Gerechtshof Amsterdam, 02-09-2010, BN6232, 10/00380
Gerechtshof Amsterdam, 02-09-2010, BN6232, 10/00380
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 2 september 2010
- Datum publicatie
- 8 september 2010
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2010:BN6232
- Zaaknummer
- 10/00380
Inhoudsindicatie
Kennelijke misslag in dictum leidt tot hersteluitspraak.
Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
Twaalfde Enkelvoudige Belastingkamer
HERSTELUITSPRAAK
op het beroep van X te Z, belanghebbende,
tegen
uitspraken van de Inspecteur van de Belastingdienst Amsterdam, de inspecteur.
1. Loop van het geding
1.1. Voor de loop van het geding verwijst het Hof allereerst naar zijn (tussen)uitspraak van 10 juni 2010 met kenmerknummer P04/03035 (verder de Uitspraak). Bij de Uitspraak heeft het Hof de inspecteur opgedragen de vermogens voor de vermogensbelasting (VB) te berekenen met inachtneming van rechtsoverweging 5.6.2 van die uitspraak en heeft het Hof iedere verdere beslissing inzake het beroep betreffende de navorderingsaanslagen VB en de daarop betrekking hebbende boetebeschikkingen (en beschikkingen heffingsrente) aangehouden.
1.2. Ter voldoening aan de onder 1.1 vermelde opdracht heeft de inspecteur het Hof bij schrijven van 5 juli 2010 (met bijlagen) de herberekende vermogenscorrecties doen toekomen. De gemachtigde heeft op de inhoud van dit schrijven gereageerd bij brief van 15 juli 2010. Partijen hebben het Hof schriftelijk toestemming verleend uitspraak te doen zonder nadere zitting. De inspecteur heeft in de brief waarin hij die toestemming verleent nog een nadere toelichting gegeven. De gemachtigde heeft per fax laten weten akkoord te gaan met de inhoud van die toelichting.
2. Tussen partijen vaststaande feiten
2.1. Voor de vaststelling van de feiten verwijst het Hof allereerst naar de Uitspraak. Het voegt daar het volgende aan toe.
2.2. De inspecteur heeft als bijlage bij de brief van 5 juli 2010 een spreadsheet overgelegd met daarop een tot de volgende vermogens leidende herberekening (in guldens):
jaar 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000
nieuwe vermogens 421.000 416.000 428.000 440.000 456.000 501.000 498.000 626.000 625.000 673.000
2.3. De in de spreadsheet opgenomen heffingsrente ter zake van de navorderingsaanslag VB voor het jaar 1991 is berekend tot 31 mei 2003.
3. Geschil
Voor de geschilomschrijving verwijst het Hof naar de Uitspraak.
4. Standpunten van partijen en het onderzoek ter zittingen
Voor de standpunten van partijen en het onderzoek ter zittingen verwijst het Hof naar de stukken van het geding.
5. Beoordeling van het geschil
5.1. Voor de beoordeling van het geschil verwijst het Hof allereerst naar de Uitspraak. Het voegt daar het volgende aan toe.
5.2. De gemachtigde heeft verklaard dat hij zich kan verenigen met de berekening van de inspecteur en met de door de inspecteur gegeven toelichting op de berekening van de heffingsrente.
5.3. Nu ook niet gebleken is dat deze berekeningen onjuist zijn, beslist het Hof conform deze berekeningen.
6. Proceskosten en kosten bezwaarfase
6.1. Nu het door belanghebbende ingestelde beroep gegrond is, acht het Hof termen aanwezig voor een kostenveroordeling op de voet van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. Andere kosten dan kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand zijn niet gesteld en zijn het Hof ook niet gebleken. De kosten van deze bijstand, voor zover verleend tot de datum van de Uitspraak, zijn begrepen in het in de Uitspraak berekende bedrag van € 845,25. Het Hof verwijst in dit verband naar de rechtsoverwegingen 6.1 en 6.2 van de Uitspraak.
6.2. Na de Uitspraak zijn nog voor vergoeding in aanmerking komende kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand gemaakt in verband met het inzenden van de reactie op de berekening van de inspecteur. Nu nagenoeg gelijktijdig met deze reactie ook de gelijkluidende reactie in de zaak met kenmerk P10/00379 (voorheen 04/03034) is ingekomen, zijn deze twee zaken samenhangende zaken in de zin van artikel 3 van het Besluit proceskosten bestuursrecht. Het Hof berekent de kosten aldus op € 166 (0,5 x 322 x 1 (wegingsfactor)), waarvan gelet op de samenhang de helft, te weten € 83, aan het onderhavige beroep wordt toegerekend.
7. Beslissing
7.1. Het Hof heeft in de Uitspraak geoordeeld dat de inspecteur er niet in is geslaagd aannemelijk te maken dat het aan opzet van belanghebbende is te wijten dat aanvankelijk te weinig belasting is betaald, zodat er geen grond is boeten op te leggen. De boetebeschikkingen behorende bij de navorderingsaanslagen IB/PV zijn daarom bij de Uitspraak vernietigd. Bij brief van 31 augustus 2010 heeft de gemachtigde erop gewezen dat deze vernietiging ten onrechte achterwege is gelaten in de op 26 augustus 2010 gedane uitspraak van het Hof inzake de boeten behorende bij de navorderingsaanslagen VB.
De inspecteur heeft desgevraagd telefonisch laten weten het standpunt van de gemachtigde te onderschrijven, maar deze fout niet ambtshalve te kunnen herstellen omdat tegen de uitspraak al beroep in cassatie is ingesteld, onder meer inzake het oordeel van het Hof over de boeten. Het Hof ziet hierin reden deze omissie alsnog ongedaan te maken door middel van de onderhavige hersteluitspraak.
7.2. Het Hof
- verklaart het beroep gegrond voor zover het betreft de navorderingsaanslagen VB en de daarop betrekkinghebbende boetebeschikkingen en beschikkingen heffingsrente,
- vernietigt de bestreden uitspraken die betrekking hebben op deze aanslagen en beschikkingen, alsmede de boetebeschikkingen,
- vermindert de navorderingsaanslagen VB tot aanslagen berekend naar de volgende vermogens (in guldens):
jaar 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000
nieuwe vermogens 421.000 416.000 428.000 440.000 456.000 501.000 498.000 626.000 625.000 673.000
- vermindert de op de navorderingsaanslagen VB betrekking hebbende beschikkingen heffingsrente overeenkomstig de bovenstaande vermindering van die aanslagen, en
- veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 83.
De hersteluitspraak is gedaan door mr. O.B. Onnes, lid van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. E.G. van der Laan als griffier. De beslissing is op 2 september 2010 in het openbaar uitgesproken.
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.