Home

Gerechtshof Amsterdam, 09-06-2011, BR0291, 10/00214

Gerechtshof Amsterdam, 09-06-2011, BR0291, 10/00214

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
9 juni 2011
Datum publicatie
6 juli 2011
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2011:BR0291
Zaaknummer
10/00214
Relevante informatie
Algemene wet inzake rijksbelastingen [Tekst geldig vanaf 01-01-2023 tot 01-01-2024] art. 11

Inhoudsindicatie

Tijdige vaststelling aanslag vennootschapsbelasting. Uitstel verleend in het kader van de BECON-regeling. Vóór het verstrijken van de driejaarstermijn van artikel 11, derde lid van de Algemene wet Rijksbelastingen is de uitsteltermijn aan gemachtigde van belanghebbende kenbaar geweest.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

kenmerk P10/00214

9 juni 2011

uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] B.V., statutair gevestigd te [Z], belanghebbende,

gemachtigde mr. [A] ([A] Registeraccountants en Belastingadviseurs te [Z]),

tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk AWB 09/365 van de rechtbank Haarlem (hierna: de rechtbank) van 25 februari 2010 in het geding tussen

belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst/Holland-Midden/kantoor Hoofddorp,

de inspecteur.

1. Ontstaan en loop van het geding

De inspecteur heeft met dagtekening 31 oktober 2007 aan belanghebbende voor het jaar 2003 een aanslag vennootschapsbelasting opgelegd berekend naar een belastbaar bedrag van € 344.828.

Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak, gedagtekend 11 december 2008, de aanslag gehandhaafd.

Bij uitspraak van 25 februari 2010, heeft de rechtbank het door belanghebbende ingestelde beroep ongegrond verklaard.

Het tegen deze uitspraak ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 8 april 2010, aangevuld bij brief van 5 mei 2010. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend, aangevuld bij brief van 26 augustus 2010.

Daartoe door het Hof in de gelegenheid gesteld, heeft belanghebbende een conclusie van repliek ingediend, waarop door de inspecteur is gereageerd bij conclusie van dupliek.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 maart 2011. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2. Feiten

2.1. De rechtbank heeft in de onderdelen 2.1. tot en met 2.8. van haar uitspraak de navolgende feiten vastgesteld. Belanghebbende wordt daarin aangeduid als ‘eiseres’.

“2.1. In het periodiek tussen organisaties van belastingconsulenten, de Belastingdienst en het Ministerie van Financiën plaatsvindend BECON-overleg van 19 maart 2004 is afgesproken dat de Uitstelregeling Belastingconsulenten (hierna: BECON-regeling) zal worden gewijzigd, in die zin dat de uiterste inleverdatum volgens inleverschema zal wijzigen van 1 maart naar 1 april. Tevens is afgesproken dat deze wijziging zal gelden met ingang van het belastingjaar 2003. In het tot de gedingstukken behorende verslag van dit overleg is het volgende vermeld:

“Wijziging uitstelregeling

Het geactualiseerde overzicht van de wijzigingen in de uitstelregeling wordt gescheiden verzonden aan de beconorganisaties. De voornaamste wijzigingen van de regeling gaan al in het lopende jaar in (aangiften 2003), maar konden niet meer in de brochure worden verwerkt.”

2.2. Het bij het verslag gevoegde overzicht “Tijdsplanning wijzigingen Uitstelregeling belastingconsulenten” van 23 maart 2004 houdt - voor zover hier van belang - het volgende in:

Onderwerp Aangiftejaar Communicatie Opmerkingen

Percentages van het inleverschema (gelijkmatiger) wijzigen 2003 Vanaf belastingjaar 2003 zal worden bewaakt overeen-komstig het nieuwe inleverschema.

Ook in brochure 2004 staat het ‘oude’schema. De bewaking zal plaatsvinden overeenkomstig het schema, echter de becon krijgt het ‘oude’ schema toegezonden, alsmede zullen overige uitingen gebaseerd zijn op het ‘oude’ systeem.

Uiterste inleverdatum volgens inleverschema wijzigen van 1 maart naar 1 april 2003 Vanaf belastingjaar 2003 zal worden bewaakt overeen-komstig het nieuwe inleverschema. Zie bovenstaande opmerkingen.

(…)

Dit verslag en overzicht zijn op 23 maart 2004 naar de deelnemers van het overleg gestuurd. Blijkens het verslag waren onder meer vertegenwoordigers van de organisaties van belastingconsulenten waarbij de gemachtigde van eiseres is aangesloten, te weten Samenwerkende Registeraccountants en Accountants-Administratieconsulenten (SRA), Koninklijk nederlands Instituut van Registeraccountants (NIVRA), Nederlandse Orde van Accountants-Administratieconsulenten (NOvAA) en de Nederlandse Federatie van Belastingadviseurs (FB), bij het overleg aanwezig.

