Gerechtshof Amsterdam, 28-04-2011, BQ7218, 09/00299
Gerechtshof Amsterdam, 28-04-2011, BQ7218, 09/00299
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 28 april 2011
- Datum publicatie
- 8 juni 2011
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2011:BQ7218
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBHAA:2009:BI0612, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 09/00299
Inhoudsindicatie
Voorlopig verduurzamen in de zin van post 0711 geschiedt blijkens de bewoordingen van de post door het toevoegen van – of de opslag in – stoffen met verduurzamende eigenschappen, bijvoorbeeld door het toevoegen van zwaveldioxide of verpakking in water waaraan, voor het voorlopig verduurzamen, zout, zwavel of andere stoffen zijn toegevoegd. De knoflooktenen zijn niet voorlopig verduurzaamd in vorenbedoelde zin, nu geen conserverende stoffen zijn toegevoegd en evenmin sprake is van verpakking in water of enige andere vloeistof waaraan conserverende stoffen zijn toegevoegd. De onderwerpelijke knoflooktenen dienen als ‘gekoeld’ te worden aangemerkt.
Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
kenmerk P09/00299
28 april 2011
uitspraak van de meervoudige douanekamer
op het hoger beroep van
A. BV B, belanghebbende, gemachtigde mr. C,
tegen de uitspraak in de zaak no. AWB 07/6546 van de rechtbank Haarlem (hierna: de rechtbank) van 10 maart 2009 in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
de inspecteur.
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1. De inspecteur heeft aan belanghebbende op 14 december 2006 een uitnodiging tot betaling (hierna: UTB) uitgereikt voor een totaalbedrag van € 14.121,19 aan douanerechten.
1.2. Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak, gedagtekend 13 september 2007, de UTB gehandhaafd.
1.3. Bij uitspraak van 10 maart 2009, heeft de rechtbank het door belanghebbende ingestelde beroep ongegrond verklaard. Het tegen deze uitspraak ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 21 april 2009 en aangevuld bij brief van 5 juni 2009. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend. Van belanghebbende is op 1 september 2009 een conclusie van repliek ingekomen. De inspecteur heeft op 6 november 2009 een conclusie van dupliek ingediend. Op 31 december 2009 heeft het Hof een nader stuk van belanghebbende ontvangen. Bij schrijven van 1 februari 2010 heeft de inspecteur op dit nadere stuk gereageerd.
1.4. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 maart 2011. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2. Feiten
De feiten zijn door de rechtbank als volgt vastgesteld, waarbij belanghebbende is aangeduid als ‘eiseres’ en de inspecteur als ‘verweerder’.
2.1. Op 18 mei 2006 heeft eiseres aangifte ten invoer gedaan voor het vrije verkeer voor knoflooktenen met goederencode 0710.8095.80. Volgens de ‘Bill of Lading’ is sprake van “IQF frozen peeled garlic segments” met een temperatuur van -1,5 graden Celsius.
De knoflooktenen zijn gepeld, met ozon (O3) behandeld en verpakt onder gemodificeerde atmosfeer, zijnde een mengsel van O3 en N2 (stikstof).
2.2. Na het indienen van de aangifte is op 19 mei 2006 een monsteronderzoek ingesteld. In de brief van 13 september 2006 is de uitslag van het monsteronderzoek aan eiseres medegedeeld. In de brief staat – voorzover hier van belang – het volgende vermeld:
“verkeerde bewaartemperatuur was vermeld.
Knoflook, vers.
Het droge-stofgehalte bedraagt: 28.6 gewichtspercenten.
Beschouwing tbv. tariefindeling:
Het monster is op 1 ºC aangetroffen en vertoont enzymactiviteit. Het monster kan daarom niet worden ingedeeld als zijnde gekookt of bevroren. Het dient dan ook te worden ingedeeld als verse knoflook van tariefpost 0703.
goederencode: 0703.2000.00.”
2.3. Op verzoek van eiseres is op 15 september 2006 een heronderzoek ingesteld. In de brief van 4 december 2006 wordt de uitslag van het heronderzoek aan eiseres medegedeeld. Hierin staat – voor zover van belang – het volgende vermeld:
“Naar aanleiding van de bewering van de aangever over de bewaartemperatuur is er literatuuronderzoek uitgevoerd. Uit de literatuur blijkt dat in 100 gram knoflook er 64 gram water en 1.42 gram mineralen (zouten) aanwezig zijn. Doordat er zout in de knoflook aanwezig is kan de knoflook niet bevroren zijn bij de door de aangever geclaimde temperatuur van minus 1.5 gr. C.
