Home

Gerechtshof Amsterdam, 28-09-2010, BN8641, 08/01322, 08/01323, 08/01324, 08/01325, 08/01326

Gerechtshof Amsterdam, 28-09-2010, BN8641, 08/01322, 08/01323, 08/01324, 08/01325, 08/01326

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
28 september 2010
Datum publicatie
29 september 2010
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2010:BN8641
Zaaknummer
08/01322, 08/01323, 08/01324, 08/01325, 08/01326
Relevante informatie
Algemene wet bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 01-05-2024 tot 01-08-2024] art. 8:38, Algemene wet inzake rijksbelastingen [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-01-2025] art. 27q

Inhoudsindicatie

Uitnodiging om op de zitting van de rechtbank te verschijnen heeft niet op de juiste wijze plaatsgevonden. Nu belanghebbende recht heeft op behandeling van zijn zaak in twee feitelijke instanties en uitdrukkelijk daarom verzoekt wijst het Hof de zaak terug naar de rechtbank voor een nieuwe behandeling van de zaak.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Kenmerk P 08/01322, 08/01323, 08/01324, 08/01325, 08/01326

vierde meervoudige belastingkamer

proces-verbaal

van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep van

[X], te [Z], belanghebbende,

gemachtigde mr. F.A. Piek

tegen de uitspraak in de zaken met nrs. AWB 08/1071 t.e.m. 08/1075 van de rechtbank Haarlem (hierna de rechtbank) van 13 november 2008 in het geding tussen

belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst Utrecht-Gooi/kantoor Utrecht,

de inspecteur.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 september 2010. Daarbij zijn verschenen belanghebbendes gemachtigde en namens de inspecteur mr. J. van Ramshorst.

Beslissing

Het Hof:

- vernietigt de uitspraak van de rechtbank;

- wijst de zaak ter verdere behandeling en beslissing met inachtneming van deze uitspraak terug naar de rechtbank;

- veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende in hoger beroep tot een bedrag van € 966;

- gelast dat de inspecteur aan belanghebbende vergoedt het door deze voor de behandeling van het hoger beroep betaalde griffierecht van € 430 (2 x € 107 + € 216);

- draagt de griffier op na het onherroepelijk worden van deze uitspraak het gehele dossier met een afschrift van deze uitspraak te zenden aan de rechtbank.

Gronden

1. Het onderzoek ter zitting bij de rechtbank heeft plaatsgevonden op 17 oktober 2008, daarbij is namens de inspecteur het woord gevoerd. Vervolgens heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de thans bestreden uitspraak gedaan. In die uitspraak is onder 4.8. overwogen:

“4.8. Gelet op het vorenoverwogene verklaart de rechtbank het beroep van eiser betreffende de (naheffings)aanslagen IB/PVV 2004, IB/PVV 2005 en OB 2004/2005 ongegrond en het beroep van eiser betreffende de aanmaningskosten niet-ontvankelijk.”

en onder “6. Beslissing”:

“De rechtbank verklaart het beroep van eiser betreffende de (naheffings)aanslagen IB/PVV 2004, IB/PVV 2005 en OB 2004/2005 ongegrond en het beroep van eiser betreffende de aanmaningskosten niet-ontvankelijk.”

Een expliciete in het dictum opgenomen beslissing over de aan belanghebbende over de jaren 2004 en 2005 opgelegde aanslagen premie ziekenfondswet zelfstandigen (ZFW) en over de boeten opgelegd bij de belastingaanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en omzetbelasting ontbreekt, hoewel het beroep van belanghebbende – zoals ook volgt uit hetgeen de rechtbank heeft overwogen onder “1. Ontstaan en loop van het geding” – zich mede richt tegen die aanslagen ZFW en boeten.

2. Ter zitting van de rechtbank op 17 oktober 2008 is noch belanghebbende noch zijn toenmalige gemachtigde verschenen. In de uitspraak van de rechtbank is dienaangaande het volgende opgenomen:

“1.5. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 oktober 2008. Eiser is door de griffier bij aangetekende brief, verzonden op 18 augustus 2008 en bij brief verzonden op 12 september 2008 aan De heer [A], [Administratie V.O.F.], gemachtigde, op het adres Postbus [a], [1234] CE te [Q], onder vermelding van plaats en tijdstip, uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. Zowel eiser als zijn gemachtigde zijn, zonder kennisgeving aan de rechtbank, niet verschenen. Nu genoemde brieven niet ter griffie zijn terugontvangen, gaat de rechtbank ervan uit dat de uitnodiging om op de zitting te verschijnen op de wettelijk voorgeschreven wijze is verzonden. Namens verweerder is verschenen mr. J. van Ramshorst, bijgestaan door B.H.J. Ebben en F.R. van der Leek.”

