Home

Gerechtshof Amsterdam, 04-03-2010, BL7573, 09/00026

Gerechtshof Amsterdam, 04-03-2010, BL7573, 09/00026

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
4 maart 2010
Datum publicatie
17 maart 2010
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2010:BL7573
Formele relaties
Zaaknummer
09/00026

Inhoudsindicatie

Post 6209 van de GN omvat onder meer kleding voor baby’s. In de toelichting op die post van de Internationale Douaneraad, een belangrijk hulpmiddel bij de uitlegging van de draagwijdte van de verschillende tariefposten, worden als voorbeelden opgesomd inlegluiers en luiers. Voorts worden in de toelichting met zoveel woorden babyslaapzakken genoemd. Hieruit blijkt dat het begrip “kleding voor baby’s” ruim moet worden geïnterpreteerd.

Het artikel (buitenhoes en binnenhoes) is voorzien van een nauwsluitende opening voor de hals van de baby; de buitenhoes beschikt over (afritsbare) mouwen waarin de armpjes kunnen worden gestoken; de binnenhoes over armsgaten. Door deze specifieke manier van ontwerpen heeft het bovendeel de snit van een kledingstuk. Het artikel heeft een opening aan de voorzijde voorzien van een ritssluiting. Door de aanwezigheid van een nauwsluitende opening voor de hals, (afritsbare) mouwen en een opening aan de voorzijde voorzien van een ritssluiting kan het artikel (over de onderkleding) worden gedragen. Daarmee voldoet het artikel geheel aan hetgeen in post 6209 onder kleding voor baby’s wordt verstaan.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Kenmerk P09/00026 DK

4 maart 2010

uitspraak van de Douanekamer

op het hoger beroep van

L B.V. te V,

belanghebbende,

tegen de uitspraak in de zaak nr. AWB 07/2443 van de rechtbank Haarlem (verder: de rechtbank) van 2 december 2008 in het geding tussen

belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur.

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1. De inspecteur heeft met dagtekening 28 november 2006 aan belanghebbende onder nummers … en … twee bindende tariefinlichtingen (hierna: BTI’s) afgegeven, waarbij het hierna sub 2.6.1. tot en met 2.6.3. omschreven product is ingedeeld onder post 6209 20 00 van de Gecombineerde Nomenclatuur van het Gemeenschappelijk douanetarief (hierna: GN)..

1.2. De inspecteur heeft met dagtekening 20 november 2006 aan belanghebbende onder nummers … en … twee BTI’s afgegeven, waarbij het hierna sub 2.7.1. omschreven product is ingedeeld onder post 6211 42 90 van de GN.

1.3. Op 4 december 2006 heeft belanghebbende, vervat in één geschrift, bezwaar gemaakt tegen de BTI’s. Bij uitspraken van 26 februari 2007, vervat in één geschrift, heeft de inspecteur de bezwaren afgewezen.

1.4. Op 30 maart 2007, bij de rechtbank ingekomen op 2 april 2007, is belanghebbende van deze besluiten door middel van één beroepschrift in beroep gekomen bij de rechtbank. Bij uitspraak van 2 december 2008 heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard.

1.5. Het tegen deze uitspraak ingestelde hoger beroep is bij de Douanekamer van het Gerechtshof te Amsterdam (hierna: Douanekamer) ingekomen bij faxbericht van 13 januari 2009, en aangevuld bij brief van 16 maart 2009. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.6. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 oktober 2009. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2. Feiten

2.1. Op 3 oktober 2006 is door E B.V. te M namens belanghebbende schriftelijk een aanvraag ingediend voor verstrekking van een BTI, voor een in de aanvraag als “Kinderslaapzak” aangeduid product.

Het product is in vak 8 van de aanvraag, onder het kopje “Omschrijving van de goederen”, omschreven als:

“Slaapzak voor kinderen, volgens bijgevoegd monster. De slaapzak wordt in diverse kleuren geleverd en is voorzien van de merknaam “…” merk ….

Het is een zogenaamde gewatteerde slaapzak en dient ter vervanging van dekens of dekbed als bedoeld bij de posten 6301 of 9404 van de bijlage bij Verordening (EEG) nummer 2658/87. De slaapzak wordt gedragen over nachtkleding.”

