Home

Gerechtshof Amsterdam, 01-07-2010, BN2166, 08/00906 t/m 08/00909

Gerechtshof Amsterdam, 01-07-2010, BN2166, 08/00906 t/m 08/00909

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
1 juli 2010
Datum publicatie
28 juli 2010
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2010:BN2166
Zaaknummer
08/00906 t/m 08/00909

Inhoudsindicatie

Directeur en enig aandeelhouder van belanghebbende, X BV, is de heer A,

op wie de beslissingen in de zaken 08/00902 t/m 08/00905, 08/01048 en 08/01049

betrekking hebben. In lijn met deze beslissingen hebben partijen een compromis

bereikt over de vraag in welk land X BV in de jaren 2000 - 2004 gevestigd was.

Partijen zijn het erover eens geworden dat dit tot en met 2002 in Nederland was en in de

jaren 2003 en 2004 in Polen.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Kenmerk: P 08/00906 t/m 08/00909

Datum uitspraak: 1 juli 2010

Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer

op de hogere beroepen van

X - Holding B.V., gevestigd te Z, belanghebbende,

gemachtigde mr. drs. E.J.H.M. Heunen (Horlings Belastingadviseurs te Amsterdam),

tegen de uitspraken in de zaak no. 07/6588 tot en met 07/6591 van de rechtbank Haarlem (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst Holland-Midden/kantoor Haarlem,

de inspecteur.

1. Ontstaan en loop van het geding

De inspecteur heeft met dagtekening 31 maart 2006 respectievelijk 20 mei 2006, 11 november 2006 en 9 december 2006 aan belanghebbende voor de jaren 2001, 2002, 2003 en 2004 (navorderings)aanslagen opgelegd in de vennootschapsbelasting, berekend naar een belastbaar bedrag van € 31.951 (2001), respectievelijk € 33.251 (2002), € 37.728 (2003) en

€ 40.691 (2004). Bij gelijktijdig genomen beschikkingen heeft de inspecteur het verlies van het jaar 2002 vastgesteld op nihil en het met de belastbare winst van het jaar 2001 verrekende verlies vastgesteld op € 2.572.

Bij tegelijk met de desbetreffende belastingaanslagen genomen beschikkingen heeft de inspecteur boetes opgelegd van (telkens) 50% van de belasting over de toegepaste winstcorrecties.

Na tegen de belastingaanslagen en boetebeschikkingen gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraken op bezwaar, gedagtekend 18 september 2007, de navorderingsaanslag voor het jaar 2001, de aanslagen voor de jaren 2002, 2003 en 2004, alsmede de boetebeschikkingen gehandhaafd.

Bij uitspraak van 26 juni 2008, AWB 07/6588 t/m 07/6591, heeft de rechtbank het door belanghebbende ingestelde beroep inzake de belastingaanslagen voor de jaren 2001 tot en met 2004 en de daarbij genomen boetebeschikkingen gegrond verklaard, de uitspraken op bezwaar vernietigd, de boetebeschikkingen vernietigd en de belastingaanslagen als volgt verminderd:

- de navorderingsaanslag voor het jaar 2001 is verminderd tot een naar een belastbaar bedrag van € 13.775;

- de aanslag voor het jaar 2002 is verminderd tot een naar een belastbaar bedrag van nihil;

- de aanslag voor het jaar 2003 is verminderd tot een naar een belastbaar bedrag van € 1.426;

- de aanslag voor het jaar 2004 is verminderd tot een naar een belastbaar bedrag van € 4.389;

Voorts heeft de rechtbank de verliesbeschikking voor het jaar 2002 vernietigd, het verlies van dat jaar vastgesteld op € 3.051 en het met de belastbare winst van 2001 verrekende verlies van 2002 vastgesteld op € 3.051.

De tegen deze uitspraken ingestelde hogere beroepen zijn bij het Hof ingekomen op 18 augustus 2008, aangevuld bij brief van 1 oktober 2008. De inspecteur heeft verweerschriften ingediend.

