Home

Gerechtshof Amsterdam, 22-07-2011, BR4586, 10/00033

Gerechtshof Amsterdam, 22-07-2011, BR4586, 10/00033

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
22 juli 2011
Datum publicatie
10 augustus 2011
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2011:BR4586
Zaaknummer
10/00033
Relevante informatie
Wet waardering onroerende zaken [Tekst geldig vanaf 01-01-2023 tot 01-01-2024] art. 17

Inhoudsindicatie

Belanghebbende is eigenaar van het ene deel van de woning en zijn echtgenote is eigenares van het andere deel van de woning. Zij bewonen beide delen van de woning gezamenlijk. Partijen hebben ter zitting in hoger beroep afgesproken dat de waarde van de delen van de woning kan worden vastgesteld op een evenredig gedeelte van de gezamenlijke waarde van beide objecten.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Kenmerk P10/00033

eerste meervoudige belastingkamer

proces-verbaal

van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep van

[X] te [Z], belanghebbende,

tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk AWB 09/1701 van de rechtbank Haarlem (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Zandvoort, de heffingsambtenaar.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 juli 2011. Aldaar is verschenen belanghebbende in persoon, tot bijstand vergezeld van [Y] (taxateur) en namens de heffingsambtenaar zijn verschenen [A] en [B].

Beslissing

Het Hof:

- vernietigt de uitspraak van de rechtbank, behoudens voor zover het de beslissing over de vergoeding van het griffierecht betreft;

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar;

- vermindert de vastgestelde waarde voor het belastingjaar 2005 (waardepeildatum 1 januari 2003) tot € 182.125;

- vermindert de vastgestelde waarde voor het belastingjaar 2007 (waardepeildatum 1 januari 2005) tot € 256.800;

- vermindert de vastgestelde waarde voor het belastingjaar 2008 (waardepeildatum 1 januari 2007) tot € 267.200;

- gelast de heffingsambtenaar aan belanghebbende het betaalde griffierecht in hoger beroep ten bedrage van € 110 te vergoeden.

Gronden

1. Belanghebbende is eigenaar van de onroerende zaak, [A-straat 1A], welke voor de toepassing van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: Wet WOZ) als object is aangeduid als [A-straat 1B] te [Z]. Het betreft een deel van een woning uit 1920, welk deel een inhoud heeft van 267 m³ op een perceel van 541 m².

2. Belanghebbendes echtgenote, met wie hij buiten gemeenschap van goederen is getrouwd, is eigenares van de aangrenzende onroerende zaak, het andere deel van de woning, aangeduid als [A-straat 1A] te [Z], welk deel een inhoud heeft van 377 m³ op een perceel van 573 m².

3. De heffingsambtenaar heeft bij beschikking op de voet van artikel 22 van de Wet WOZ de waarde van belanghebbendes object voor de belastingjaren 2005, 2007 en 2008 (afzonderlijk) vastgesteld op respectievelijk € 442.000 (waardepeildatum 1 januari 2003), € 471.000 (waardepeildatum 1 januari 2005) en € 484.000 (waardepeildatum 1 januari 2007). Bij in één geschrift vervatte uitspraak op bezwaar heeft de heffingsambtenaar voormelde waarden gehandhaafd.

4. De rechtbank heeft het daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd, de vastgestelde waarden verminderd tot respectievelijk € 380.000, € 405.000 en € 415.000 en de heffingsambtenaar gelast het door belanghebbende betaalde griffierecht aan hem te vergoeden.

5. De WOZ-waarde van het andere deel van de woning en het daarbij behorende perceel, eigendom van belanghebbendes echtgenote, staat voor het belastingjaar 2005 (waardepeildatum 1 januari 2003) onherroepelijk vast op € 417.875, gelet op de uitspraak van rechtbank Haarlem van 2 april 2008, AWB 06/5622, waartegen geen hoger beroep is ingesteld. Bij beschikkingen voor de belastingjaren 2007 (waardepeildatum 1 januari 2005) en 2008 (waardepeildatum 1 januari 2007) is de waarde van het object van de echtgenote vastgesteld op respectievelijk € 513.000 en € 546.000. Bij uitspraken op bezwaar heeft de heffingsambtenaar voormelde waarden verminderd tot respectievelijk € 450.000 en € 490.000. De rechtbank Haarlem heeft de waarden bij uitspraak van 11 december 2009, nrs. AWB 09/535 en 09/1729 verminderd tot respectievelijk € 440.000 en € 470.000. Tegen de uitspraak van de rechtbank is hoger beroep ingesteld, dat tegelijk met het onderhavige beroep is behandeld.