2.3. Op 22 maart 2004 heeft de gemachtigde van eiseres met gebruikmaking van het formulier Uitstel aangiften uitstelregeling belastingconsulenten verzocht om uitstel voor het indienen van de aangifte vennootschapsbelasting 2003 van eiseres. In het door de gemachtigde gebruikte formulier staat vermeld:

“Uitstel voor de aangiften van 2003 kan worden verleend tot 1 maart 2005.”

2.4. Op 21 september 2004 heeft de gemachtigde van eiseres de aangifte vennootschapsbelasting 2003 van eiseres ingediend.

2.5. Op 3 januari 2005 heeft de Belastingdienst Oost/Centrale verwerking Uitstelregeling Almelo aan de gemachtigde van eiseres een ‘verzoek opgave aanwijsposten’ gestuurd. In dit verzoek is onder meer het volgende vermeld:

“Aan uw cliënten is voor het belastingjaar 2003 uitstel verleend voor het inleveren van aangiften inkomstenbelasting of vennootschapsbelasting. Een van de voorwaarden is dat u iedere maand een bepaald aantal aangiften inlevert. Op ten minste twee peildata is echter geconstateerd dat u een achterstand op het geldende inleverschema heeft van meer dan vijf procent:

Inleverperiode NOVEMBER 2004 Totaal aangiften

In te leveren 217

Ontvangen 171

Een overzicht van de nog niet ontvangen aangiften is als bijlage bij deze brief gevoegd.

Om de achterstand op het inleverschema in te halen, moet u de aangiften inleveren van de (so)finummers die u zelf aanwijst. Het aantal aan te wijzen aangiften komt overeen met de geconstateerde achterstand en de inleververplichting van twee volgende inleverperioden.

U moet in totaal 155 aangiften aanwijzen. De aangewezen aangiften moet u vóór 1 maart 2005 inleveren.”

De naam van eiseres komt niet voor op de bij de brief gevoegde lijst.

2.6. Bij brief van 2 maart 2005 heeft de Belastingdienst Oost/Centrale verwerking Uitstelregeling Almelo aan de gemachtigde van eiseres een ‘overzicht geblokkeerd en verleend uitstel’ gestuurd. Deze brief houdt – voor zover hier van belang – het volgende in :

“(…) Het tweede overzicht bevat de (so)finummers van uw cliënten aan wie uitstel is verleend.

Voor het belastingjaar 2003 heeft de bevoegde inspecteur aan uw cliënten die daarvoor in aanmerking komen, uitstel verleend tot 1 april 2005, tenzij anders vermeld in de kolom “afwijkende inleverdatum” van het overzicht verleend uitstel.

Deze brief en de bijgevoegde overzichten vervangen eventueel eerder verstrekte gegevens.

(…)”

In het bijgevoegde ‘Overzicht verleend uitstel jaar 2003’ staat de naam van eiseres vermeld. In de kolom ‘Afwijkende inleverdatum’ is op de regel met de naam van eiseres niets ingevuld.

2.7. De aan de gemachtigde van eiseres gestuurde brief van 9 mei 2005 van de Belastingdienst Oost/Centrale verwerking Uitstelregeling Almelo heeft een identieke inhoud als de brief van 2 maart 2005 (zie 2.6) en bevat een identiek ‘Overzicht verleend uitstel jaar 2003’.

2.8. De in geding zijnde aanslag is gedagtekend 31 oktober 2007.”

3. Geschil in hoger beroep

3.1. Evenals bij de rechtbank is bij het Hof in geschil of de aanslag vennootschapsbelasting 2003 tijdig is vastgesteld.

3.2. Voor de standpunten van partijen in hoger beroep verwijst het Hof naar hetgeen in de gedingstukken en het proces-verbaal van de zitting is vermeld.

4. Beoordeling van het geschil

4.1. Belanghebbende heeft ter zitting de feiten als vermeld in de onderdelen 2.1. en 2.2. van de uitspraak van de rechtbank betwist. Nu deze feiten steun vinden in de stukken die de inspecteur heeft overgelegd en de toelichting die de inspecteur op de gang van zaken heeft gegeven, en de betwisting van die feiten door belanghebbende onvoldoende is gemotiveerd, gaat het Hof – ook in zoverre – uit van de feiten zoals de rechtbank ze heeft vastgesteld.

4.2. De rechtbank heeft ten aanzien van het geschil in haar uitspraak (onderdeel 4.1. tot en met 4.4.) onder meer het volgende overwogen (waarbij belanghebbende is aangeduid als ‘eiseres’ en de inspecteur als ‘verweerder’).

“4.1. Volgens artikel 11, derde lid van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) vervalt de bevoegdheid tot het vaststellen van de aanslag door verloop van drie jaren na het tijdstip waarop de belastingschuld is ontstaan. Indien voor het doen van aangifte uitstel is verleend, wordt deze termijn met de duur van dit uitstel verlengd. Ingevolge het eerste lid van artikel 5 van de AWR geldt de dagtekening van het aanslagbiljet als dagtekening van de vaststelling van de belastingaanslag.

