Gerechtshof Amsterdam, 01-07-2010, BN0317, 08/01197
Gerechtshof Amsterdam, 01-07-2010, BN0317, 08/01197
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 1 juli 2010
- Datum publicatie
- 7 juli 2010
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2010:BN0317
- Zaaknummer
- 08/01197
Inhoudsindicatie
Deze zaak hangt samen met de procedurenummers 08/1198, 08/1199 en 08/1200.
- ontvankelijkheid van de beroepen - Het Hof acht aannemelijk dat de beroepschriften voor het einde van de termijn met vermelding van het juiste adres ter post zijn bezorgd. Indien er van uit moet worden gegaan dat de beroepschriften buiten de beroepstermijn ter post zijn bezorgd, dient eveneens niet-ontvankelijkverklaring achterwege te blijven omdat gemachtigde is uitgegaan van onjuiste op de website van de Belastingdienst vermelde adresgegevens van de rechtbank. In dat geval is de termijnoverschrijding verschoonbaar (hoger beroep gegrond)
Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
kenmerk 08/01197
vierde meervoudige belastingkamer
uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
X.,
domicilie kiezend te [straatnaam] [postcode] [plaatsnaam], belanghebbende,
gemachtigde: P.A.A. Brouwers
tegen
de uitspraak in de zaak met kenmerknummer 08/687 van de rechtbank Haarlem (hierna: de rechtbank), van 1 oktober 2008 in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst Utrecht-Gooi/kantoor Utrecht,
de inspecteur
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1. De inspecteur heeft met dagtekening 30 maart 2007 aan belanghebbende een naheffingsaanslag loonbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: LB/PVV) opgelegd.
1.2. Na tegen de naheffingsaanslag LB/PVV gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak op bezwaar van 22 november 2007 de onderhavige naheffingsaanslag LB/PVV verminderd.
Op dezelfde datum heeft de inspecteur bij uitspraken op bezwaar naheffingsaanslagen LB/PVV ten name van A, B en C gehandhaafd.
A, B en C worden hierna aangeduid als ‘betrokkenen’.
1.3. De gemachtigde van belanghebbende en betrokkenen heeft beroepschriften naar de rechtbank Haarlem toegezonden, welke beroepschriften op 7 januari 2008 door de rechtbank zijn ontvangen.
1.4. Bij uitspraak van 1 oktober 2008, verzonden op 24 oktober 2008, heeft de rechtbank het door belanghebbende en de betrokkenen ingestelde beroepen niet-ontvankelijk verklaard.
1.5. Tegen deze uitspraak hebben belanghebbende en betrokkenen hoger beroep ingesteld bij één gezamenlijk beroepschrift van 3 november 2008, bij het Hof binnengekomen op 4 november 2008. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
1.6. Ter zitting van 1 juni 2010 is het onderhavige beroep met instemming van partijen gezamenlijk behandeld met de beroepen van betrokkenen (kenmerknummers 08/01198, 08/01199 en 08/01200). Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt waarvan een afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
2. Feiten
2.1. Op 22 november 2007 heeft de inspecteur de onder 1.2. genoemde uitspraken op bezwaar gedaan. In alle uitspraken op bezwaar is een rechtsmiddelverwijzing opgenomen met daarin vermeld de (juiste) adresgegevens van de rechtbank (Postbus 1621, 2003 BR Haarlem) voor het instellen van beroep.
2.2. De gemachtigde van belanghebbende en betrokkenen heeft vier beroepschriften naar de rechtbank toegezonden. De beroepschriften vermelden alle als dagtekening 18 december 2007. Drie van de vier beroepschriften vermelden als adres Postbus 956, 2003 RZ Haarlem en één – dat van belanghebbende – het adres Postbus 1621, 2003 BR Haarlem.
2.3. Het adres Postbus 956, 2003 RZ Haarlem is een postadres van de rechtbank dat in december 2007 niet (meer) in gebruik was. Blijkens een tot de stukken behorende brief d.d. 2 september 2008 van de Belastingdienst/Centrale administratie aan de gemachtigde van belanghebbende was voornoemd adres van de rechtbank in december 2007 nog het op de website van de Belastingdienst vermelde adres.
2.4. De beroepschriften zijn door de rechtbank op 7 januari 2008 ontvangen. De envelop van de beroepschriften is door de rechtbank niet bewaard.
2.5. Bij uitspraak van 1 oktober 2008, aan partijen verzonden op 24 oktober 2008, heeft de rechtbank de beroepen van belanghebbende en betrokkenen niet-ontvankelijk verklaard wegens overschrijding van de termijn voor het indienen van beroep.
3. Geschil en standpunten van partijen
3.1. In hoger beroep is in geschil of belanghebbende terecht niet-ontvankelijk is verklaard in haar beroep.
3.2. Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de stukken.
3.3. Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de bestreden uitspraak van de rechtbank. Gemachtigde van belanghebbende (en betrokkenen) betoogt dat:
a. hij is afgegaan op de adresgegevens vermeld op de website van de Belastingdienst en alle vier beroepschriften op 18 december 2007 naar dit postadres van de rechtbank heeft gezonden;
b. de beroepschriften retour zijn gekomen waarna hij ze opnieuw heeft verzonden; dit in één envelop waarbij hij het voorblad van één van de beroepschriften (dat van belanghebbende) heeft vervangen door een voorblad dat voorzien was van het nieuwe (juiste) postadres van de rechtbank;
c. dat het beroepschrift ‘hoogst waarschijnlijk’ ter post is bezorgd op 3 januari 2008, mogelijk na het legen van de brievenbus.