Beschouwing tbv. tariefindeling:
Het monster is niet bevroren en zeker niet zoals door een door bevroren zoals dit in de GS-toelichting bij hoofdstuk 7 zoals in het tarief vereist wordt. Het monster kan daarom niet worden ingedeeld als zijnde gekookt of bevroren. Het dient dan ook te worden ingedeeld als verse knoflook van tariefpost 0703.2000.”
2.4. Naar aanleiding van de uitslag van voormeld onderzoek heeft verweerder de knoflooktenen ingedeeld in onderverdeling 0703 20 00 van de Gecombineerde Nomenclatuur (GN) en de in geschil zijnde utb uitgereikt.
Nu daartegen door partijen geen bezwaren zijn ingebracht, gaat ook het Hof van die feiten uit.
3. De overwegingen van de rechtbank
De rechtbank heeft het volgende overwogen, voor zover hier van belang en waarbij belanghebbende is aangeduid als “eiser”.
5.1. Voor de indeling zijn wettelijk bepalend de bewoordingen van de posten en de aantekeningen op de afdelingen of op de hoofdstukken. Blijkens de bewoordingen van de posten 0703 en 0710 en de stellingen van partijen is in dit geschil van belang of de knoflooktenen als zijnde ‘bevroren’ dan wel als ‘gekoeld’ kunnen worden aangemerkt. De GS-toelichting, hoofdstuk 7, algemene opmerkingen, tweede en derde alinea, luidt hierover als volgt:
“Onder gekoeld wordt verstaan dat de temperatuur gewoonlijk tot om en nabij 0ºC is verlaagd, zonder dat het product bevriest. Bepaalde producten, zoals aardappelen, kunnen echter als gekoeld worden aangemerkt wanneer zij zijn afgekoeld tot 10ºC en op deze temperatuur wordt gehouden. Onder bevroren wordt verstaan dat een product is afgekoeld tot onder het vriespunt, totdat het door en door bevroren is.”
5.2. Knoflooktenen, welke zijn afgekoeld tot een temperatuur van – 1½ºC, kunnen niet als (door en door) bevroren worden aangemerkt. De rechtbank hecht hierbij waarde aan de uitslag van het monsteronderzoek zoals geciteerd in onderdeel 2.3 alsmede de verklaringen ter zitting van de medewerker van het laboratorium. Zo heeft deze, niet althans onvoldoende weersproken, gemotiveerd verklaard dat de knoflooktenen pas bevriezen bij een temperatuur van ongeveer -9ºC à -10ºC. Gelet hierop kan niet worden gezegd dat de knoflooktenen reeds bij een temperatuur van -1½ºC door en door bevroren zijn.
5.3. De knoflooktenen moeten op grond van de bewoording van de post worden ingedeeld onder de GN-onderverdeling 0703 20 00. De stelling van eiseres dat onder 0703 20 00 enkel hele knoflookbollen kunnen vallen en geen tenen, vindt geen steun in de GS-toelichting op hoofdstuk 7. Hierin staat immers, onder de algemene opmerkingen, vierde alinea, dat, voorzover niet anders bepaald, voor dat hoofdstuk groenten geheel, in schijven of in stukken gesneden, tot pulp geplet, geraspt, geschild, gepeld of ontbolsterd mogen zijn. Voor knoflook is geen uitzondering gemaakt.
De stelling van eiseres dat nu olifantenlook onder indeling 0703 90 00 valt, de in geding zijnde knoflooktenen daar ook onder vallen, slaagt evenmin. Olifantenlook is, naar tussen partijen niet in geschil is, een aparte, eetbare looksoort bestaande uit één teen. Dit betekent echter niet dat voor losse, gepelde knoflooktenen dezelfde indeling volgt als voor olifantenlook. Eiseres’ verwijzing naar Verordening 902/2007 van de Europese Commissie van 27 juli 2007, maakt dit niet anders.
5.4. Voor zover eiseres heeft willen stellen dat de knoflooktenen ingedeeld dienen te worden onder een post in hoofdstuk 20 (bereidingen van groenten), oordeelt de rechtbank als volgt. De GS-toelichting hoofdstuk 7, algemene opmerkingen luidt – voor zover hier van belang – als volgt:
“Luchtdicht verpakte producten zullen echter meestal onder hoofdstuk 20 moeten worden ingedeeld, omdat zij in de regel anders zijn bereid of verduurzaamd dan omschreven is in de posten van dit hoofdstuk.