In de aanvraag is indeling in post 9404 30 00 van de Gecombineerde Nomenclatuur van het Gemeenschappelijk douanetarief (hierna: GN) verzocht.

2.2. De inspecteur heeft op 20 november 2006 onder nummer … voor het goed een BTI afgegeven. In vak 7, onder het kopje “Omschrijving van het goed”, is het product als volgt omschreven:

“Een geconfectioneerd artikel zijnde een trappelzak voor kinderen van weefsel, met ondermeer de volgende kenmerken:

- groter dan babymaat van 86 cm;

- met armsgaten en halsopening;

- met afritsbare mouwen;

- met een opgevulde voering;

- onderzijde dicht gestikt;

- voorzien van elastische band;

- vervaardigd van 100% katoen;

- aan de voorzijde afsluitbaar met een ritssluiting;

- voorzien van lusjes waarin de klittenbandvoorzieningen van de zogenaamde “binnen” trappelzak bevestigd kan worden;

- met een uitsparing aan de achterzijde voor het bevestigen van riemen van bijvoorbeeld een autostoeltje.

Het artikel wordt gezamenlijk aangeboden met een zogenaamde “binnen” trappelzak als deel van een set, waarvoor separaat een BTI is afgeven onder de referentienummers: …. De beide trappelzakken worden gezamenlijk verpakt en zijn opgemaakt voor de verkoop in het klein.”

Het goed werd ingedeeld in post 6211 42 90 van de GN. De inspecteur heeft de indeling als volgt gemotiveerd:

“De indeling is vastgesteld op basis van de algemene regels 1 en 6 voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur, aantekening 7 op afdeling XVI (Douanekamer: lees: XI), aantekening 4, 8 op hoofdstuk 62 en de tekst van de GN-codes 6211, 6211 42 en 6211 42 90.”

2.3. De inspecteur heeft op 20 november 2006 onder nummer … voor het goed een BTI afgegeven. In vak 7, onder het kopje “Omschrijving van het goed”, is het product als volgt omschreven:

“Een geconfectioneerd artikel zijnde een trappelzak voor kinderen van weefsel, met ondermeer de volgende kenmerken:

- groter dan de babymaat van 86 cm;

- met armsgaten en halsopening;

- met een voering van fleece breiwerk;

- onderzijde dicht gestikt;

- vervaardigd van 100% katoen;

- aan de voorzijde afsluitbaar met een ritssluiting;

- met klittenbandvoorzieningen ter bevestiging aan de zogenaamde “buiten” trappelzak;

- met een uitsparing aan de achterzijde voor het bevestigen van riemen van bijvoorbeeld een autostoeltje.

Het artikel wordt gezamenlijk aangeboden met zogenaamde “buiten” trappelzak als deel van een set, waarvoor separaat een BTI is afgeven onder de referentienummers: …. De beide trappelzakken worden gezamenlijk verpakt en zijn opgemaakt voor de verkoop in het klein.”

Het goed werd ingedeeld in post 6211 42 90 van de GN. De inspecteur heeft de indeling als volgt gemotiveerd:

“De indeling is vastgesteld op basis van de algemene regels 1 en 6 voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur, aantekening 7 op afdeling XVI (Douanekamer: lees: XI), aantekening 4, 8 op hoofdstuk 62 en de tekst van de GN-codes 6211, 6211 42 en 6211 42 90”.

2.4. De inspecteur heeft op 28 november 2006 onder nummer … voor het goed een BTI afgegeven. In vak 7, onder het kopje “Omschrijving van het goed”, is het product als volgt omschreven:

“Een geconfectioneerd artikel zijnde een trappelzak voor baby’s van weefsel, met ondermeer de volgende kenmerken:

- kleiner dan de babymaat van 86 cm;

- met armsgaten en halsopening;

- met een voering van fleece breiwerk;

- onderzijde dicht gestikt;

- vervaardigd van 100% katoen;

- aan de voorzijde afsluitbaar met een ritssluiting;

- met klittenbandvoorzieningen ter bevestiging aan de zogenaamde “buiten” trappelzak;

- met een uitsparing aan de achterzijde voor het bevestigen van riemen van bijvoorbeeld een autostoeltje.

