00256

Inhoudsindicatie

De Douanekamer is van oordeel dat het deksel moet worden ingedeeld onder Taric-code 7325 10 99 10. Het deksel wordt gemaakt van niet-smeedbaar gietijzer en dit komt overeen met de bewoordingen van post 7325 10. De deksels worden gebruikt voor het afdekken of toegankelijk maken van installaties onder de grond, hetgeen overeenkomt met de bewoordingen van de Taric-code 7325 10 99 10.

De stelling van belanghebbende dat het goed moet worden ingedeeld onder post Taric-code 8481 90 00 90, kan niet worden gevolgd. Uit de bewoordingen van post 8481 90 00 moet worden afgeleid dat deze post is bedoeld voor delen van kranen en dergelijke artikelen.

Het deksel kan evenmin worden ingedeeld in hoofdstuk 39. Belanghebbende gaat er ten onrechte vanuit dat het putdeksel een onderdeel is van de straatpot. Het deksel is door gewicht en materiaal op zichzelf beschouwd geschikt om een ruimte in de grond af te sluiten. Dat het deksel zodanige afmetingen heeft dat het de door belanghebbende geproduceerde straatpotten kan afdekken, maakt dit niet anders.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

kenmerk P 09/00256 DK

14 januari 2010

uitspraak van de Douanekamer van het Gerechtshof te Amsterdam

op het hoger beroep van

A B.V. gevestigd te B,

belanghebbende,

tegen de uitspraak in de zaak nr. AWB 08/2481 van de rechtbank Haarlem (verder: de rechtbank) van 25 maart 2009 in het geding tussen

belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur.

1. Bindende tariefinlichting, bezwaar en geding voor de rechtbank

1.1. De inspecteur heeft met dagtekening 24 september 2007 aan belanghebbende een bindende tariefinlichting (hierna: BTI) uitgereikt, referentie …, voor indeling van een goed in de douanenomenclatuur onder post 7325 10 99, met Taric-code 10. In de aanvraag van de BTI is het goed omschreven als een deksel van niet-smeedbaar gietijzer.

1.2. Belanghebbende heeft tegen deze BTI tijdig bezwaar gemaakt. Op 15 januari 2008 heeft de inspecteur het bezwaar ongegrond verklaard. Belanghebbende is tegen deze uitspraak op 25 februari 2008 in beroep gekomen bij de rechtbank.

1.3. De rechtbank heeft in zijn uitspraak van 25 maart 2009, verzonden op 27 maart 2009, het beroep ongegrond verklaard.

2. De procedure voor de Douanekamer van het Gerechtshof te Amsterdam

2.1. Tegen de sub 1.3. vermelde uitspraak van de rechtbank heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij beroepschrift van 6 april 2009, ingekomen bij de Douanekamer van het Gerechtshof te Amsterdam (hierna: Douanekamer) op 9 april 2009.

2.2. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

2.3. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden ter zitting van 19 oktober 2009. Namens belanghebbende zijn verschenen en gehoord mr. B als gemachtigde, tot bijstand vergezeld van G en S, (beiden werkzaam bij belanghebbende), en namens de inspecteur mr. J en mr. E. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2.4. Vervolgens heeft de Douanekamer het onderzoek gesloten.

3. De feiten

Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze procedure de volgende feiten en omstandigheden voor de Douanekamer komen vast te staan:

3.1. Belanghebbende, producent van kunststof producten, heeft op 12 juli 2007 een aanvraag voor een BTI ingediend. Bij de beoogde indeling is als GN code vermeld: ‘7325 1099 90 of 8481 9000’ Bij de omschrijving van de goederen is vermeld: ‘Zie bijlagen A t/m C + E.’ en bij referentie is vermeld: ‘2731/gdk/ev’.

3.2. De inspecteur heeft in de BTI, BTI referentie NL RTD-2007-002963 van 24 september 2007 het goed ingedeeld in de douanenomenclatuur onder code 7325 10 99 10. Als omschrijving van het goed is in de BTI vermeld:

‘Een deksel van niet-smeedbaar gietijzer. Het artikel (DIN4057), met een diameter van ongeveerd 12 cm en een dikte van ongeveer 4,5 cm, is bestemd om op een kunststof straatpot te worden bevestigd. Het deksel is van het type dat wordt gebruikt voor het afdekken of toegankelijk maken van installaties op of onder de grond en onderdelen daarvan, al dan niet bewerkt, gecoat, geverfd of voorzien van andere materialen, met uitsluiting van brandkranen.’