Evenzo blijven producten van hoofdstuk 7 ingedeeld onder dit hoofdstuk (bijvoorbeeld groenten,vers of gekoeld) indien zij in verpakkingen zijn opgemaakt met behulp van de methode genaamd ‘verpakt onder beschermende atmosfeer’ (Modified Atmospheric Packaging (MAP)), Bij deze methode (MAP) wordt de atmosfeer die het product omgeeft, gewijzigd of gecontroleerd (bijvoorbeeld door het verwijderen van de zuurstof en deze te vervangen door stikstof of koolzuur,dan wel door het verminderen van het zuurstofgehalte en het verhogen van het gehalte aan stikstof of koolzuur).”
5.5. De aantekeningen bij hoofdstuk 20 luiden, voor zover hier van belang, als volgt:
“1. Dit hoofdstuk omvat niet:
a) groenten en vruchten, bereid of verduurzaamd op een wijze genoemd in de hoofdstukken 7, 8 en 11;”
5.6. Dat de knoflooktenen met ozon zijn behandeld en zijn verpakt onder een gemodificeerde atmosfeer betekent, gelet op de onder 5.4. genoemde GS-toelichting, dat zij ingedeeld blijven onder hoofdstuk 7 en niet kunnen worden ingedeeld onder hoofdstuk 20. De behandeling die de knoflooktenen hebben ondergaan is enkel gedaan om bederf tegen te gaan.
5.7. Eiseres’ beroep op de door de Duitse en Zweedse douaneautoriteiten afgegeven bindende tariefinlichting kan evenmin slagen. Afgezien van het feit dat alleen de rechthebbende van de bindende tariefinlichting daarop een beroep kan doen wanneer het om dezelfde producten gaat, hetgeen niet is komen vast te staan, zijn deze verstrekt op een datum gelegen na de datum van invoer. Eiseres’ stellingen met betrekking tot invoerbeperkingen en handelsnormen slagen evenmin, daar deze niets afdoen aan de indelingsregels.
4. Geschil in hoger beroep
In hoger beroep is in geschil of de onder 2.1. in de uitspraak van de rechtbank genoemde goederen moeten worden ingedeeld onder post 0703 20 00 van de Gecombineerde Nomenclatuur (GN), zoals de inspecteur bepleit, dan wel onder GN-post 0711 90 80, zoals belanghebbende voorstaat.
Voor de standpunten van partijen wordt verwezen naar de stukken van het geding, waaronder het proces-verbaal van de zitting.
5. Relevante bepalingen
5.1. De relevante GN-posten luidden in 2006, voor zover hier van belang:
0703 Uien, sjalotten, knoflook, prei en andere eetbare looksoorten, vers of gekoeld:
0703 20 00 - knoflook
0710 Groenten, ook indien gestoomd of in water gekookt, bevroren
0710 80 - andere groenten
0710 80 95 - - andere
0711 Groenten, voorlopig verduurzaamd (bijvoorbeeld door middel van zwaveldioxide of in water waaraan, voor het voorlopig verduurzamen, zout, zwavel of andere stoffen zijn toegevoegd), doch als zodanig niet geschikt voor dadelijke consumptie:
0711 90 - andere groenten; mengsels van groenten:
- - groenten:
(…)
0711 90 80 - - - andere
5.2. De IDR-toelichting op hoofdstuk 7 van het Gecombineerde Nomenclatuur luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
“(…)Onder bevroren wordt verstaan dat een product dat is afgekoeld tot onder het vriespunt, totdat het door en door bevroren is.
Voor zover niet anders is bepaald mogen groenten van dit hoofdstuk geheel, in schijven of in stukken gesneden, tot pulp geplet, geraspt, geschild, gepeld of ontbolsterd zijn. (…)
Groenten bedoeldt bij dit hoofdstuk blijven ook hier ingedeeld indien zij luchtdicht zijn verpakt (…).