Het artikel wordt gezamenlijk aangeboden met zogenaamde “buiten” trappelzak als deel van een set, waarvoor separaat een BTI is afgeven onder de referentienummers: …. De beide trappelzakken worden gezamenlijk verpakt en zijn opgemaakt voor de verkoop in het klein.”

Het goed werd ingedeeld in post 6209 20 00 van de GN. De inspecteur heeft de indeling als volgt gemotiveerd:

“De indeling is vastgesteld op basis van de algemene regels 1 en 6 voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur, aantekening 7 op afdeling XVI (Douanekamer: lees: XI), aantekening 4, op hoofdstuk 62 en de tekst van de GN-codes 6209, 6209 20 en 6209 20 00.”

2.5. De inspecteur heeft op 28 november 2006 onder nummer … voor het goed een BTI afgegeven. In vak 7, onder het kopje “Omschrijving van het goed”, is het product als volgt omschreven:

“Een geconfectioneerd artikel zijnde een trappelzak voor baby’s van weefsel, met ondermeer de volgende kenmerken:

- kleiner dan babymaat van 86 cm;

- met armsgaten en halsopening;

- met afritsbare mouwen;

- met een opgevulde voering;

- onderzijde dicht gestikt;

- voorzien van elastische band;

- vervaardigd van 100% katoen;

- aan de voorzijde afsluitbaar met een ritssluiting;

- voorzien van lusjes waarin de klittenbandvoorzieningen van de zogenaamde “binnen” trappelzak bevestigd kan worden;

- met een uitsparing aan de achterzijde voor het bevestigen van riemen van bijvoorbeeld een autostoeltje.

Het artikel wordt gezamenlijk aangeboden met een zogenaamde “binnen” trappelzak als deel van een set, waarvoor separaat een BTI is afgeven onder de referentienummers: …. De beide trappelzakken worden gezamenlijk verpakt en zijn opgemaakt voor de verkoop in het klein.”

Het goed werd ingedeeld in post 6209 20 00 van de GN.. De inspecteur heeft de indeling als volgt gemotiveerd:

“De indeling is vastgesteld op basis van de algemene regels 1 en 6 voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur, aantekening 7 op afdeling XVI (Douanekamer: lees: XI), aantekening 4, op hoofdstuk 62 en de tekst van de GN-codes 6209, 6209 20 en 6209 20 00.”

“ babymodel (vermeld sub 2.4. en 2.5.)

2.6.1. Het product bestaat uit twee elementen: een buitenhoes en een binnenhoes. De binnenhoes is uitneembaar. Het product is bestemd voor baby’s (van 0 tot ongeveer 1 jaar) om (veilig) in te slapen. Het product wordt niet direct op het blote lijf gedragen maar over de onderkleding.

2.6.2. De buitenhoes bestaat uit twee lagen weefsel van textiel (100% katoen) die samen zijn gestikt met een tussenlaag van watten. Het artikel is ongeveer 80 cm lang en heeft een nauwsluitende opening voor de hals van de baby en afritsbare mouwen. Het heeft een opening aan de voorzijde voorzien van een ritssluiting. De voorzijde is voorzien van een tweede rits waarmee de binnenhoes aan de buitenhoes kan worden bevestigd. De onderzijde is dichtgestikt. De zijkanten zijn eveneens dichtgestikt. Ter hoogte van het middel zit een elastische insnoering. Binnen zitten lusjes voor bevestiging van de binnenhoes. Aan de achterzijde, in het midden, zit een opening. Door deze opening kan een veiligheidsriem van bijvoorbeeld een autostoeltje of kinderstoel worden geschoven. In de afritsbare linkermouw van de hoes is de merknaam “…” gestikt. In de halsopening is een etiket met de merknaam aangebracht. Het is ook voorzien van een etiket met wasvoorschrift en een etiket met het opschrift “…”.