Op 9 maart 2010 zijn nadere stukken ontvangen van belanghebbende. Deze zijn in afschrift verstrekt aan de inspecteur.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 maart 2010, alwaar verschenen zijn namens belanghebbende X directeur en haar gemachtigde, tot bijstand vergezeld van S.G. Gardebroek alsmede namens de inspecteur mr. J.H. Mense en mr. drs. H.B. van Houten-Bücker.

De hoger beroepen van belanghebbende zijn gelijktijdig behandeld met de hoger beroepen van X met de kenmerken 08/00902 t/m 08/00905, 08/01048 en 08/01049.

Ter zitting zijn als getuigen gehoord M. en P. Van de getuigenverhoren zijn processen-verbaal opgemaakt waarvan afschriften aan partijen zijn verzonden.

Nadat partijen, mede naar aanleiding van de getuigenverhoren, hun standpunten hadden toegelicht, heeft het Hof aan partijen een compromisvoorstel in beraad gegeven en het onderzoek ter zitting geschorst.

Bij fax van 30 maart 2010 heeft belanghebbende gereageerd op het ter zitting gedane voorstel. Bij fax van 31 maart 2010 heeft de inspecteur gereageerd. Partijen hebben van elkaars stukken kennis genomen

Bij brief van 7 april 2010 heeft de griffier het compromisvoorstel uitgewerkt en aan partijen toegezonden met het verzoek dit getekend voor akkoord te retourneren. Bij brief van 15 april 2010 is een verbeterde versie van het uitgewerkte compromisvoorstel aan partijen toegezonden.

Bij brief van 20 april 2010, ingekomen ter griffie op 21 april 2010, heeft de inspecteur het compromis aanvaard. Bij schrijven van 20 april 2010 heeft belanghebbende bedoeld compromisvoorstel aanvaard ‘in de situatie dat deze inhoudt dat X over de jaren 2003 en 2004 geen inkomsten in Nederland heeft genoten’.

Bij brief van 3 mei 2010 heeft de griffier ‘ter voorkoming van misverstand’ een notitie gezonden waarin per aanhangig hoger beroep de consequenties van het compromis nader zijn uitgewerkt. Partijen hebben zich akkoord verklaard met de inhoud van deze notitie, belanghebbende bij brief van 17 mei 2010, de inspecteur bij brief van 19 mei 2001.

Met toestemming van beide partijen heeft het Hof uitspraak gedaan zonder nadere mondelinge behandeling.

2. Feiten

2.1. Belanghebbende is opgericht in 1993. Vanaf haar oprichting is X haar directeur en enig aandeelhouder. X is in dienstbetrekking bij belanghebbende, die internationaal activiteiten ontwikkelt op het gebied van de verhuur en leasing van computerapparatuur.

2.2. X was sinds 1987 gehuwd met P. Uit hun huwelijk zijn kinderen geboren. De relatie is midden jaren negentig onder druk komen te staan onder meer door het veelvuldige verblijf van X in het buitenland. In 2001 hebben X en zijn echtgenote een villa laten bouwen in L. Deze woning is betrokken in augustus 2002; wanneer hij in Nederland was, maakte X gebruik van (een kamer in) die woning. In de jaren negentig heeft X zeer veelvuldig in Polen verbleven, waar hij mede ten behoeve van belanghebbende over een bedrijfsruimte beschikte en waar hij ook een woonruimte had. In 1998 is X in Polen in contact gekomen met M. met wie hij een relatie ontwikkelde en met wie hij in 2004 is gaan samenwonen.

2.3. Bij belanghebbende is in maart 2005 een boekenonderzoek ingesteld waarbij de aanvaardbaarheid van de aangiften vennootschapsbelasting voor de jaren 2000 tot en met 2004 is onderzocht. Uit het boekenonderzoek zijn onder meer correcties voortgevloeid ter zake van afschrijvingen op een aan de echtgenote van belanghebbende ter beschikking gestelde auto, welke door de inspecteur als uitdelingen zijn aangemerkt.

2.4. Gelet op de hierna opgenomen beslissing verwijst het Hof voor het overige naar de stukken van het geding.

3. Geschil in hoger beroep

In geschil is evenals in eerste aanleg de vraag of belanghebbende en X in de jaren 2000 tot en met 2004 inwoner van Nederland dan wel van Polen zijn geweest.