3.4. Ter onderbouwing van hetgeen is weergegeven onder 3.3. onder c, betoogt de gemachtigde dat het redelijk onwaarschijnlijk is geworden dat hij de stukken op (vrijdag) 4 januari 2008 naar de rechtbank heeft gezonden omdat hij elke vrijdag op een locatie werkzaam is en dan niet op kantoor kon zijn om de beroepschriften per post te verzenden.
3.5. De inspecteur stelt zich op het standpunt dat belanghebbende terecht niet-ontvankelijk is verklaard in haar beroep. Dit heeft volgens de inspecteur ook te gelden voor de betrokkenen. Hij voert daartoe aan dat in de uitspraken op bezwaar een rechtsmiddelverwijzing was opgenomen met het juiste adres van de rechtbank Haarlem voor het instellen van beroep. Indien gemachtigde van belanghebbende en betrokkenen gebruik heeft gemaakt van onjuiste (op de website van de Belastingdienst vermelde) adresgegevens dient dat voor rekening van belanghebbende en betrokkenen te komen. Nu de beroepschriften eerst op 7 januari 2008 door de rechtbank zijn ontvangen en hij niet aannemelijk acht dat de beroepschriften vóór 4 januari 2008 naar het juiste adres zijn gezonden, zijn belanghebbende en betrokkenen terecht niet ontvankelijk verklaard in hun beroepen.
4. Overwegingen
4.1. De uitspraak op bezwaar is gedagtekend op 22 november 2007. De termijn voor het indienen van een beroep eindigde derhalve op 3 januari 2008.
4.2. Ingevolge het bepaalde in het tweede lid van artikel 6:9 Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) is een beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
4.3. Het Hof acht onvoldoende gronden aanwezig het betoog van gemachtigde dat hij het beroepschrift op 3 januari 2008 en derhalve voor het einde van de termijn met vermelding van het juiste adres ter post heeft bezorgd, als onaannemelijk te verwerpen. Daarbij neemt het Hof in aanmerking dat de envelop waarmee het beroepschrift van belanghebbende (tezamen met de beroepschriften van betrokkenen) naar de rechtbank is verzonden en waaruit de onjuistheid van vorenbedoeld betoog zou kunnen volgen niet bewaard is gebleven.
De rechtbank heeft haar andersluidend oordeel gemotiveerd door er op te wijzen dat de gemachtigde ter terechtzitting heeft opgemerkt er vanuit te gaan dat alle beroepschriften op 4 januari 2008 ter post zijn bezorgd. Uit het proces-verbaal van het verhandelde ter zitting blijkt echter dat de gemachtigde ook heeft gezegd “Mogelijk zijn ze reeds op donderdag 3 januari ter post bezorgd” en in hoger beroep heeft gemachtigde die mogelijkheid onderbouwd met zijn onder 3.4. weergegeven betoog.
4.4. Het Hof zal er dan ook van uitgaan dat het beroepschrift van belanghebbende reeds op 3 januari 2008 (met vermelding van het juiste postadres) ter post is bezorgd. Nu voorts het beroepschrift door de rechtbank op 7 januari 2008 is ontvangen, derhalve niet later dan een week na einde van de beroepstermijn, is het beroepschrift tijdig ingediend.
4.5. Ook indien gemachtigde het beroepschrift met vermelding van het juiste postadres niet op 3 januari 2008 maar pas op 4 januari 2008 ter post zou hebben bezorgd, en de beroepstermijn overschreden is, dient niet-ontvankelijkverklaring van het beroep achterwege te blijven.
4.6. Het Hof heeft onvoldoende gronden om het betoog van gemachtigde zoals weergegeven onder 3.3. a en b. niet aannemelijk te achten. In rechte dient er derhalve van worden uitgegaan dat de gemachtigde is afgegaan op onjuiste adresgegevens vermeld op de website van de Belastingdienst. Anders dan de rechtbank en de inspecteur acht het Hof dit een omstandigheid die maakt dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest (art. 6:11 Awb). In redelijkheid mag een belastingplichtige of zijn gemachtigde ervan uitgaan dat adresgegevens als de onderhavige die het bestuursorgaan op zijn website vermeldt juist zijn en kan van hem niet worden verlangd dat hij die gegevens verifieert. Het gegeven dat de gemachtigde het juiste postadres van de rechtbank had kunnen vinden in de rechtsmiddelverwijzing bij de uitspraak op bezwaar doet daaraan niet af.
4.7. In het geval dat de gemachtigde het beroepschrift pas op 4 januari 2008 ter post heeft bezorgd is de overschrijding van de beroepstermijn derhalve verschoonbaar en ook dan dient belanghebbende ontvankelijk te worden verklaard in haar beroep.
4.8. Nu de rechtbank belanghebbende ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard in haar beroep en niet aan een inhoudelijke beoordeling is toegekomen, vindt het Hof aanleiding de zaak op voet van artikel 27q, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van de AWR terug te wijzen naar de rechtbank voor een nieuwe behandeling in volle omvang.
5. Proceskosten
Nu in de samenhangende zaak met het rolnummer 08/01200 een kostenveroordeling is uitgesproken bestaat voor een afzonderlijke kostenveroordeling in deze zaak geen aanleiding.
6. Beslissing
Het Hof:
- vernietigt de uitspraak van de rechtbank;
- verklaart het beroep ontvankelijk;
- wijst de zaak ter verdere behandeling en beslissing met inachtneming van deze uitspraak terug naar de rechtbank;
- draagt de griffier op na het onherroepelijk worden van deze uitspraak het gehele dossier met een afschrift van deze uitspraak te zenden aan de rechtbank.
Aldus vastgesteld door mrs. F.J.P.M. Haas, voorzitter, A.M. van Amsterdam en M.J.
Leijdekker, leden van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. E.J.E.M. Anderluh-Vanherck als griffier. De beslissing is op donderdag 1 juli 2010 in het openbaar uitgesproken.
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.