2.6.3. De binnenhoes bestaat uit een laag weefsel van textiel (100% katoen). Deze laag is gevoerd met fleece. Het artikel is iets kleiner dan de buitenhoes en heeft een nauwsluitende opening voor de hals van de baby en bovenin armsgaten. De onderzijde is dichtgestikt. De zijkanten zijn eveneens dichtgestikt. Aan de buitenkant zitten strookjes met klittenband, die door de lusjes van de buitenhoes kunnen worden geschoven en kunnen worden vastgemaakt. Dit is om de binnenhoes aan de buitenhoes vast te kunnen maken. Aan de voorzijde zit een opening voorzien van een rits, waarmee de binnenhoes kan worden bevestigd aan de binnenste ritsen van de buitenhoes. In de halsopening is een etiket met de merknaam aangebracht.

“jonge kindermodel (vermeld sub 2.2. en 2.3.)

2.7. Het product is voor jonge kinderen (vanaf ongeveer 1 jaar tot ongeveer 4 jaar) om (veilig) in te slapen. Het product heeft een lengte van ongeveer van ongeveer 110 cm. Het product is voor het overige identiek aan het hiervoor sub 2.6.1 tot en met 2.6.3. omschreven goed.

2.8. Tot de stukken van het geding behoort een bij het monster overgelegde informatiefolder. Daarin is onder meer het volgende vermeld:

“Hoe gebruik ik de …?

Wanneer gebruik je de binnenhoes? Daar is geen vaste regel voor. Eenvoudig zou je kunnen zeggen dat wanneer het koud is, uw kindje met binnenhoes slaapt en wanneer het warm is zonder binnenhoes en/of mouwtjes. Mocht u bij extreme kou twijfelen of uw kindje het wel warm genoeg heeft, adviseren wij de … te combineren met warmere nachtkleding of de centrale verwarming iets open te draaien. Gebruik naast de … in ieder geval geen extra beddengoed.”

2.9. Tot de stukken van het geding behoort een afschrift van een exemplaar van het tijdschrift “…”. Daarin is het product afgebeeld op bladzijden .. en .. onder de rubriek “beddengoed - slaapzak - dekens”.

2.10. Tot de stukken van het geding behoort een afschrift van een octrooiverlening door het Bureau voor de Industriële Eigendom Nederland op 1 mei 2001 aan … voor het hierna omschreven product:

“54 Slaapzak.

57 De uitvinding heeft betrekking op een slaapzak in het bijzonder voor het gebruik door een baby of een kind, omvattende een hoes waarin het lichaam van de baby of het kind in hoofdzaak kan worden opgenomen, welke hoes is voorzien van een sluiting welke een opening voor de hals van de baby of het kind vrijlaat. Waarbij in de hoes een uitneembare binnenhoes plaatsbaar is. De slaapzak is aan de onderzijde voorzien van een doorvoeropening voor een veiligheidsriem of dergelijke.”

2.11. Tot de stukken van het geding behoort een certificaat van oorsprong, gedagtekend 30 april 2006. Daarin wordt het product omschreven als “sleeping bag”.

2.12. Tot de stukken van het geding behoort onder meer een door de Duitse douaneautoriteiten op 27 februari 2007 verstrekte BTI, … .

De BTI heeft betrekking op een goed omschreven als:

“Den Bettausstattungen ähnliche Ware, sog. Wagensack. Es handelt sich um einen gepolsterten Schlafsack für Kleinkinder, mit einer Länge von ca. 74 cm. Er besteht aus hellblauem Geweben auf der Außenseite mit aufgedrucktem Ziermotiv und dunkelblauen, gerauten Gewirken innenseitig. Er ist mit einer ca. 13 mm dicken Wattierungslage (damit keine Ware der Pos. 6209) gepolstert. Das Erzeugnis ist im oberen Bereich anorakähnlich gearbeitet, weist lange Ärmel mit Bündchen, eine Kapuze und zwei seitliche Öffnungen mit Reißverschluss auf. Es ist am unteren Rand vollständig geschlossen. In der Mitte sind auf Vorder- und Rückseite Öffnungen vorhanden, durch die ein Gurt geführt werden kann. Das Erzeugnis is für die Ausstattung eines Kinderwagens bestimmt und in einem Kuststoffbeutel verpackt. Abbildung der Ware im Internet.“

De Duitse douaneautoriteiten hebben dit goed ingedeeld onder post 9404 30 00 van de GN.

3. Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank heeft het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, waarbij zij, voor zover hier van belang, heeft overwogen, waarbij belanghebbende als eiser en de inspecteur als verweerder is aangeduid:

6.1. Ingevolge de algemene regels voor de interpretatie van de GN van Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief zijn voor de indeling van goederen in de GN wettelijk bepalend de bewoordingen van de posten en de aantekeningen op de afdelingen of op de hoofdstukken. De tekst van de opschriften van de afdelingen, van de hoofdstukken en van de onderdelen van hoofdstukken wordt geacht slechts als aanwijzing te gelden.

6.2. Volgens vaste jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen (Hof van Justitie) zijn bij de uitleg van het gemeenschappelijk douanetarief (GDT) de toelichtingen bij de nomenclatuur van de Wereld Douane Organisatie en de toelichtingen bij de GN, hoewel rechtens niet bindend, belangrijke hulpmiddelen ter verzekering van een uniforme toepassing van het GDT in de gehele gemeenschap en daarom als waardevolle hulpmiddelen kunnen worden beschouwd.

6.3. Eveneens volgens vaste jurisprudentie van het Hof van Justitie moet met het oog op de rechtszekerheid en een gemakkelijke controle, het beslissende criterium voor de indeling van de goederen in de GN in de regel worden gezocht in de objectieve kenmerken en eigenschappen ervan, zoals deze in de tekst van de posten van de GN en in de aantekeningen op de afdelingen of op de hoofdstukken zijn omschreven.

6.4. De objectieve eigenschappen en kenmerken van de producten zoals hierboven onder 2.2. en 2.3. beschreven, met name de aanwezigheid van armsgaten, halsopening, afritsbare mouwen en elastische rond de taille zijn eigenschappen en kenmerken van kleding en kledingtoebehoren, andere dan van brei- of haakwerk. Zij kunnen daarom worden ingedeeld in hoofdstuk 62.

6.5. De onder 2.3. genoemde producten zijn bestemd voor baby’s. Gelet op aantekening 4 op hoofdstuk 62 en het feit dat de producten van katoen zijn vervaardigd, is indeling onder GN-code 6209 2000 mogelijk.

6.6. De onder 2.2. genoemde producten zijn bestemd voor jonge kinderen met een lichaamslengte van meer dan 86 centimeter. Gelet op de aantekeningen 4 en 8 van hoofdstuk 62 en het feit dat de producten van katoen zijn vervaardigd, is indeling onder GN-code 6211 4290 mogelijk.

6.7. De rechtbank volgt eiseres niet in haar opvatting dat de producten moeten worden ingedeeld onder GN-code 9404 3000, zijnde slaapzakken. Weliswaar worden de producten aangeduid als slaapzakken en zijn zij ook bestemd voor baby’s en kleine kinderen om in te slapen, dit betekent echter niet dat zij voor wat betreft de indeling in de GN ook onder slaapzakken moeten worden ingedeeld. Doorslaggevend zijn de objectieve kenmerken en eigenschappen. Slaapzakken hebben niet de hierboven onder 6.4. met name genoemde eigenschappen. De rechtbank heeft voorts de GS-toelichting op post 6209 en de GS- en GN-toelichtingen op post 6111, die blijkens de GN-toelichting op post 6209 eveneens op deze post van toepassing is, meegewogen. Blijkens deze toelichtingen vallen babyslaapzakken en slaapzakken met mouwen en armsgaten onder post 6209. Alhoewel dergelijke toelichtingen bij post 6211 ontbreken, kan daaraan niet de betekenis worden toegekend dat de kinderproducten daarom niet onder post 6211 kunnen worden ingedeeld. Bepalend blijven de onder 6.4. genoemde objectieve kenmerken en eigenschappen die meer de kenmerken en eigenschappen van kleding zijn dan die van slaapzakken.

6.8. De onder 2.4. genoemde verzoeken om terugbetaling en de onder 2.5. tot en met 2.7. genoemde beslissingen omtrent de indeling van goederen hebben in dit geschil slechts illustratieve betekenis. Verweerder was gehouden de onder 2.1. genoemde aanvraag zelfstandig en naar eigen inzicht te beoordelen naar de stand van de toepasselijke regelgeving en jurisprudentie op het moment van de aanvraag en dienovereenkomstig een BTI te verstrekken.

