Gerechtshof Amsterdam, 09-09-2010, BN7130, 09/00524
Gerechtshof Amsterdam, 09-09-2010, BN7130, 09/00524
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 9 september 2010
- Datum publicatie
- 15 september 2010
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2010:BN7130
- Zaaknummer
- 09/00524
Inhoudsindicatie
Buitengewone uitgaven. Kosten van bezoeken aan het Thermaalbad Arcen zijn niet als buitengewone uitgaven aftrekbaar. Het nemen van therapeutische baden vond niet plaats op voorschrift van een arts en evenmin is aannemelijk gemaakt dat de oefeningen plaatsvonden onder rechtstreeks toezicht of rechtstreekse begeleiding door een arts of een andere medisch geschoolde hulpverlener. Het bezoek aan het Thermaalbad vond ook niet plaats onder omstandigheden waarin gezonde personen dergelijke activiteiten niet uitoefenen.
Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
Kenmerk P09/00524
9 september 2010
uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
X te Y, belanghebbende,
vertegenwoordigd door H. Landwerd (gemachtigde),
tegen de uitspraak in de zaak met nummer AWB 09/880 van de rechtbank Haarlem (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst Holland-Midden/kantoor Haarlem,
de inspecteur.
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1. De inspecteur heeft met dagtekening 5 november 2008 aan belanghebbende over het jaar 2006 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 13.110.
1.2. De inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar, gedagtekend 4 februari 2009, het bezwaar van belanghebbende afgewezen.
1.3. Bij uitspraak van 29 juni 2009, verzonden op 1 juli 2009, heeft de rechtbank het daartegen door belanghebbende ingestelde beroep ongegrond verklaard.
1.4. De gemachtigde heeft tegen deze uitspraak bij brief van 24 juli 2009, ingekomen op 28 juli 2009, hoger beroep ingesteld. Het hoger beroep is aangevuld bij brief van 1 september 2009. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
1.6. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 juli 2010. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2. Feiten
2.1. A, geboren in 1948, is de partner van belanghebbende. Bij de partner van belanghebbende is, aldus overgelegde verklaringen van de huisarts B van 5 januari 2004 en 26 april 2009, in 1997 fibromyalgie vastgesteld en zij heeft daardoor pijnklachten aan gewrichten en spieren. Na behandeling, gecoördineerd door een revalidatiearts, is de behandeling overgedragen aan de huisarts. Beide artsen hebben hydrotherapie (bewegen in water met ontlasting van de gewrichten) geadviseerd.
2.2. De partner van belanghebbende heeft in 2006 23-maal het Thermaalbad Arcen bezocht. De kosten voor het bezoeken van het Thermaalbad (koop 10-badenkaarten en losse entreekaarten voor bewegingsbaden en reiskosten) bedroegen € 1.818.
Bij het Thermaalbad Arcen kunnen bezoekers onder andere medische adviezen krijgen, massages ondergaan en therapieën volgen. Bezoekers kunnen ook zonder medische indicatie baden nemen in het Thermaalbad en daarbij toegang verkrijgen door middel van 10-badenkaarten en losse entreekaarten.
De ziektekostenverzekeraar C heeft verklaard “de kosten van entree Thermaalbad Arcen” niet te vergoeden omdat deze buiten het verzekeringspakket vielen.
2.3. De inspecteur heeft de in de aangifte over 2004 van de echtgenoot van de zuster van belanghebbende opgenomen kosten voor entree van het Thermaalbad Arcen aanvaard en de reiskosten gecorrigeerd. In beroep heeft de inspecteur een compromis gesloten waarbij alsnog ook de helft van de opgevoerde reiskosten naar het Thermaalbad in aftrek kon komen op het inkomen van deze echtgenoot.
3. Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft in de mondelinge uitspraak de volgende gronden opgenomen:
8. De Hoge Raad (23 februari 2007, BNB 2007/282, nr. 42 382) heeft uitgemaakt dat uitgaven voor activiteiten als de onderhavige (hydrotherapie), slechts zijn aan te merken als uitgaven voor geneeskundige hulp in de zin van vorenbedoelde wetsbepaling, indien is voldaan aan de voorwaarde dat zij plaatsvinden onder rechtstreeks toezicht of rechtstreekse begeleiding van een arts of andere medisch geschoolde hulpverlener. In deze zaak is niet gesteld of gebleken dat de activiteiten van de partner van eiser (Hof: belanghebbende) hebben plaatsgevonden onder daadwerkelijk medisch toezicht of medische begeleiding. Daarnaast acht de rechtbank – onder verwijzing naar Hoge Raad, 24 december 1997 (BNB 1999/30, nr. 33 309) van belang dat het Thermaalbad tijdens de therapie ook toegankelijk is voor anderen dan patiënten en dat niet is aangetoond dat gezonde personen soortgelijke activiteiten niet plegen te volgen. Op grond van het hiervoor overwogene is niet aan de voorwaarden voldaan om voor aftrek van de kosten in verband met het bezoek aan het Thermaalbad in aanmerking te komen.
9. Voor zover eiser met zijn verwijzing naar de uitspraak van deze rechtbank van 28 juni 2007, een beroep heeft bedoeld te doen op het gelijkheidsbeginsel overweegt de rechtbank als volgt. Een beroep op het gelijkheidsbeginsel kan alleen slagen indien eiser aannemelijk maakt dat sprake is van een ongelijke behandeling van gelijke gevallen, voortkomend uit een door verweerder (Hof: de inspecteur) gevoerd begunstigend beleid of uit een oogmerk van begunstiging. Eiser heeft aangevoerd dat de situatie in bovengenoemde uitspraak een gelijkwaardig geval betreft. In de zaak waarnaar eiser verwijst zijn partijen echter bij wijze van compromis overeengekomen dat de reiskosten voor het bezoek aan het Thermaalbad in Arcen in aftrek gebracht konden worden. De aftrek van de therapiekosten was in die procedure niet in geschil. Van gelijke gevallen is dus geen sprake.
