Home

Gerechtshof Amsterdam, 25-08-2011, BR6790, 09/00389 en 09/00390

Gerechtshof Amsterdam, 25-08-2011, BR6790, 09/00389 en 09/00390

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
25 augustus 2011
Datum publicatie
7 september 2011
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2011:BR6790
Formele relaties
Zaaknummer
09/00389 en 09/00390
Relevante informatie
Wet waardering onroerende zaken [Tekst geldig vanaf 01-01-2024] art. 17

Inhoudsindicatie

Waardebepaling van een voormalige tennishal. De heffingsambtenaar maakt de vastgestelde waarde van € 900.000 aannemelijk met toepassing van de gecorrigeerde vervangingswaarde.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

kenmerken P09/00389 en 09/00390

25 augustus 2011

uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

X te Y […], belanghebbende 1 en

A B.V. te B […], belanghebbende 2,

tezamen belanghebbenden,

tegen de uitspraken in de zaken met de kenmerken 07/3317 WOZ en 07/3328 WOZ van de rechtbank Alkmaar van 20 april 2009 in het geding tussen

belanghebbenden

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Texel, de heffingsambtenaar.

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1. De heffingsambtenaar heeft bij beschikkingen, gedagtekend 30 april 2007, de waarde van de onroerende zaak, plaatselijk bekend als […] 2 te B (hierna: het object), op de waardepeildatum 1 januari 2005 voor het jaar 2007 vastgesteld op € 963.000.

1.2. Belanghebbenden hebben tegen deze beschikkingen bezwaarschriften ingediend. Bij uitspraken van 23 oktober 2007 heeft de heffingsambtenaar de bezwaren ongegrond verklaard.

1.3. Belanghebbenden hebben tegen de uitspraken van de heffingsambtenaar beroep ingesteld bij de rechtbank Alkmaar (hierna: de rechtbank). Bij in één geschrift opgenomen uitspraken van 20 april 2009 heeft de rechtbank de beroepen gegrond verklaard, de uitspraken op bezwaar vernietigd en de waarde van het object vastgesteld op € 900.000.

1.4. Belanghebbenden hebben tegen deze uitspraken hoger beroep ingesteld. De beroepschriften zijn bij het Hof ingekomen op 5 juni 2009 en aangevuld bij brief van 9 juli 2009. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.5. Het onderzoek ter zitting in beide zaken heeft plaatsgevonden op 27 mei 2011. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2. Feiten

2.1. De rechtbank heeft de volgende feiten vastgesteld:

“Het object is een oorspronkelijk als tennishal gebouwde sporthal/sportzaal met bouwjaar 1992, die is gelegen op een terrein van 4.944 m². Het object omvat een indoor […]baan, twee squashbanen, een bar/kantine en een magazijn/werkplaats. Het object is gelegen nabij het centrum van B en in de nabijheid van een hotel. Niet in geschil is dat het object eigendom is van (belanghebbende 2) en feitelijk gebruikt wordt door (belanghebbende 1).”

2.2. Tot de gedingstukken behoort een door de heffingsambtenaar ingebracht rapport van J.C.B. Bakker (hierna: de taxateur) van 19 september 2008, waarin de waarde van het object per 1 januari 2005 is getaxeerd op € 938.931. Het rapport bevat onder meer de volgende gegevens:

“-bouwjaar 1992

-bruto vloeroppervlakte Circa 3084m²

-bouwkundige kwaliteit Voldoende tot Goed

(…)

Al de gebruikte herbouwwaarden zijn conform de taxatiewijzer sport versie 1.1 gedateerd 26 juni 2006 naar de waardepeildatum 1 januari 2005.”

Het rapport bevat bijlagen waaronder een matrix, waarin de gecorrigeerde vervangingswaarde van de opstal is berekend op € 676.599 en de waarde van de grond is gesteld op € 262.332. De waarde volgens de huurwaardekapitalisatiemethode is berekend op € 912.120. De matrix bevat onder meer de volgende gegevens:

“ cafe bar en

vloer hal overige tennishal

oppervlakte 2403 m² 554 m² 2530 m²

herbouwwaarde per m² 37 707 414

(…)

tbv de [..]baan aansluiting gezocht bij asfalt ondergrond e.e.a. conform sportwijzer echter wel de afbouw (=toplaag) op een levensduur van 15 jaar gezet gelet op intensief gebruik.”