Vervolgens is in geschil, welk fiscaal (belastbaar bedrag dan wel verlies) belanghebbende, mede afhankelijk van het antwoord op de vraag naar het inwonerschap, in het betreffende jaar heeft genoten.

4. Beoordeling van het geschil

Het door beide partijen voor akkoord ondertekende compromisvoorstel houdt in dat overeenstemming bestaat over de volgende punten:

1. [X] wordt tot en met het jaar 2002 geacht woonachtig in Nederland te zijn geweest;

2. De hogere beroepen betreffende de belastingaanslagen voor de jaren 2001 en 2002 zullen ongegrond worden verklaard;

3. De in aanmerking genomen vergrijpboetes zullen worden teruggebracht tot 25% (in plaats van de in aanmerking genomen 50%);

4. Voor de jaren 2003 en 2004 wordt [X] geacht inwoner van Polen te zijn;

5. De hogere beroepen voor de jaren 2003 en 2004 zullen gegrond worden verklaard;

6. Voor de jaren 2003 en 2004 zal een forfaitaire proceskostenvergoeding worden toegekend;

7. Het beroep betreffende het jaar 2000 dat uitsluitend toekenning van proceskosten betreft, zal eveneens ongegrond worden verklaard.

In de ‘Notitie gevolgen compromis inzake de hogere beroepen van [X]/[belanghebbende] in termen van belastbare bedragen/inkomens en te vergoeden proceskosten’, met welke notitie beide partijen zich schriftelijk akkoord hebben verklaard, is onder meer het volgende vastgelegd (waarin X wordt aangeduid als ‘belanghebbende’):

“1. Navorderingsaanslagen inkomstenbelasting/premieheffing 2000, kenmerk 08/00902 en 08/00903

Niet in geschil is dat de rechtbank de navorderingsaanslagen terecht heeft vernietigd.

Ingevolge pt. 7 van (de bij brief van de griffier van 15 april 2010) verbeterde tekst het compromis van 7 april 2010 (hierna het compromis) zijn de hogere beroepen ongegrond.

De mondelinge uitspraak van de rechtbank van 26 juni 2008, AWB 07/6582 en 07/6583, zal dus worden bevestigd.

2. Navorderingsaanslag vennootschapsbelasting 2001 en vergrijpboete, kenmerk 08/00906

Ingevolge pt. 2 van het compromis is het hoger beroep ongegrond. De mondelinge uitspraak van de rechtbank van 26 juni 2008, AWB 07/6588, 07/6589, 07/6590 en 07/6591, zal dus worden bevestigd. Hier blijft dus ook de vernietiging van de vergrijpboete in stand.

3. Aanslag, beschikkingen vaststelling en verrekening verlies vennootschapsbelasting 2002 en vergrijpboete, kenmerk 08/00907

Ingevolge pt. 2 van het compromis is het hoger beroep ongegrond. De mondelinge uitspraak van de rechtbank van 26 juni 2008, AWB 07/6588, 07/6589, 07/6590 en 07/6591, zal dus worden bevestigd. Hier blijft dus ook de vernietiging van de vergrijpboete in stand.

4. Aanslag en beschikking vaststelling verlies vennootschapsbelasting 2003 en vergrijpboete, kenmerk 08/00908

Ingevolge pt. 5 van het compromis is het hoger beroep gegrond. Dit betekent – conform onderdeel 6.I van de brief van belanghebbende van 1 oktober 2008 – dat de aanslag dient te worden vernietigd en dat een verlies van 2003 dient te worden vastgesteld ter grootte van € 2.963. Verwezen wordt op dit punt naar het overzicht in onderdeel 2 van de mondelinge uitspraak van de rechtbank van 26 juni 2008, AWB 07/6588, 07/6589, 07/6590 en 07/6591. Hier blijft dus ook de vernietiging van de vergrijpboete in stand.

Ingevolge pt. 6 van het compromis zal de proceskostenvergoeding worden gebaseerd op het forfait van het Besluit proceskosten bestuursrecht.