Voor zover het als een gelijk geval dient te worden aangemerkt kan een beroep op het gelijkheidsbeginsel overigens alleen slagen als sprake is van een ongelijke behan¬deling van gelijke gevallen waarbij verweerder de zogenoemde meerderheidsregel heeft geschonden. Eiser, op wie de bewijslast ter zake rust, heeft echter slechts één concreet geval aangedragen. Eiser heeft daarmee niet aannemelijk gemaakt dat verweerder in een meerderheid van gevallen, anders heeft beslist dan in het geval van eiser. Het beroep op het gelijkheidsbeginsel dient reeds op die grond verworpen te worden.
4. Geschil in hoger beroep
In hoger beroep is in geschil of de kosten van de bezoeken aan het Thermaalbad Arcen als buitengewone uitgaven aftrekbaar zijn.
5. Beoordeling van het geschil
5.1. Uitgaven voor het bezoeken van het Thermaalbad zijn aan te merken als uitgaven voor geneeskundige hulp in de zin van artikel 6.17 van de Wet inkomstenbelasting 2001, indien dat bezoek onderdeel uitmaakt van een complex van onderling samenhangende en op elkaar afgestemde maatregelen, door middel waarvan op voorschrift van een arts en onder rechtstreeks toezicht of rechtstreekse begeleiding van een arts of andere medisch geschoolde hulpverlener wordt gepoogd de fysieke en psychische toestand van een patiënt tot de voor hem optimale graad op te voeren, dan wel die zo goed mogelijk in stand te houden. Indien aan de overige voorwaarden is voldaan, maar de activiteiten niet plaatsvinden onder rechtstreeks toezicht of rechtstreekse begeleiding van een (para)medicus, kunnen de uitgaven niettemin worden aangemerkt als uitgaven voor geneeskundige hulp, indien het gaat om therapeutische activiteiten onder omstandigheden waarin gezonde personen soortgelijke activiteiten niet plegen uit te oefenen (aldus de lijn in Hoge Raad 23 februari 2007, nr. 42.382, BNB 2007/282).
5.2. In het kader van haar bezoeken aan het Thermaalbad Arcen heeft de partner van belanghebbende in 2006 geen betalingen gedaan voor een medisch advies, een fysiotherapeutisch onderzoek of behandeling of een specifieke kuur. Zij heeft gebruik gemaakt van “10-badenkaarten” en losse entreekaarten die ook door andere bezoekers - wel of niet met een lichamelijke beperking of ziekte - gekocht werden met het oog op toegang tot en het gebruik van het Thermaalbad.
Bij de door haar genomen baden was er geen groepsindeling die specifiek gericht was op mensen met klachten als belanghebbendes partner. Ter zitting heeft belanghebbende nog verklaard dat zijn partner zich in het Thermaalbad Arcen bij een willekeurige groep bezoekers aansloot, dat per sessie de groep bestond uit mensen met verschillende klachten of beperkingen en dat hij niet weet of de begeleiding bij het bad geschiedde door onder de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg vallende beroepsbeoefenaren.
De partner van belanghebbende heeft weliswaar het advies van de revalidatie- en huisarts gekregen om therapeutische baden te nemen maar dit vond niet plaats op voorschrift van een arts en al evenmin is aannemelijk gemaakt dat de oefeningen plaatsvonden onder rechtstreeks toezicht of rechtstreekse begeleiding door een arts of een andere medisch geschoolde hulpverlener.
Het bezoek vond ook niet plaats onder omstandigheden waarin gezonde personen dergelijke activiteiten niet uitoefenen. Het Thermaalbad Arcen is immers algemeen toegankelijk en ook personen zonder lichamelijke beperkingen of ziekten plegen dit bad te bezoeken.
Onder deze omstandigheden is er naar het oordeel van het Hof geen sprake van uitgaven voor geneeskundige hulp die als buitengewone uitgaven in aftrek kunnen komen.
5.3. Belanghebbende heeft nog verwezen naar de standpuntbepaling van de inspecteur over de aftrekbaarheid van dergelijke uitgaven bij het beoordelen van de aangifte van de echtgenoot van belanghebbendes zuster. De inspecteur heeft gesteld dat de aftrek niet berustte op begunstigend beleid of een bewuste bevoordeling en dat in die zaak zijn collega ten onrechte aftrek heeft verleend voor de entreeprijs en dat hij, gegeven die omstandigheid, in beroep alsnog aftrek voor een deel van de geclaimde reiskosten heeft verleend. Nu belanghebbende niet heeft gesteld (laat staan aannemelijk gemaakt) dat in de meerderheid van vergelijkbare gevallen een aftrek voor dergelijke uitgaven is verleend, verwerpt het Hof het beroep van belanghebbende op (naar het Hof begrijpt) het gelijkheidsbeginsel.
Slotsom
5.4. De slotsom is dat het hoger beroep ongegrond is. De uitspraak van de rechtbank dient te worden bevestigd.
6. Kosten
Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de kosten op de voet van artikel 8:75 van de Awb.
7. Beslissing
Het Hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
De uitspraak is gedaan door mrs. J.P.A. Boersma, voorzitter, P.F. Goes en M.J. Leijdekker, leden van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. E.J.E.M. Anderluh-Vanherck als griffier. De beslissing is op 9 september 2010 in het openbaar uitgesproken.
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.