Bij handelsbenaming en aanvullende gegevens is vermeld:

‘DVGW DIN 4057 8428 GJL 200, Bestemd voor Surface Box – DVGW approved/ water/ According tot VP 310-2/ DIN 4057 for service connection valves/ lidinscription: W’

Bij de motivering voor de indeling van het goed is vermeld:

‘De indeling is vastgesteld op basis van de algemene regels 1 en 6 voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur en de tekst van de GN-codes 7325, 7325 10 en 7325 10 99.’

3.3. Belanghebbende voert deksels in van niet smeedbaar gietijzer. Deze deksels worden op basis van tekeningen van belanghebbende in China geproduceerd. De door belanghebbende geïmporteerde deksels worden geplaatst op kunststof straatpotten, die belanghebbende in Nederland produceert.

3.4. De straatpotten worden in de grond boven leidingen geplaatst en geven toegang tot de bediening van ondergronds geplaatste afsluiters. Door middel van deze afsluiters kunnen water- en gasleidingen worden geopend en gesloten indien dat nodig is. Afsluiters worden ook gebruikt in de nabijheid van rioolzuiveringsbedrijven in de leidingen van en naar de bassins naast rioolzuiveringsgebouwen.

3.5. Het grootste deel van de leidingen, waarvoor de producten van belanghebbende worden gebruikt, ligt op een diepte van circa 80 centimeter. De bediening van de afsluiters, die zich in de leidingen bevinden, gebeurt met behulp van een verlengspindel. Deze verlengspindel komt uit in de straatpot en wordt omsloten door een koker die de leiding en de straatpot met elkaar verbindt. Bediening van de afsluiter vindt plaats door een hulpstuk op het boveneinde van de verlengspindel aan te sluiten en daarmee de spindel te draaien.

3.6. Het deksel is met behulp van een bout vastgemaakt aan de plastic straatpot. Deze bout dient om het deksel te kunnen optillen en draaien zonder dat het los komt van de straatpot.

4. Het oordeel van de rechtbank

“5.1. Tussen partijen is niet in geschil en de rechtbank zal hen daarin volgen, dat het product in GN-onderverdeling 7325 1099, dient te worden ingedeeld en dat het de oorsprong China heeft.

5.2. Tussen partijen is evenmin in geschil dat het product betreft een deksel van niet-smeedbaar gietijzer dat wordt gebruikt voor het afdekken of toegankelijk maken van ondergrondse straatpotten waarin zich afsluitkranen van bijvoorbeeld water of gas bevinden.

5.3. Voor het antwoord op de vraag of de Verordening van toepassing is, is bepalend de tekst van de artikelen van de Verordening.

5.3. Het product valt onder de Verordening. Daarvoor is redengevend dat het product valt binnen de in artikel 1, eerste lid, van de Verordening gegeven beschrijving. Immers, het product is van niet-smeedbaar gietijzer en wordt gebruikt voor het afdekken of toegankelijk maken van (een onderdeel van) een installatie, zijnde een afsluiter. Het product dient niet om een ondergrondse brandkraan af te dekken of toegankelijk te maken.

5.4. Eiseres heeft aangevoerd dat het niet juist is dat er antidumpingrecht wordt geheven over het product terwijl dit niet gebeurt ten aanzien van deksels van potten waarin brandkranen zijn bevestigd nu beide deksels volgens eiseres (nagenoeg) identiek zijn. De rechtbank zal deze grief mede opvatten als een beroep op het gelijkheidsbeginsel.