5. Aanslag vennootschapsbelasting 2004 en vergrijpboete, kenmerk 08/00909

Ingevolge pt. 5 van het compromis is het hoger beroep gegrond. Dit betekent – conform onderdeel 6.I van de brief van belanghebbende van 1 oktober 2008 – dat de aanslag dient te worden vernietigd en dat een belastbaar bedrag zal worden vastgesteld ter grootte van nihil. Verwezen wordt op dit punt naar het overzicht in onderdeel 2 van de uitspraak van de uitspraak van de rechtbank van 26 juni 2008, AWB 07/6588, 07/6589, 07/6590 en 07/6591.

Hier blijft dus ook de vernietiging van de vergrijpboete in stand.

Ingevolge pt. 6 van het compromis zal de proceskostenvergoeding worden gebaseerd op het forfait van het Besluit proceskosten bestuursrecht.

6. Navorderingsaanslag inkomstenbelasting/premieheffing 2001 en vergrijpboete,

kenmerk 08/00904

Ingevolge pt. 2 van het compromis is het hoger beroep ongegrond. De mondelinge uitspraak van de rechtbank van 26 juni 2008, AWB 07/6584 en 07/6587, zal dus voor wat betreft de navorderingsaanslag inkomstenbelasting/premieheffing 2001 worden bevestigd.

Ingevolge pt. 3 van het compromis zal de met deze belastingaanslag verband houdende vergrijpboete – welke naar het Hof begrijpt uitsluitend verband houdt met de inkomsten uit aanmerkelijk belang (box 2) – worden verminderd tot 25% van de verschuldigde belasting.

Hierop zal, met inachtneming van onderdeel 38 van voormelde uitspraak, in verband met het tijdsverloop een vermindering van 10% worden toegepast, zodat de boete uitkomt op 22,5% van de volgens de uitspraak van de rechtbank verschuldigde belasting.

Er worden geen proceskosten vergoed.

7. Aanslag inkomstenbelasting/premieheffing 2002 en vergrijpboete, kenmerk 08/01048

Ingevolge pt. 2 van het compromis is het hoger beroep ongegrond. De mondelinge uitspraak van de rechtbank van 26 juni 2008, AWB 07/6584 en 07/6587, zal dus voor wat betreft de aanslag inkomstenbelasting/premieheffing 2002 worden bevestigd.

Ingevolge pt. 3 van het compromis zal de met deze belastingaanslag verband houdende vergrijpboete – welke naar het Hof begrijpt uitsluitend verband houdt met de inkomsten uit aanmerkelijk belang (box 2) – worden verminderd tot 25% van de verschuldigde belasting.

Hierop zal, met inachtneming van onderdeel 38 van voormelde uitspraak, in verband met het tijdsverloop een vermindering van 10% worden toegepast, zodat de boete uitkomt op 22,5% van de volgens de uitspraak van de rechtbank verschuldigde belasting.

Er worden geen proceskosten vergoed.

8. Aanslag inkomstenbelasting/premieheffing 2003 en vergrijpboete, kenmerk 08/01049

Ingevolge pt. 5 van het compromis is het beroep gegrond. Voor wat betreft de inkomsten uit aanmerkelijk belang (box 2) zijn de gevolgen van het compromis duidelijk. De hierop betrekking hebbende bijtellingen dienen te vervallen, zodat het box 2-inkomen dient te worden verminderd tot nihil.

Nu het beroep gegrond is, heeft – overeenkomstig onderdeel 6.I van de brief van belanghebbende van 1 oktober 2008 – voor wat betreft de inkomsten uit werk en woning (box 1) te gelden dat het in 2003 door belanghebbende genoten looninkomen voor 20% in Nederland kan worden belast.

Hiervan uitgaande (het Hof baseert zich hier op de cijfers die zijn vermeld in het controlerapport van 1 maart 2006, pag. 9; de bijlagen bij het verweerschrift in eerste aanleg zijn op dit punt minder duidelijk) zal het inkomen uit werk en woning worden verminderd tot (€ 24.785 loon + 6.890 huurwaardeforfait =) € 31.675.

Ervan uitgaande dat de vergrijpboete uitsluitend ter zake van het inkomen uit aanmerkelijk belang is opgelegd, komt deze te vervallen.

Ingevolge pt. 6 van het compromis zal de proceskostenvergoeding worden gebaseerd op het forfait van het Besluit proceskosten bestuursrecht.