4. Toepasselijke bepalingen

4.1. Posten 6209 20 00, 6211 42 90 en 9404 30 00 van de GN. Deze luiden als volgt:

Post 6209 20 00

“6209 Kleding en toebehoren, voor baby’s:

(…)

6209 20 00 - van katoen”

Post 6211 42 90

“6211 Trainingspakken, skipakken, badpakken en zwembroeken; andere kleding:

- badpakken en zwembroeken:

(…)

- andere kleding, voor heren of voor jongens:

(…)

- andere kleding, voor dames of voor meisjes:

(…)

6211 42 -- van katoen

6211 42 10 --- schorten, stofjassen en andere werk- en bedrijfskleding

--- trainingspakken met voering:

6211 42 31 ---- waarvan de buitenzijde is vervaardigd van een en dezelfde stof

---- andere:

6211 42 41 ----- delen voor het bovenlichaam

6211 42 42 ----- delen voor het onderlichaam

6211 42 90 --- andere”

Post 9404 30 00

“9404 Springbakken, spiraalmatrassen en dergelijke in een lijst of in een raam gevatte matrassen; artikelen voor bedden en dergelijke (bijvoorbeeld matrassen, dekbedden, gewatteerde dekens, kussens, poefs, peluws), met binnenvering of opgevuld met ongeacht welk materiaal, dan wel van rubber of van kunststof, met celstructuur, ook indien overtrokken:

9404 10 00 - springbakken, spiraalmatrassen en dergelijke in een lijst of in een raam gevatte matrassen

- matrassen:

9404 21 -- van rubber of van kunststof, met celstructuur, ook indien overtrokken:

(…)

9404 29 -- van andere stoffen:

(…)

9404 30 00 - slaapzakken”

4.2. Voorts zijn van belang Aantekening 1, letter s, op Afdeling XI, Aantekening 7 op Afdeling XI, Aantekening 4 op hoofdstuk 62 en Aantekening 8 op hoofdstuk 62. Deze luiden, voorzover hier van belang, als volgt:

Aantekening 1, letter s, op Afdeling XI

“1. Deze afdeling omvat niet:

(…)

s) artikelen bedoeld bij hoofdstuk 94 (bijvoorbeeld meubelen, artikelen voor bedden, verlichtingstoestellen);”

Aantekening 7 op Afdeling XI

“7. Voor de toepassing van deze afdeling worden aangemerkt als „geconfectioneerd”:

a) artikelen die anders dan vierkant of rechthoekig zijn gesneden;

b) artikelen die als zodanig dan wel na enkel te zijn gesneden, kunnen worden gebruikt zonder te worden genaaid of zonder een andere

aanvullende bewerking te ondergaan (bijvoorbeeld sommige dweilen, handdoeken, tafelkleden, hoofddoeken, dekens);

c) artikelen waarvan de boorden zijn gezoomd, ongeacht op welke wijze, ook indien met een rolnaad, alsmede artikelen afgezet met

geknoopte franje die is verkregen, hetzij met behulp van de draden van het weefsel zelf, hetzij door het aanbrengen van draden;

weefsels aan het stuk waarvan de randen wegens het ontbreken van zelfkanten zijn afgezet om rafelen te voorkomen, worden echter niet als „geconfectioneerd” aangemerkt;

d) artikelen die zijn gesneden, ongeacht in welke vorm, en die, door het uittrekken van draden, van motieven, enz. zijn voorzien;

e) artikelen die zijn aaneengenaaid, aaneengelijmd of anderszins aaneengezet (met uitzondering van stukken van eenzelfde soort textiel,

die aan de uiteinden zijn aaneengehecht teneinde een stuk met een grotere lengte te verkrijgen en met uitzondering van stoffen

die bestaan uit twee of meer op elkaar gelegde en daarna aaneengestikte lagen textiel, ook indien met een tussenlaag van watten);

f) artikelen, in vorm gebreid of gehaakt, afzonderlijk aangeboden dan wel aangeboden in twee of meer eenheden aan het stuk.”

Aantekening 4 op hoofdstuk 62

“4. Voor de toepassing van post 6209 worden:

a) als „kleding en kledingtoebehoren, voor baby’s” aangemerkt, artikelen voor jonge kinderen met een lichaamslengte van niet meer dan 86 cm; luiers worden eveneens als babykleding aangemerkt;

b) artikelen die zowel onder post 6209 als onder andere posten van dit hoofdstuk kunnen worden ingedeeld, onder post 6209 ingedeeld.”