De rechtbank overweegt dat in artikel 1, eerste lid, van de Verordening artikelen van niet-smeedbaar gietijzer van het type dat wordt gebruikt voor het afdekken of toegankelijk maken van brandkranen expliciet zijn uitgesloten. Nu het product geen afdekking is voor een brandkraan, valt het niet onder deze uitzondering. De tekst van de wet is expliciet en betreft een uitzondering op de regel. Uitzonderingen op een regel moeten volgens vaste jurisprudentie beperkt worden uitgelegd. Hieruit volgt dat er geen ruimte is voor een uitbreiding van de uitzondering naar afdekkingen van potten van andere dan die voor brandkranen. Steun voor deze opvatting is te vinden in overweging 29 van de Verordening. Hierin wordt geconcludeerd dat “alle typen gietstukken die op de Chinese binnenlandse markt vervaardigd en verkocht werden, alle typen die in India vervaardigd en verkocht werden en alle typen die op de markt van de Gemeenschap vervaardigd en verkocht werden met het betrokken product konden worden vergeleken”. De stelling van eiseres doet aan het voorgaande niet af dat het product vergelijkbaar is met het deksel van het type dat wordt gebruikt voor het afdekken of toegankelijk maken van brandkranen nu vaststaat dat het product niet voor brandkranen wordt gebruikt. Gelet op het verschil in gebruik van beide deksels, aan welk verschil in de Verordening expliciet gevolgen zijn verbonden, kan eiseres niet worden gevolgd in haar stelling dat voor de toepassing van de Verordening sprake is van gelijke gevallen. Van ongelijke behandeling van gelijke gevallen kan reeds daarom geen sprake zijn. De grief van eiseres slaagt niet.

5.5. Ten aanzien van hetgeen eiseres heeft gesteld over de verschillende tekstonderdelen in de overwegingen van de Verordening merkt de rechtbank op dat deze teksten die zijn genoemd onder “B. Product en soortgelijk product”, in de overwegingen 15 tot en met 28, hebben geleid tot bovengenoemde conclusie in overweging 29 en tot artikel 1 van de Verordening, waarin expliciet alleen afdekkingen van brandkranen van antidumpingheffing zijn uitgezonderd.

5.6. Gelet op het bovenstaande heeft verweerder voor het product terecht de onder 1.2. genoemde bti afgegeven met Taric-code 7325 1099 10. Dit betekent dat de antidumpingverordening (EG) nr. 1212/2005 van toepassing is.

5.7. Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep ongegrond te worden verklaard.

5.8. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.”

5. Het geschil

In geschil is of de inspecteur terecht heeft geoordeeld dat de goederen dienen te worden ingedeeld onder Taric-code 7325 10 99 10.

6. Relevante tariefposten en onderverdelingen

3926 Andere artikelen van kunststof en artikelen van andere stoffen bedoeld bij de posten 3901 tot en met 3914:

(…)

3926 90 97 - - - andere

(…)

3926 90 97 90 - - - - andere

7325 Andere gegoten werken van ijzer of van staal:

7325 10 - van niet-smeedbaar gietijzer:

7325 10 50 - - straatpotten

(…)

7325 10 92 - - - artikelen voor rioleringswerken of voor andere leidingen

7325 10 99 - - - andere:

7325 10 99 10 - - - - artikelen van het type dat wordt gebruikt voor het

afdekken of toegankelijk maken van installaties op of onder de

grond en onderdelen daarvan, al dan niet bewerkt, gecoat,

geverfd of voorzien van andere materialen, met uitzondering

van brandkranen

7325 10 99 90 - - - - andere

8481 Kranen en dergelijke artikelen (reduceerventielen en

thermostatisch werkende kleppen daaronder begrepen), voor

leidingen, voor ketels, voor reservoirs, voor bakken of voor

dergelijke bergingsmiddelen:

(…)

8481 90 00 - delen:

8481 90 00 10 - - bestemd voor bepaalde typen van luchtvaartuigen

8481 90 00 90 - - andere

Op 30 juli 2005 is Verordening (EG) Nr. 1212/2005 van de Raad van 25 juli 2005 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op de invoer van bepaalde gietstukken uit de Volksrepubliek China in werking getreden. In artikel 1 van de Verordening (EG) Nr. 1212/2005 is bepaald:

‘Er wordt een definitief antidumpingrecht ingesteld op de invoer van bepaalde artikelen van niet-smeedbaar gietijzer van het type dat wordt gebruikt voor het afdekken of toegankelijk maken van installaties op of onder de grond en onderdelen daarvan, al dan niet bewerkt, gecoat, geverfd of voorzien van andere materialen, met uitsluiting van brandkranen, uit de Volksrepubliek China, gewoonlijk ingedeeld onder de GN-codes 7325 10 50 en 7325 10 92 en ex 7325 10 99 (Taric-code 7325 10 99 10).’