4.2. De rechtbank stelt voorop dat uitstel voor het indienen van een aangifte alleen dan tot verlenging van de termijn voor het opleggen van een aanslag kan leiden, indien voor de belastingplichtige duidelijk kenbaar is dat, en voor welke periode, uitstel is verleend (HR 29 januari 1997, nr. 31 872, BNB 1997/159). Voor de lengte van de termijn van aanslag als bedoeld in artikel 11, derde lid, van de AWR is beslissend het uitstel zoals dat op verzoek is verleend, niet het in feite genoten uitstel (HR 5 december 1990, nr. 26 521, BNB 1991/25).

4.3. Tussen partijen is niet in geschil dat verweerder in de brieven van 2 maart 2005 en 9 mei 2005 aan (de gemachtigde van) eiseres uitstel heeft verleend voor het indienen van de aangifte vennootschapsbelasting 2003 van eiseres tot 1 april 2005.

De gemachtigde van eiseres betoogt, dat, blijkens het door hem gebruikte formulier (zie 2.3), uitstel is gevraagd tot 1 maart 2005 en dat nu door verweerder niet aannemelijk is gemaakt dat is verzocht om een aanvullend uitstel van één maand (tot 1 april 2005), deze extra maand - gelet op HR BNB 1991/25 - niet tot verlenging van de aanslagtermijn kan leiden.

De rechtbank overweegt hiertoe als volgt. Vaststaat dat het uitstelverzoek van de gemachtigde van eiseres van 22 maart 2004 betrof een verzoek om uitstel op grond van de BECON-regeling. Aangenomen moet derhalve worden dat bij het verzoek om uitstel de toepassing van de BECON-regeling voorop heeft gestaan, en niet specifiek de in het bij dat verzoek gebruikte formulier vermelde uitsteldatum van 1 maart 2005. De rechtbank leidt uit de vaststaande feiten en uit hetgeen verweerder daaraan ter zitting heeft toegevoegd af dat de op 19 maart 2004 tot stand gekomen wijziging van de BECON-regeling inhoudt dat de algemene uitsteltermijn voor het indienen van aangiften inkomsten- en vennootschaps-belasting is verlengd van negen tot tien maanden, derhalve van 1 maart tot 1 april van het jaar volgend op het jaar waarin de aangifte zonder uitstel dient te worden ingediend. Anders dan de gemachtigde van eiseres stelt, behelst deze wijziging derhalve geen extra uitstel van een maand. Ook overigens is hier geen sprake van een extra, buiten het uitstelverzoek om, verleend uitstel. Immers, nu vaststaat dat het uitstelverzoek van de gemachtigde van eiseres een verzoek betrof om algemeen uitstel als bedoeld in de BECON-regeling en dat niet (tevens) is verzocht om bijzonder of incidenteel uitstel als bedoeld in die regeling dan wel een anderszins bedoeld aanvullend uitstel, moet worden geoordeeld dat het bij brieven van 2 maart 2005 en 9 mei 2005 verleende uitstel tot 1 april 2005 het door de gemachtigde van eiseres verzochte uitstel betrof. (…)

4.4. Nu, gelet op de tekst van de brieven van 2 maart 2005 en 9 mei 2005 en van de daarbij gevoegde “Overzichten verleend uitstel jaar 2003”, het aan de gemachtigde van eiseres duidelijk kenbaar is geweest dat door de vermelding van eiseres naam in het Overzicht zonder de afwijkende inleverdatum van 1 maart 2005, uitstel werd verkregen tot 1 april 2005 en ruim vóór het verstrijken van de driejaarstermijn van artikel 11, derde lid, van de AWR mededeling is gedaan van dit uitstel, wordt de aanslagtermijn met tien maanden verlengd. De aanslag is derhalve tijdig vastgesteld.”

4.3. Uitgaande van het onder 4.1. overwogene en nu belanghebbende in hoger beroep geen gronden, feiten of omstandigheden heeft aangevoerd die een nieuw of ander licht op de zaak (kunnen) werpen, is het Hof van oordeel dat de rechtbank terecht en op goede gronden heeft beslist dat de aanslag vennootschapsbelasting 2003 tijdig is vastgesteld. Het Hof maakt deze beslissing en de daartoe door de rechtbank gebezigde gronden als vermeld onder 4.2. tot de zijne.

Slotsom

De slotsom is dat het hoger beroep ongegrond is en dat de uitspraak van de rechtbank dient te worden bevestigd.

5. Kosten

Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de kosten op de voet van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

6. Beslissing

Het Hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.

De uitspraak is gedaan door mrs. H.E. Kostense, voorzitter, E.A.G. van der Ouderaa en J. den Boer, leden van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. L.B.M. van Bakel als griffier. De beslissing is op 9 juni 2011 in het openbaar uitgesproken.

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.