Gerechtshof Amsterdam, 22-07-2011, BR4585, 10/00315
Gerechtshof Amsterdam, 22-07-2011, BR4585, 10/00315
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 22 juli 2011
- Datum publicatie
- 10 augustus 2011
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2011:BR4585
- Zaaknummer
- 10/00315
- Relevante informatie
- Gemeentewet [Tekst geldig vanaf 01-04-2023 tot 01-01-2024] art. 231
Inhoudsindicatie
De naheffingsaanslag parkeerbelasting is door een bevoegde ambtenaar opgelegd. Ter zake van de invorderingshandelingen is de burgerlijke rechter bevoegd de juistheid van het handelen te beoordelen.
Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
Kenmerk P10/00315
eerste meervoudige belastingkamer
proces-verbaal
van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep van
de heffingsambtenaar van de gemeente Amstelveen, de heffingsambtenaar
tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk 08/3306 PARKBL van de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) van 8 april 2010 in het geding tussen
[X] te [Z], belanghebbende,
gemachtigde [Y],
en
de heffingsambtenaar.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 juli 2011. Namens belanghebbende is verschenen zijn gemachtigde (tevens echtgenote) en namens de heffingsambtenaar is verschenen [W].
Beslissing
Het Hof:
- vernietigt de uitspraak van de rechtbank en
- verklaart het beroep bij de rechtbank ongegrond.
Gronden
1. Belanghebbende is houder van het voertuig, merk Peugeot, met kenteken [xx-xx-xx] (hierna: de auto). Tijdens een controle op 8 mei 2007 om 15.30 uur is geconstateerd dat de auto stond geparkeerd op de [A-straat] te [B]. Aldaar was voor het parkeren parkeerbelasting verschuldigd. In de auto bevond zich op voormeld tijdstip noch een geldig parkeerkaartje noch een geldige parkeervergunning.
2. De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd ten bedrage van € 49,70, zijnde € 1,70 aan uurtarief en € 48 aan kosten.
3. Met dagtekening 25 mei 2007 is aan belanghebbende een “Duplicaat naheffingsaanslag” toegezonden, waarop onder meer het volgende staat vermeld:
“1. Algemeen
Cannock Chase Public verzorgt voor de Gemeente Amstelveen het volledige heffings- en invorderingstraject van het betaald parkeren.”
4. Tussen partijen is in geschil of de naheffingsaanslag parkeerbelasting door een bevoegde ambtenaar is opgelegd. Tussen partijen is voorts in geschil of de invordering van de naheffingsaanslag parkeerbelasting op een juiste wijze heeft plaatsgevonden.
5. De rechtbank heeft hieromtrent onder meer het volgende overwogen (waarbij belanghebbende als eiser wordt aangeduid en de heffingsambtenaar als verweerder):
“6. (…) In artikel 8, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 is het verband tussen en de overgang van de heffing en de invordering van de belastingaanslag vastgelegd. Het toezenden van een duplicaat naheffingsaanslag aan eiser is een daad van invordering van de door of namens de heffingsambtenaar vastgestelde aanslag.
Bij besluiten van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amstelveen van 9 juli 2002, in werking getreden op 1 augustus 2002, is de directeur van Mandaat BV, aangesteld als onbezoldigd gemeenteambtenaar en aangewezen als gemeenteambtenaar als bedoeld in artikel 231, tweede lid, onder c, van de Gw.
Bij de gedingstukken bevindt zich een duplicaat van de naheffingsaanslag gedateerd 25 mei 2007. Uit de aanhef blijkt dat deze duplicaat naheffingsaanslag afkomstig is van Cannock Chase Public te Druten. Hierop staat vermeld dat Cannock Chase Public voor de gemeente Amstelveen het volledige invorderingstraject verzorgt van het betaald parkeren en dat het bedrag van € 49,70 voor 8 juni 2007 moet zijn betaald. Indien eiser in gebreke blijft worden invorderingsmaatregelen getroffen. Dit duplicaat is echter niet ondertekend. Ter zitting heeft verweerder verklaard dat dit duplicaat door middel van een centraal geautomatiseerd proces is vervaardigd en daarom niet is ondertekend. Voorts heeft verweerder verklaard dat gelet hierop niet bekend is van wie bij Cannock Chase Public het duplicaat naheffingsaanslag afkomstig is. De rechtbank is van oordeel dat nu niet vast staat door wie de invorderingshandeling van het toezenden van de naheffingsaanslag parkeerbelasting is verricht, verweerder niet aannemelijk heeft gemaakt dat de invordering door de gemeenteambtenaar belast met de invordering van gemeentelijke belastingen van de gemeente Amstelveen of een daartoe door hem gemandateerde en dus bevoegd persoon is geschied. Evenmin is aannemelijk gemaakt, dat de invordering is geschied door een gemeenteambtenaar aangewezen op grond van artikel 232, eerste lid, van de Gw. Gelet op het voorgaande zal het beroep van eiser gegrond worden verklaard en de uitspraak op bezwaar zal worden vernietigd.”
6. De rechtbank heeft de uitspraak van de heffingsambtenaar weliswaar vernietigd maar geen beslissing gegeven met betrekking tot de juistheid van de naheffingsaanslag, de juistheid van enige invorderingsbeslissing of een verwijzing naar de heffings- of invorderingsambtenaar. Het Hof zal reeds daarom de uitspraak van de rechtbank vernietigen.
7. Uit de in hoger beroep door de heffingsambtenaar overgelegde stukken blijkt dat burgemeester en wethouders de parkeercontroleur [C] hebben aangewezen als bevoegde ambtenaar. Reeds daarom is er naar het oordeel van het Hof geen reden met betrekking tot dit punt te twijfelen aan de rechtmatigheid van het opleggen van de in geschil zijnde naheffingsaanslag.
8. Het feit dat Cannock Chase Public (dan wel een andere door de gemeente ingeschakelde organisatie) belast is met het incasseren van de verschuldigde belasting, doet niet af aan de rechtmatigheid van de naheffingsaanslag in de parkeerbelasting als zodanig.
Voor zover belanghebbende bezwaar heeft tegen invorderingshandelingen is de burgerlijke rechter bevoegd de juistheid van het handelen te beoordelen aan de hand van de bepalingen van de Invorderingswet 1990.
9. De slotsom is dat het hoger beroep van de heffingsambtenaar gegrond is. De uitspraak van de rechtbank dient te worden vernietigd.
10. Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten op de voet van artikel 8:75 Awb.
Aldus gedaan op 22 juli 2011 door mr. J.P.A. Boersma, voorzitter, A.P.M. van Rijn en J.P.F. Slijpen, leden van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. M.H. Hogendoorn als griffier. De beslissing is op die datum in het openbaar uitgesproken. Hiervan is dit proces-verbaal opgemaakt, ondertekend door de voorzitter en de griffier.
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Tenzij de Hoge Raad anders bepaalt, zal het gerechtshof deze mondelinge uitspraak vervangen door een schriftelijke. In dat geval krijgt u de gelegenheid de gronden van het beroep in cassatie alsnog aan te voeren of aan te vullen.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.