Evenzo blijven producten van hoofdstuk 7 ingedeeld onder dit hoofdstuk (bijvoorbeeld groenten, vers of gekoeld) indien zij in verpakkingen zijn opgemaakt met behulp van de methode genaamd ‘verpakt onder beschermde atmosfeer’ (Modified Atmospheric Packaging (MAP)). Bij deze methode (MAP) wordt de atmosfeer die het product omgeeft, gewijzigd of gecontroleerd (bijvoorbeeld door het verwijderen van de zuurstof en deze te vervangen door stikstof of koolzuur, dan wel door het verminderen van het zuurstofgehalte en het verhogen van het gehalte aan stikstof of koolzuur).”
5.3. De GN-toelichting op post 0703 luidt, voor zover hier van belang:
“Deze onderverdeling omvat alle als groente gegeten veriëteiten knoflook (Allium Sativum).”
5.4. De IDR-toelichting op post 0711 luidt:
“Deze post omvast groenten die een behandeling hebben ondergaan waardoor zij voorlopig zijn verduurzaamd (bijvoorbeeld door middel van zwaveldioxide of die zich in water bevinden waaraan zout, zwavel of andere stoffen zijn toegevoegd) uitsluitend ter bewaring onderweg of tijdens de periode van tijdelijke opslag, voor zover zij in deze staat niet geschikt zijn voor dadelijke consumptie.
Bedoelde producten dienen meestal als grondstoffen voor de conservenindustrie; de voornaamste soorten zijn uien, olijven, kappers, komkommers, augurken, paddenstoelen, truffels en tomaten. Zij worden meestal verhandeld in vaten of in tonnen. (…)
5.5. Verordening (EG) 27 juli 2007, nr. 902/2007 van de Commissie (PbEU 2007, nr. L 196) luidt, voor zover hier van belang:
Hele knoflookbollen (Allium sativum) op een temperatuur tussen 0 °C en –5 °C maar niet geheel bevroren. // 07032000 // De indeling is vastgesteld op basis van de algemene regels 1 en 6 voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur en de tekst van de GN-codes 0703 en 07032000 Het product moet niet onder post 0710 worden ingedeeld aangezien het niet bevroren is in de zin van hoofdstuk 7 (zie ook de GS-toelichting op hoofdstuk 7, algemene opmerkingen, derde alinea). Het product wordt ingedeeld onder post 0703 als gekoelde knoflook. |
6. Beoordeling van het geschil
6.1. Gelet op het ter zitting door belanghebbende nader ingenomen standpunt dat de ingevoerde knoflooktenen uitsluitend als ‘voorlopig verduurzaamde groente’ onder post 0711 kunnen worden ingedeeld, is tussen partijen niet meer in geschil dat het product niet kan worden aangemerkt als een ‘bevroren groente’ van post 0710. Het Hof zal partijen hierin volgen, nu dit standpunt geen blijk geeft van een onjuiste rechtsopvatting en ook gedragen wordt door de feiten.
6.2. Belanghebbende betoogt dat het onderwerpelijke product als ‘voorlopig verduurzaamd’ in de zin van post 0711 van de GN moet worden aangemerkt, nu de koflooktenen na het pellen zijn behandeld met natriumhypochloriet, afgespoeld met schoon water, bevroren bij een temperatuur van -3ºC (waarbij op enigerlei wijze ozon (O3) wordt gebruikt om de lucht te ontsmetten) en tot slot met stikstof (N2) zijn verpakt in een plastic zak. De inspecteur heeft gesteld dat bij laboratoriumonderzoek geen conserveringsmiddel is aangetroffen, dat natriumhypochloriet weliswaar een ontsmettende, maar geen conserverende werking heeft en dat het natriumhypchloriet bovendien meteen na de behandeling weer wordt weggespoeld. Het Hof overweegt te dier zake als volgt.
6.3. Voorlopig verduurzamen in de zin van post 0711 geschiedt blijkens de bewoordingen van de post door het toevoegen van – of de opslag in – stoffen met verduurzamende eigenschappen, bijvoorbeeld door het toevoegen van zwaveldioxide of verpakking in water waaraan, voor het voorlopig verduurzamen, zout, zwavel of andere stoffen zijn toegevoegd. De knoflooktenen zijn niet voorlopig verduurzaamd in vorenbedoelde zin, nu geen conserverende stoffen zijn toegevoegd en evenmin sprake is van verpakking in water of enige andere vloeistof waaraan conserverende stoffen zijn toegevoegd. Zelfs indien natriumhypochloriet als conserveermiddel aangemerkt moet worden, hetgeen de inspecteur gemotiveerd heeft bestreden, is van conservering geen sprake, nu genoemde stof direct na behandeling van de knoflooktenen weer wordt weggespoeld met schoon water.