2.3. In hoger beroep heeft de heffingsambtenaar een aanvulling met dagtekening 9 september 2009 op het in 2.2 vermelde rapport in geding gebracht waarin de taxateur onder meer het volgende heeft opgenomen:

“Conform de uitspraak van de [rechtbank] (…) is in de taxatie het percentage restwaarde van de ruwbouw van het onderdeel Tennishal gesteld op 15% Dit leidt tot een waarde van € 918.724,-. Het is mij niet duidelijk hoe [de rechtbank] tot haar berekening van € 900.000 is gekomen.; volgens de geldende rekenregels inzake incourante objecten leidt toepassing van de genoemde maten, percentages en prijzen tot een waarde van € 918.724,- afgerond € 918.000,-.

Ten aanzien van de functionele veroudering is er geen enkele grond om gelet op hetgeen belanghebbende stelt en gelet op de aard en bestemming van het object in het algemeen, meer af te schrijven dan het huidige percentage van 23%.

(…)

In de onderhavige casus zijn onder de noemer ‘cafe/bar’ ook de diverse andere ruimten betrokken die niet de feitelijke […]baan vormen. (…) Qua waardering zijn deze ruimten zeker niet voor een te hoog bedrag in de waarde betrokken. Toepassing van de herbouwkosten op grond van de landelijke taxatiewijzers (…) leidt tot een hogere waarde dan thans vastgesteld.”

2.4. Ter zitting heeft belanghebbende twee documenten in geding gebracht, beide met als voettekst:

“Taxatiewijzer Sport Pagina 76

Versie 1.1

Datum 15 juli 2009”

2.4.1. Het eerste document bevat onder meer de volgende gegevens:

“Bijlage 4

Analyseresultaat van een marktgegeven voor de kengetallen van de taxatiewijzer

Gemeente: Sneek

Woonplaats: Sneek

Bouwkosten 100% € 875.000

(…)

jaar 2005

Geindexeerde bouwkosten € 1.009.541

Grootte (BVO) 2870 m²

Prijs per eenheid (excl. BTW) € 378 per m²

Omschrijving Bouw van een tennishal met clubgebouw”

2.4.2. Het tweede document bevat onder meer de volgende gegevens:

“Bijlage 4

Analyseresultaat van een marktgegeven voor de kengetallen van de taxatiewijzer

Gemeente: Rotterdam

Woonplaats: Rotterdam

Bouwkosten 100% € 2.000.000

(…)

jaar 2004

Geindexeerde bouwkosten € 2.415.975

Grootte (BVO) 8618 m²

Prijs per eenheid (excl. BTW) € 280 per m²

Omschrijving Overdekte tennishal: 8 banen hardcourt”

3. Geschil in hoger beroep

In hoger beroep is in geschil of de door de rechtbank voor het object vastgestelde waarde van € 900.000 te hoog is.

4. Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en daarbij het volgende overwogen.

“8. De rechtbank oordeelt dat [de heffingsambtenaar] in de uitspraak op bezwaar op geen enkele manier inzichtelijk heeft gemaakt hoe hij tot het standpunt is gekomen dat de door hem voorgestane WOZ-waarde van het object niet te hoog is vastgesteld. [belanghebbenden] hebben pas bij de ontvangst van het verweerschrift kennis kunnen nemen van het taxatierapport en de daarin vermelde gegevens. [De heffingsambtenaar] heeft [belanghebbenden] dus niet eerder dan in de beroepsfase de benodigde informatie geboden om te kunnen vaststellen hoe de WOZ-waarde van het object tot stand is gekomen. De rechtbank merkt verder op dat [belanghebbenden] - in tegenstelling tot wat [de heffingsambtenaar] heeft gesteld - in bezwaar niet hebben aangevoerd dat de WOZ-waarde van het object teveel is gestegen ten opzichte van de voor het vorige tijdvak vastgestelde waarde. [Belanghebbenden] hebben juist aangevoerd dat er geen onderbouwing is terug te vinden in het taxatieverslag. Gelet hierop komen de uitspraken op bezwaar voor vernietiging in aanmerking wegens strijd met het motiveringsbeginsel, zoals dat is neergelegd in artikel 7:12, eerste lid, van de Awb. De beroepen zijn dan ook gegrond.