Aantekening 8 op hoofdstuk 62

“Kleding waarvan niet kan worden onderkend dat zij heren- of jongenskleding, dan wel dames- of meisjeskleding is, wordt ingedeeld onder de post voor dames- of meisjeskleding.”

4.3. De GS toelichting en de GN toelichting op post 6209 luiden voorzover hier van belang als volgt.

GS-toelichting

“Overeenkomstig aantekening 4 a op dit hoofdstuk worden als kleding en kledingtoebehoren voor baby’s aangemerkt, artikelen voor jonge kinderen met een lichaamslengte van niet meer dan 86 cm. Inlegluiers en luiers worden eveneens als babykleding aangemerkt.

Van de onder deze post vallende artikelen kunnen worden genoemd: doopjurken, babyslaapzakken, speelpakjes, (…)”

GN-toelichting

“De toelichting op post 6111 is van overeenkomstige toepassing.”

4.4. De GS toelichting en de GN toelichting op post 6111 luiden voorzover hier van belang als volgt.

GS-toelichting

“Overeenkomstig aantekening 6 a op dit hoofdstuk worden als kleding en kledingtoebehoren voor baby’s aangemerkt, artikelen voor jonge kinderen met een lichaamslengte van niet meer dan 86 cm. Inlegluiers en luiers worden eveneens als babykleding aangemerkt.

Van de onder deze post vallende artikelen kunnen worden genoemd: doopjurken, babyslaapzakken, speelpakjes, (…)”

GN-toelichting

“Deze post omvat kleding die in het algemeen gedragen wordt door kinderen die jonger zijn dan 18 maanden. Hiertoe behoren bijvoorbeeld al dan niet (…), reiszakken, (…).

Sommige van deze artikelen behoren naar hun aard tot de babyuitzet en kunnen dus, ongeacht de handelsmaat ervan, onder deze post ingedeeld blijven.

Dit is bijvoorbeeld het geval voor:

1. (…)

2. (…)

3. reiszakken: kledingstukken met capuchon en mouwen, tegelijkertijd slaapzak en mantel vormend (aan de onderzijde geheel gesloten);

4. slaapzakken met mouwen of armsgaten.”

5. Geschil in hoger beroep

In hoger beroep is in geschil of de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de goederen waarvoor de BTI’s zijn afgegeven, dienen te worden ingedeeld onder de posten 6209 20 00 en 6211 42 90 van de GN, zoals de inspecteur voorstaat. Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend. Zij verdedigt de toepasselijkheid van post 9404 30 00.

6. Standpunten van partijen

Hiervoor wordt verwezen naar de gedingstukken en het proces-verbaal van de zitting.

7. Beoordeling van het geschil

De indeling in de GN

Ten aanzien van het sub 2.6.1. tot en met 2.6.3. omschreven product

7.1. Post 6209 van de GN omvat onder meer kleding voor baby’s. In de toelichting op die post van de Internationale Douaneraad, een belangrijk hulpmiddel bij de uitlegging van de draagwijdte van de verschillende tariefposten, worden als voorbeelden opgesomd inlegluiers en luiers. Voorts worden in de toelichting met zoveel woorden babyslaapzakken genoemd. Hieruit blijkt dat het begrip “kleding voor baby’s” ruim moet worden geïnterpreteerd.

Het artikel (buitenhoes en binnenhoes) is voorzien van een nauwsluitende opening voor de hals van de baby; de buitenhoes beschikt over (afritsbare) mouwen waarin de armpjes kunnen worden gestoken; de binnenhoes over armsgaten. Door deze specifieke manier van ontwerpen heeft het bovendeel de snit van een kledingstuk. Het artikel heeft een opening aan de voorzijde voorzien van een ritssluiting. Door de aanwezigheid van een nauwsluitende opening voor de hals, (afritsbare) mouwen en een opening aan de voorzijde voorzien van een ritssluiting kan het artikel (over de onderkleding) worden gedragen. Daarmee voldoet het artikel geheel aan hetgeen in post 6209 onder kleding voor baby’s wordt verstaan.