Het Hof ziet in de omstandigheid dat vervoer en transport van de behandelde knoflooktenen moet geschieden bij een temperatuur van -1,5 ºC en in de stelling van belanghebbende dat ondanks alle maatregelen toch nog bacteriegroei kan optreden een bevestiging dat de knoflooktenen niet zijn verduurzaamd.
6.4. Post 0711 heeft blijkens de bewoordingen van de post betrekking op voorlopig verduurzaamde groenten, welke als zodanig – dus in voorlopig verduurzaamde staat – niet geschikt zijn voor dadelijke consumptie. Uit deze bewoordingen volgt dat genoemde post uitsluitend ziet op produkten die door de gebruikte conserveringsmethode niet als zodanig zonder gevaar voor de gezondheid kunnen worden geconsumeerd (HvJ 20 maart 1980, nr. 87/79, 112/79 en 113/79, Bagusat e.a., Jur. 1980, p.1159, r.o. 11 en 12 en HvJ 8 juli 1981, nr. 170/80, Einkaufsgesellschaft der Deutschen Konservenindustrie, Jur. 1981, p.1865, r.o. 9). Gesteld noch gebleken is dat het product dat is ingevoerd niet zonder gevaar voor de gezondheid kan worden geconsumeerd als gevolg van enig toegevoegd conserveringsmiddel. Belanghebbende heeft enkel gesteld dat het product niet voor dadelijke consumptie geschikt is vanwege mogelijkerwijs aanwezige bacteriën en vanwege de producttemperatuur (op het moment van invoer) van -1,5 ºC.
6.5. Gelet op het vorenoverwogene komt het Hof tot het oordeel dat het product niet is verduurzaamd in de zin van post 0711 en dat – zo dit anders zou zijn – niet is voldaan aan de voorwaarde dat het product niet als zodanig geschikt is voor dadelijke consumptie. Indeling onder post 0711 is daarom niet mogelijk.
6.6. De onderwerpelijke knoflooktenen dienen als ‘gekoeld’ te worden aangemerkt. Het Hof maakt de overwegingen van de rechtbank dienaangaande (r.o. 5.1. en 5.2.) tot de zijne. Gekoelde knoflook wordt met name genoemd in post 0703. Anders dan belanghebbende betoogt staat aan indeling onder post 0703 niet in de weg dat sprake is van gepelde knoflooktenen en niet van ongepelde knoflookbollen. In de bewoordingen van de post wordt de algemene term ‘knoflook’ gebruikt en uit de IDR-toelichting op hoofdstuk 7 volgt dat groenten van dit hoofdstuk, voor zover niet anders is bepaald, ook in schijven of in stukken gesneden, tot pulp geplet, geraspt, geschild, gepeld of ontbolsterd mogen zijn. Noch uit Verordening 2288/97, noch uit Verordening 902/2007 kan worden afgeleid dat gepelde knoflook niet onder post 0703 moet worden ingedeeld. Indeling dient derhalve te geschieden met toepassing van indelingsregel 1 en 6 onder postonderverdeling 0703 20 00 als ‘knoflook’.
6.7. Belanghebbende heeft een beroep gedaan op het gelijkheidsbeginsel, onder verwijzing naar een veronderstelde afwijkende behandeling van andere importeurs in andere lidstaten in de periode 2004 tot en met 2006. Dit beroep kan belanghebbende niet baten, reeds omdat volgens vaste rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen een met de gemeenschapsregeling strijdige praktijk van een lidstaat nooit tot het ontstaan van een door het gemeenschapsrecht beschermde rechtspositie kan leiden (HvJ 15 december 1982, zaak 5/82, Maizena, Jurispr. 1982 blz. 04601) alsmede HvJ 26 april 1988, zaak 316/86, Krücken, Jurispr. 1988 blz. 02213).
Slotsom
6.8. De slotsom is dat het hoger beroep ongegrond is en dat de uitspraak van de rechtbank dient te worden bevestigd.
7. Kosten
Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de kosten op de voet van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
8. Beslissing
Het Hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
De uitspraak is gedaan door mrs. A. Bijlsma, voorzitter, B.A. van Brummelen en B. Emmerig, leden van de douanekamer, in tegenwoordigheid van de griffier. De beslissing is op 28 april 2011 in het openbaar uitgesproken.
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.