6. Vast staat dat belanghebbendes object niet beschikt over een badkamer en slaapkamer en geen uitbreidingsmogelijkheden heeft. Het object van de echtgenote is vanaf de openbare weg niet bereikbaar over eigen grond en beschikt niet over een woonkamer. Voorts staat vast dat de beide delen van de woning verbonden zijn en dat belanghebbende en zijn echtgenote beide delen van de woning gezamenlijk (als één woning) bewonen.

7. Partijen hebben ter zitting afgesproken dat de waarde van de delen van de woning en de daarbij behorende percelen als bedoeld in artikel 17, lid 2, van de Wet WOZ kan worden vastgesteld op een evenredig gedeelte van de gezamenlijke waarde in het economische verkeer van beide objecten. Het Hof is van oordeel dat deze afspraak niet in strijd is met de regelgeving.

8. Daarvan uitgaande hebben partijen de volgende vaststellingsovereenkomst gesloten:

8.1. De totale waarde van de objecten van belanghebbende en van zijn echtgenote op de waardepeildatum 1 januari 2003 (belastingjaar 2005) wordt vastgesteld op € 600.000. Nu de waarde van het object van de echtgenote per waardepeildatum 1 januari 2003 inmiddels onherroepelijk vaststaat op € 417.875, wordt de waarde van het object van belanghebbende per waardepeildatum 1 januari 2003 vastgesteld op (€ 600.000 -/- € 417.875 =) € 182.125.

8.2. Voor de volgende waardepeildata wordt de totale waarde van beide objecten verdeeld in de verhouding 40% voor belanghebbendes object en 60% voor dat van zijn echtgenote.

8.3. De totale waarde op de waardepeildatum 1 januari 2005 (belastingjaar 2007) wordt vastgesteld op € 642.000. Daarmee wordt de waarde van het object van belanghebbende vastgesteld op € 256.800 en de waarde van het object van zijn echtgenote op € 385.200.

8.4. De totale waarde op de waardepeildatum 1 januari 2007 (belastingjaar 2008) wordt vastgesteld op € 668.000. Daarmee wordt de waarde van het object van belanghebbende vastgesteld op € 267.200 en de waarde van het object van zijn echtgenote op € 400.800.

8.5. De heffingsambtenaar zal aan belanghebbende het door hem betaalde griffierecht voor het beroep bij de rechtbank en het hoger beroep bij het Hof vergoeden. Vergoeding van proceskosten blijft achterwege.

Slotsom

9. Het Hof zal de uitspraak van de rechtbank vernietigen, behoudens voor zover het de beslissing over de vergoeding van het griffierecht betreft, het beroep gegrond verklaren, de uitspraak op bezwaar vernietigen, de waarden verminderen conform het bovenstaande en de heffingsambtenaar gelasten aan belanghebbende het betaalde griffierecht ten bedrage van € 110 te vergoeden.

Aldus gedaan op 22 juli 2011 door mrs. A.P.M. van Rijn, voorzitter, J.P.A. Boersma en J.P.F. Slijpen, leden van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. M.H. Hogendoorn als griffier. De beslissing is op die datum in het openbaar uitgesproken. Hiervan is dit proces-verbaal opgemaakt, ondertekend door de voorzitter en de griffier.

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Tenzij de Hoge Raad anders bepaalt, zal het gerechtshof deze mondelinge uitspraak vervangen door een schriftelijke. In dat geval krijgt u de gelegenheid de gronden van het beroep in cassatie alsnog aan te voeren of aan te vullen.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.