9. De rechtbank zal vervolgens - om te komen tot een definitieve beslissing over het geschil tussen partijen - nagaan of er mogelijkheden zijn om met toepassing van artikel 8:72 van de Awb de rechtsgevolgen van de uitspraken op bezwaar in stand te laten of zelf in de zaken te voorzien.

10. Uit de gedingstukken en het verhandelde ter zitting blijkt dat [de heffingsambtenaar] de WOZ waarde van het object heeft bepaald op de gecorrigeerde vervangingswaarde. Ter zitting hebben [belanghebbenden] de juistheid van deze methode bestreden. [Belanghebbenden] hebben echter niet onderbouwd waarom deze methode onjuist zou zijn, noch aangegeven met welke andere methode de WOZ-waarde van het object zou moeten worden bepaald. Overigens ziet de rechtbank geen aanleiding om de door [de heffingsambtenaar] gehanteerde methode van de gecorrigeerde vervangingswaarde in deze zaak onjuist te achten. Verder stelt de rechtbank vast dat [de heffingsambtenaar] de WOZ-waarde van het object (mede) heeft bepaald aan de hand van kengetallen uit de Taxatiewijzer Sport versie 1.1 (hierna: de taxatiewijzer). [De heffingsambtenaar] heeft in zijn verweerschrift en ter zitting toegelicht dat de taxatiewijzer is opgesteld in opdracht van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en inhoudelijk is opgebouwd aan de hand van een analyse van stichtingskosten van vergelijkbare objecten. Verder heeft [de heffingsambtenaar] toegelicht dat taxateurs van verschillende taxatiebedrijven en de Waarderingskamer participeren in de totstandkoming van de taxatiewijzer. De rechtbank ziet, gelet op de hiervoor beschreven wijze van totstandkoming, geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de kengetallen in de taxatiewijzer. [Belanghebbenden] hebben de juistheid van de kengetallen ook niet (expliciet) bestreden.

11. Ter zitting hebben [belanghebbenden] erop gewezen dat het dak van de hal last heeft van lekkages door een constructiefout. Volgens [belanghebbenden] kan dit alleen worden verholpen door het dak te vervangen. [De heffingsambtenaar] heeft aangegeven dat het vochtprobleem is besproken tijdens de opname van het object. Volgens [de heffingsambtenaar] is hiermee rekening gehouden bij de correctie wegens functionele veroudering door een belemmering van de gebruiksmogelijkheden aan te nemen. Volgens [de heffingsambtenaar] is het niet nodig om het gehele dak vanwege het vochtprobleem te vervangen. De rechtbank overweegt dat de correctie in verband met de belemmering van de gebruiksmogelijkheden zowel is toegepast op het onderdeel ‘tennishal’, als de onderdelen ‘vloer hal’ en ‘café, bar en overig’. [Belanghebbende 1] heeft niet aannemelijk gemaakt dat vanwege het vochtprobleem een verdergaande correctie gerechtvaardigd is dan waarmee [de heffingsambtenaar] rekening heeft gehouden.

12. Verder heeft [de heffingsambtenaar] het taxatierapport ter zitting nader toegelicht. Onder andere heeft [de heffingsambtenaar] aangegeven dat voor de vervangingswaarde per vierkante meter voor de onder- en toplaag van het onderdeel ‘vloer hal’ is uitgegaan van de in de taxatiewijzer genoemde gemiddelde vierkante meterprijs. Voor de toplaag van dit onderdeel is in verband met het intensieve gebruik als […]baan aangesloten bij de minimale levensduur. Bij het onderdeel ‘café, bar en overige ruimten’ heeft [de heffingsambtenaar] toegelicht dat voor de ruwbouw daarvan de maximale levensduur is gerekend, omdat dit een duurzaam onderdeel van het object is. Verder is voor de ruwbouw en afbouw van het onderdeel ‘café, bar en overige ruimten’ gerekend met de minimale vierkante meterprijzen en is de levensduur van de afbouw van dit onderdeel op het gemiddelde vastgesteld.