9. Aanslag inkomstenbelasting/premieheffing 2004 en vergrijpboete, kenmerk 08/00905

Ingevolge pt. 5 van het compromis is het beroep gegrond. Voor wat betreft de inkomsten uit aanmerkelijk belang (box 2) zijn de gevolgen van het compromis duidelijk.

De hierop betrekking hebbende bijtellingen dienen te vervallen, zodat het box 2-inkomen dient te worden verminderd tot nihil.

Nu het beroep gegrond is, heeft – overeenkomstig onderdeel 6.I van de brief van belanghebbende van 1 oktober 2008 – voor wat betreft de inkomsten uit werk en woning te gelden dat het looninkomen van belanghebbende voor 20% in Nederland kan worden belast.

Hiervan uitgaande (het Hof baseert zich hier op de cijfers die zijn vermeld in het controle-rapport van 1 maart 2006, pag. 9; de bijlagen bij het verweerschrift in eerste aanleg zijn op dit punt minder duidelijk) zal het inkomen uit werk en woning worden verminderd tot (€ 12.197 loon + 7.709 huurwaardeforfait =) € 19.906.

Ervan uitgaande dat de vergrijpboete uitsluitend ter zake van het inkomen uit aanmerkelijk belang is opgelegd, komt deze derhalve te vervallen.

Ingevolge pt. 6 van het compromis zal de proceskostenvergoeding worden gebaseerd op het forfait van het Besluit proceskosten bestuursrecht.”

Slotsom

Het Hof zal uitspraak doen overeenkomstig voormeld compromis en voormelde notitie.

5. Kosten

Ingevolge het gesloten compromis zal de inspecteur worden veroordeeld in de proceskosten die belanghebbende heeft gemaakt voor het hoger beroep in de zaken met kenmerk 08/00908 en 08/00909, die door het Hof worden aangemerkt als samenhangende zaken in de zin van artikel 3 van het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: het Besluit). Deze kosten worden op de voet van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht en het daarop gebaseerde Besluit vastgesteld op € 966 (2 punten voor rechtshandelingen x € 322 per punt x factor 1,5 voor het gewicht van de zaak x factor 1 betreffende samenhangende zaken).

6. Beslissing

Het Hof:

Met betrekking tot de navorderingsaanslag, de verliesverrekeningsbeschikking en de boetebeschikking voor het jaar 2001 (kenmerk 08/00906):

- bevestigt de uitspraak van de rechtbank.

Met betrekking tot de aanslag, de beschikking vaststelling verlies en de boetebeschikking voor het jaar 2002 (kenmerk 08/00907):

- bevestigt de uitspraak van de rechtbank.

Met betrekking tot de aanslag en de boetebeschikking voor het jaar 2003 (kenmerk 08/00908):

- vernietigt de uitspraak van de rechtbank, behoudens voor zover deze de proceskostenveroordeling in eerste aanleg betreft

- verklaart het beroep gegrond

- vernietigt de uitspraak van de inspecteur

- vermindert de aanslag tot een naar een belastbaar bedrag van nihil

- stelt het verlies van het jaar 2003 vast op € 2.693

- vernietigt de boetebeschikking.

Met betrekking tot de aanslag en de boetebeschikking voor het jaar 2004 (kenmerk 08/00909):

- vernietigt de uitspraak van de rechtbank, behoudens voor zover deze de proceskostenveroordeling in eerste aanleg betreft

- verklaart het beroep gegrond

- vernietigt de uitspraak van de inspecteur

- vermindert de aanslag tot een naar een belastbaar bedrag van nihil

- vernietigt de boetebeschikking.

Met betrekking tot de hogere beroepen met kenmerk 08/00908 en 08/00909:

-veroordeelt de inspecteur tot betaling aan belanghebbende van een proceskostenvergoeding ten bedrage van € 966.

De uitspraak is gedaan door mrs. E.A.G. van der Ouderaa, voorzitter, J. den Boer en H.E. Kostense, leden van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. M.H.A. Brands als griffier. De beslissing is op 1 juli 2010 in het openbaar uitgesproken.

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1.. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.