3. Belanghebbende betoogt in hoger beroep – zakelijk weergegeven – dat hij niet ter zitting van de rechtbank is verschenen of vertegenwoordigd omdat de uitnodiging voor het bijwonen van de zitting zijn (toenmalige) gemachtigde niet heeft bereikt en ook hijzelf geen uitnodiging heeft ontvangen. Hij verzoekt het Hof de uitspraak van de rechtbank te vernietigen en de zaak voor een nieuwe behandeling terug te wijzen naar de rechtbank.

4. Het Hof stelt voorop dat voorzover in de onder 2. aangehaalde overweging van de rechtbank zou moeten worden gelezen dat ook belanghebbende zelf is uitgenodigd om ter zitting te verschijnen, het dossier daarvoor geen enkele aanwijzing biedt. Volgens het dossier zijn aan “De heer [A], [Administratie V.O.F.], Postbus [a], [1234] CE [Q]” per aangetekende post vijf uitnodigingsbrieven gezonden (voor elk rolnummer één) met als datum 18 augustus 2008, en zijn deze brieven volgens daarop geplaatste stempels en aantekeningen met datum 12 september 2008 een tweede maal verzonden “nu niet aangetekend”. Op een kopie van één van de uitnodigingsbrieven (die met het rechtbanknummer 08/1071) is voorts de stempelafdruk “Ontvangen d.d. 11 sep 2008 Rechtbank Haarlem Sector bestuursrecht” te zien.

Het dossier bevat geen enkele aanwijzing dat de adressering bij de tweede verzending is gewijzigd.

5. In het dossier bevindt zich één (lege) envelop met daarop de met pen geschreven aantekening “19/8”. Een stempelafdruk “Ontvangen 11 sep 2008 Rechtbank Haarlem Sector bestuursrecht”, een sticker volgens welke de envelop met nummer 3S RRRB 5310060 is aangeboden voor aangetekende verzending, alsmede een “retoursticker” van TNT Post met het hokje voor “Niet afgehaald” aangevinkt en met daarop de postcode 2003 BR geschreven (zijnde de postcode van de door de rechtbank gebruikte postbus).

Naar de inspecteur ter zitting van het Hof heeft aangevoerd beschikt TNT Post niet meer over gegevens betreffende de verwerking van een aangetekend stuk met het nummer 3S RRRB 5310060.

6. De postcode gebruikt in de uitnodigingsbrieven – [1234] CE – komt niet geheel overeen met de postcode die is afgedrukt op het briefpapier waarmee het beroepschrift is ingediend en waarmee het beroep is gemotiveerd. Op dat briefpapier staat de postcode “[1234] CL”.

7. Indien juist zou zijn hetgeen de rechtbank in de onder 2. aangehaalde overweging heeft opgenomen, en de aangetekend verzonden uitnodigingsbrieven niet ter griffie zijn terugontvangen, had de rechtbank door navraag bij TNT Post moeten controleren of de aangetekend verzonden uitnodigingsbrieven op regelmatige wijze aan het adres van de indiener van het beroepschrift waren aangeboden (vgl. Hoge Raad, 16 juni 1993, nr. 28 671, VN 1993/2215, Hoge Raad, 20 mei 2005, nr. 40 507, VN 2005/27.6, en Hoge Raad 3 april 2009, nr. 08/00645, LJN BH9194). Het dossier bevat geen enkele aanwijzing dat een dergelijke controle heeft plaatsgevonden zodat er van moet worden uitgegaan dat dit niet is gebeurd.

8. Hetgeen is weergegeven onder 4. en 5. doet echter vermoeden dat de onder 2. aangehaalde overweging van de rechtbank niet juist is en dat althans de uitnodiging voor de zitting in de zaak met het rolnummer 08/1071, wel ter griffie van de rechtbank is terugontvangen.

9. Ingevolge artikel 8:38, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht – voor zover hier van belang – dient de griffier in gevallen waarin hij een bij aangetekende brief verzonden stuk terug ontvangt het adres te verifiëren. Gemeld artikellid schrijft verificatie voor aan de hand van de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (GBA). In een situatie als de onderhavige, waarin verzending heeft plaatsgevonden aan het postadres van een onderneming, is verificatie aan de hand van het GBA niet mogelijk. Het doel van artikel 8:38, eerste lid, – te bewerkstelligen dat er redelijkerwijs geen twijfel kan bestaan dat de verzonden stukken naar het ten tijde van de verzending juiste adres zijn gezonden – kan dan bijvoorbeeld worden bereikt door (telefonisch) contact op te nemen met de geadresseerde of door het adres te verifiëren aan de hand van het handelsregister.