7.2. De stelling van belanghebbende dat de rechtbank ten onrechte alleen de uiterlijke kenmerken van de bovenste helft van het artikel in aanmerking heeft genomen, treft geen doel. Anders dan belanghebbende betoogt, kan geen doorslaggevende betekenis worden toegekend aan de onderkant van de slaapzak. Het artikel, als geheel in ogenschouw genomen, wijkt immers, met name door de snit van het bovenste deel, af van slaapzakken die uitsluitend aan de onder- en zijkanten zijn gesloten en een opening aan de bovenzijde bevatten.

7.3. Belanghebbende wijst erop dat het artikel bestemd is voor baby’s om (veilig) in te slapen. Deze omstandigheid brengt nog niet met zich dat het artikel daardoor ook als goed, bedoeld in post 9404 van de GN, moet worden beschouwd. Het is vaste rechtspraak van het Hof van Justitie dat het beslissende criterium voor de tariefindeling van goederen in beginsel moet worden gezocht in hun objectieve kenmerken en eigenschappen, zoals deze in de tekst van de posten van de GN en in de aantekeningen bij de afdelingen of hoofdstukken zijn omschreven.

7.4. Belanghebbende wijst er voorts nog op dat het artikel in de branche wordt aangeboden als slaapzak. De aanbiedingsvorm van een goed heeft evenwel geen beslissende waarde voor de GN-indeling ervan, indien in de toepasselijke wetsteksten daaraan niet wordt gerefereerd. De benaming “slaapzak” of “…” (combinatie van buiten- en binnenhoes), belet dus niet dat het artikel als kleding voor baby’s wordt ingedeeld (vgl. Hof van Justitie 9 januari 2007, Juers Pharma Import- Export GmbH, C-40/06).

Belanghebbende wijst er ook nog op dat het artikel in het spraakgebruik niet als kleding voor baby’s wordt aangemerkt. Aldus miskent belanghebbende dat er verschil bestaat tussen het tarieftechnische begrip kleding voor baby’s en hetzelfde begrip zoals dat in het spraakgebruik wordt gehanteerd.

7.5. Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat het artikel - met toepassing van de algemene indelingsregels 1 en 6 en met toepassing van aantekening 7 op afdeling XI en aantekening 4, letter a, op hoofdstuk 62 - moet worden ingedeeld onder post 6209 20 00 van de GN.

Ten aanzien van het sub 2.7. omschreven product

7.6. Het artikel heeft dezelfde verschijningsvorm en is op dezelfde manier ontworpen als dat voor baby’s (het bovendeel heeft de snit van een kledingstuk) maar is groter van formaat. Het is bestemd voor jonge kinderen met een lichaamslengte van meer dan 86 cm.

Derhalve is, gelet op aantekening 4, letter a, van hoofdstuk 62, indeling onder post

6209 (“kleding voor baby’s”) niet mogelijk en moet het artikel naar eigen aard en samenstelling - met toepassing van de algemene indelingsregels 1 en 6 en met toepassing van aantekening 7 op afdeling XI, aantekening 4, letter a, op hoofdstuk 62 en aantekening 8 op hoofdstuk 62 - worden gerangschikt onder post 6211 42 90 van de GN.

Het beroep op de sub 2.12. genoemde BTI

7.7. Het beroep van belanghebbende op de sub 2.12. vermelde BTI - en dus op post

9404 30 00 - verwerpt de Douanekamer. Deze BTI ziet op een ander product met andere kenmerken, terwijl bovendien belanghebbende daarvan niet de rechthebbende is.

Conclusie

7.8. De afgegeven BTI’s, de uitspraken op bezwaar en de uitspraak van de rechtbank zijn juist; het hoger beroep van belanghebbende is derhalve ongegrond.

8. Proceskosten

De Douanekamer acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling.

9. Beslissing

De Douanekamer bevestigt de uitspraak van de rechtbank.

De uitspraak is gedaan door mrs. A. Bijlsma, voorzitter, A.P.M. van Rijn en K. Kooijman, leden, in tegenwoordigheid van de griffier. De beslissing is op 4 maart 2010 in het openbaar uitgesproken.

De griffier: De voorzitter:

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.