7. Standpunten van partijen

7.1. In hoger beroep neemt belanghebbende primair het standpunt in dat het goed moet worden ingedeeld onder code 8481 90 00 omdat het deksel een onderdeel is van een afsluiter. Een afsluiter wordt door wetsduiding als een machine aangemerkt en uit aantekening 2b op afdeling 16 volgt dat delen van een machine waarvan kan worden onderkend dat zij uitsluitend of hoofdzakelijk voor een bepaalde machine kan worden gebruikt worden ingedeeld onder de post waaronder de machine valt. Belanghebbende voert verder aan dat de ingevoerde straatpotdeksels kunnen worden ingedeeld in hoofdstuk 39. De straatpot bestaat uit plastic en omdat het deksel een deel is van deze straatpot, moet het deksel worden ingedeeld onder code 3926 90 97 90.

Indeling onder tariefcode 7325 10 99 90 is volgens belanghebbende eveneens mogelijk omdat het deksel een werk is van gegoten niet smeedbaar gietijzer.

Belanghebbende stelt dat Verordening (EG) Nr. 1212/2005 niet van toepassing is op de onderhavige goederen omdat uit de overwegingen, opgenomen in de nummers 15, 16, 19 en 27 volgt dat de onderhavige deksels niet worden bedoeld. De deksels worden niet geplaatst boven een betonnen of bakstenen ruimte. Het deksel biedt geen toegang om af te dalen in de ruimten daaronder en ze verschaffen evenmin een mogelijkheid om de ruimten onder het deksel visueel te controleren. Het gietstuk voldoet niet aan de EN 124 norm met als gevolg dat de deksels niet onder post 7325 10 99, Taric-onderverdeling 10, vallen.

7.2. De inspecteur voert aan dat de rechtbank in haar uitspraak terecht heeft overwogen dat partijen niet van mening verschillen over indeling onder goederencode 7325 10 99.

Volgens de inspecteur is indeling onder post 8481 niet mogelijk omdat het deksel geen onderdeel is van de afsluiter. Het deksel is niet ingebouwd of vast verbonden met de afsluiter en ook naar opvattingen in het maatschappelijke verkeer vormt een deksel geen onderdeel van een afsluiter.

Indeling onder post 3926 is volgens de inspecteur evenmin mogelijk omdat bij een kunststof straatpot, inclusief gietijzeren deksel, het wezenlijk karakter wordt bepaald door het deksel.

Verder is indeling onder goederencode 7325 10 99 90 niet aan de orde omdat goederencode 7325 10 99 10 een grote groep producten omvat in verschillende aanbiedingsvormen. De overwegingen in de verordening sluiten indeling van de deksels onder goederencode 7325 10 99 10 niet uit. Alleen voor deksels van een brandkraan is een uitzondering opgenomen.

7.3. Voor de overige standpunten van partijen en voor hetgeen door partijen ter zitting is aangevoerd, wordt verwezen naar de gedingstukken en het proces-verbaal van de zitting.

8. De overwegingen van de Douanekamer

8.1. De Douanekamer is van oordeel dat het deksel moet worden ingedeeld onder Taric-code 7325 10 99 10. Het deksel wordt gemaakt van niet-smeedbaar gietijzer en dit komt overeen met de bewoordingen van post 7325 10. De deksels worden gebruikt voor het afdekken of toegankelijk maken van installaties onder de grond, hetgeen overeenkomt met de bewoordingen van de Taric-code 7325 10 99 10. In de toelichting IDR bij hoofdstuk 73 is vermeld dat ‘de posten 73.25 en 73.26 een groep artikelen omvatten die niet zijn genoemd en niet zijn begrepen onder de hoofdstukken 82 en 83 en die niet onder andere hoofdstukken van de nomenclatuur vallen, van gietijzer, ijzer of staal. Verder is in de toelichting vermeld dat van de onder deze post vallende goederen kunnen worden genoemd: ‘riooldeksels, rioolroosters, rioolpotten en dergelijke artikelen voor rioleringswerken (…) en deksels voor brandkranen (…)’. Dat riooldeksels, zo heeft belanghebbende onweersproken aangevoerd, rechtstreeks boven een betonnen of bakstenen ruimte worden geplaatst terwijl dit voor de onderhavige deksels niet het geval is, is onvoldoende om tot een door belanghebbende voorgestane indeling te komen. In de toelichting worden weliswaar concrete voorbeelden genoemd, maar er zijn geen aanwijzingen dat indeling onder deze post is beperkt tot goederen die exact overeenkomen met deze voorbeelden. De door belanghebbende verdedigde beperkte reikwijdte van Taric-code

7325 10 99 10 strookt niet met de bewoordingen van deze postonderverdeling.