10. Noch uit de uitspraak van de rechtbank, noch uit enig ander zich in het dossier bevindend stuk blijkt dat de griffier van de rechtbank naar aanleiding van de retourontvangst van de uitnodiging voor de zitting in de zaak met het rolnummer 08/1071 de juistheid van het adres van de geadresseerde op de dag van de verzending of uiterlijk een week daarna heeft onderzocht. Derhalve moet er in dit geding van worden uitgegaan dat dit niet is gebeurd (vgl. Hoge Raad, 12 maart 2004, nr. 38 648, LJN AO5540).

11. Niet uitgesloten is dat de uitnodigingen voor de zitting bij de rechtbank in de andere vier zaken dan die met het rolnummer 08/1071, eveneens retour zijn ontvangen. Bijvoorbeeld omdat alle uitnodigingen in één envelop zijn verzonden. Uitsluitsel hieromtrent biedt het dossier niet (in het dossier bevinden zich bijvoorbeeld geen kopieën van de desbetreffende uitnodigingsbrieven waarop een stempelafdruk “Ontvangen d.d. […] Rechtbank Haarlem Sector bestuursrecht” is te zien). Mochten die uitnodigingen echter eveneens retour zijn ontvangen dan geldt hiervoor hetzelfde als hierboven onder 10. is overwogen ten aanzien van de uitnodiging in de zaak met het rolnummer 08/1071.

12. Het vorenoverwoge leidt tot de conclusie dat er in dit geding van moet worden uitgegaan dat de uitnodiging om op de zitting van de rechtbank te verschijnen niet op de juiste wijze heeft plaatsgevonden, hetzij omdat de rechtbank heeft nagelaten door navraag bij TNT Post te controleren of de aangetekend verzonden uitnodigingsbrieven op regelmatige wijze aan het adres van de indiener van het beroepschrift waren aangeboden (indien en voor zover de uitnodigingsbrieven niet retour zijn ontvangen), hetzij omdat de juistheid van het adres van de geadresseerde op de dag van de verzending of uiterlijk een week daarna niet op adequate wijze is onderzocht (indien en voor zover de aangetekend verzonden uitnodigingsbrieven wel retour zijn ontvangen).

13. Nu belanghebbende recht heeft op behandeling van zijn zaak in twee feitelijke instanties en uitdrukkelijk verzoekt om terugwijzing naar de rechtbank, vindt het Hof in zijn onder 12. weergegeven conclusie aanleiding de uitspraak van de rechtbank te vernietigen en de zaak op de voet van artikel 27q, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen terug te wijzen naar de rechtbank voor een nieuwe behandeling van de zaak waarbij partijen opnieuw zullen moeten worden uitgenodigd om op een zitting te verschijnen. Daarbij verdient opmerking dat – anders dan de inspecteur ter zitting van het Hof naar voren heeft gebracht – terugwijzing naar de rechtbank geen herhaling van zetten oplevert reeds omdat een mondelinge behandeling waarbij beide partijen aanwezig of vertegenwoordigd zijn niet op één lijn te stellen is met een dergelijke behandeling waarbij dit slechts het geval is ten aanzien van één van de partijen.

14. Het Hof acht termen aanwezig voor een kostenveroordeling voor de procedure in hoger beroep op de voet van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. Op de voet van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht en met inachtneming van het Besluit proceskosten bestuursrecht wordt die vergoeding gesteld op 2 punten (voor proceshandelingen) x 1 (gewicht van de zaak) x 1,5 (samenhangende zaken) x € 322 ofwel op € 966.

De rechtbank zal bij de nieuwe behandeling opnieuw hebben te beslissen over de vraag of belanghebbende recht heeft op vergoeding van proceskosten in verband met de procedure bij de rechtbank.

De mondelinge uitspraak is gedaan op 28 september 2010 door mrs. F.J.P.M. Haas, voorzitter, M.J. Leijdekker en A.P.M. van Rijn, leden van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. J. Couperus als griffier. De beslissing is op die datum in het openbaar uitgesproken. Hiervan is dit proces-verbaal opgemaakt, ondertekend door de voorzitter van de belastingkamer en de griffier.

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Tenzij de Hoge Raad anders bepaalt, zal het gerechtshof deze mondelinge uitspraak vervangen door een schriftelijke. In dat geval krijgt u de gelegenheid de gronden van het beroep in cassatie alsnog aan te voeren of aan te vullen.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.