8.2. De stelling van belanghebbende dat het goed moet worden ingedeeld onder post Taric-code 8481 90 00 90, kan niet worden gevolgd. Uit de bewoordingen van post 8481 90 00 moet worden afgeleid dat deze post is bedoeld voor delen van kranen en dergelijke artikelen. Verder is in de toelichting IDR vermeld dat deze post ziet op kranen en dergelijke artikelen, die worden aangebracht in leidingen of op of in bergingsmiddelen voor de regeling van de toevoer, de afvoer, het debiet of de druk van vloeistoffen, gassen en in mindere mate vaste stoffen in poedervorm. De in geschil zijnde goederen zijn deksels van straatpotten van waaruit afsluiters in de leidingen, zoals hiervoor bedoeld in de feiten onder 3.4 en 3.5 worden bediend. Deze deksels worden niet rechtstreeks gemonteerd op de afsluiters omdat tussen deze deksels en de afsluiter een straatpot wordt geplaatst van waaruit een verlengspindel kan worden bediend. Het deksel vormt een afsluiting van een hulpmiddel ter bediening van een afsluiter.

Anders dan belanghebbende betoogt, dient het deksel niet uitsluitend of hoofdzakelijk voor het gebruik van een bepaalde machine. Indeling in hoofdstuk 84 is niet mogelijk omdat het deksel geen deel van een afsluiter is.

8.3. Het deksel kan evenmin worden ingedeeld in hoofdstuk 39. Belanghebbende gaat er ten onrechte vanuit dat het putdeksel een onderdeel is van de straatpot. Het deksel is door gewicht en materiaal op zichzelf beschouwd geschikt om een ruimte in de grond af te sluiten. Dat het deksel zodanige afmetingen heeft dat het de door belanghebbende geproduceerde straatpotten kan afdekken, maakt dit niet anders. Ook andere afnemers die ruimtes van gelijke omvang willen afdekken, kunnen in beginsel gebruik maken van de onderhavige deksels. Dat het deksel door een bout wordt bevestigd aan de plastic straatpot is evenmin van doorslaggevend belang. Deze bevestiging is bedoeld om te voorkomen dat het deksel wordt verwijderd van de straatpot en deze bedoeling is ondergeschikt aan de objectieve kenmerken en eigenschappen van het deksel.

8.4. Belanghebbende heeft ten slotte aangevoerd dat uit hetgeen is vermeld in de punten 15, 16, 19, 27 van Verordening 1212/2005 moet worden afgeleid dat de onderhavige deksels niet kunnen worden ingedeeld onder Taric-code 7325 10 99 10. Naar het oordeel van de Douanekamer kent belanghebbende ten onrechte doorslaggevende betekenis toe aan hetgeen in (gedeelten van) de hiervoor genoemde punten is vermeld. Ook het argument van belanghebbende dat het onderhavige product niet voldoet aan de EN124 norm, treft geen doel. Voor indeling onder de hiervoor genoemde post is niet als eis gesteld dat het gietstuk aan de EN124 norm moet voldoen. Bovendien is in punt 19 met zoveel woorden vermeld dat de klacht inzake dumping betrekking heeft op de bedoelde artikelen, afkomstig uit China, en dat daaronder straatpotdeksels zijn begrepen. Ook uit de overwegingen bij Verordening 1212/2005 kan daarom niet worden afgeleid dat de indeling onder Taric-code 7325 10 99 10 niet juist zou zijn.

8.5. Slotsom

De goederen behoren te worden ingedeeld onder Taric-code 7325 10 99 10; de door de inspecteur afgegeven BTI met dagtekening 24 september 2007 en referentie NLD-RTD-2007-002963 dient in stand te blijven.

9. De proceskosten

De douanekamer acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de kosten van deze procedure op de voet van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

10. De beslissing

De Douanekamer bevestigt de uitspraak van de rechtbank.

De uitspraak is gedaan door mrs. A. Bijlsma, voorzitter, A.P.M. van Rijn en K. Kooijman, in tegenwoordigheid van mr. R.M.C.G. van Aalst als griffier. De beslissing is op 14 januari 2010 in het openbaar uitgesproken.

De griffier: De voorzitter:

Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH ’s-Gravenhage. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen.

1. Bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2. Het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a) de naam en het adres van de indiener;

b) een dagtekening;

c) een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d) de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.