13. Voorts heeft [de heffingsambtenaar] toegelicht dat in verband met de technische veroudering voor de vaststelling van de restwaarden van de ruwbouw, afbouw en installaties van de onderdelen ‘vloer hal’ en ‘café, bar en overig’ is uitgegaan van de minimumwaarden, dan wel de gemiddelde waarde zoals aangegeven in de taxatiewijzer. Hetzelfde geldt voor de restwaarden van de afbouw en installaties van het onderdeel ‘tennishal’. [De heffingsambtenaar] heeft echter voor het onderdeel ‘tennishal’ de restwaarde van de ruwbouw op 30% gesteld. Daarmee is de restwaarde hoger vastgesteld dan de in de taxatiewijzer voor ruwbouw aangegeven maximumrestwaarde van 20%. De rechtbank oordeelt dat, gelet op de vastgestelde restwaarden van 15% voor de afbouw en de installaties van het onderdeel ‘tennishal’, het in de rede ligt dat ook voor de ruwbouw van dit onderdeel wordt uitgegaan van een restwaarde van 15%. [De heffingsambtenaar] heeft niet kunnen motiveren waarom op dit punt in afwijking van de taxatiewijzer is gehandeld. Dit betekent dat [de heffingsambtenaar] niet aannemelijk heeft gemaakt dat de WOZ-waarde niet te hoog is vastgesteld. Gelet hierop zal de rechtbank de rechtsgevolgen van de bestreden uitspraken op bezwaar niet in stand laten.

14. De rechtbank ziet echter aanleiding om zelf de waarde van het object te bepalen. [De heffingsambtenaar] heeft ter zitting aangegeven dat in verband met de lagere restwaarde van 15% voor de ruwbouw van het onderdeel ‘tennishal’ een aftrek gerechtvaardigd is van € 38.515,00. Hoewel de rechtbank deze aftrek op een lager bedrag berekent, is er geen aanleiding om niet van de voor [belanghebbenden] gunstigere aftrek uit te gaan. De rechtbank zal dit bedrag aftrekken van de waarde van € 938.931,00, die is onderbouwd in het door [de heffingsambtenaar] overgelegde taxatierapport. Daarmee komt de waarde van het object op de waardepeildatum uit op (afgerond) € 900.000,00. De rechtbank zal de WOZ waarde van het object voor het belastingjaar 2007 daarom vaststellen op dat bedrag en bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraken op bezwaar. [De heffingsambtenaar] hoeft dus geen nieuwe beslissingen meer te nemen op de bezwaarschriften van [belanghebbenden]”.

5. Standpunten van partijen

5.1. Belanghebbenden nemen het standpunt in dat de door de rechtbank vastgestelde waarde van € 900.000 te hoog is. Met betrekking tot de berekening van de gecorrigeerde vervangingswaarde stellen zij dat de oppervlakte van de squashbanen en de kleedkamers ten onrechte als horecaruimte is aangemerkt;

1. dat te weinig rekening is gehouden met de functionele veroudering als gevolg van de beperkingen die het object heeft voor het exploiteren van een […]baan;

2. dat nagalm en lekkages door condensvorming voor overlast zorgen;

3. dat uit de overgelegde producties blijkt dat de gehanteerde waarde per m² te hoog is; en

4. dat de hal verzekerd is voor brand voor € 833.800, waaruit blijkt dat de vastgestelde waarde te hoog is.

5. dat alsnog rekening moet worden gehouden met economische veroudering.

Belanghebbenden bepleiten toepassing van de huurwaardekapitalisatiemethode.

Belanghebbenden concluderen dat de rechtbank de waarde te hoog heeft vastgesteld en dat deze € 637.542, € 663.000 dan wel € 717.530 bedraagt.

5.2. De heffingsambtenaar verwijst naar de in 2.3 vermelde aanvulling op het taxatierapport, waarin de waarde is gesteld op € 918.000. Hij legt zich evenwel neer bij de door de rechtbank vastgestelde waarde van € 900.000. Ter onderbouwing van de waarde heeft hij verwezen naar het taxatierapport van 19 september 2008 en de aanvulling daarop van 9 september 2009.

5.3. Voor de standpunten van partijen wordt overigens verwezen naar de gedingstukken.

6. Beoordeling van het geschil

6.1.1. Volgens artikel 17, tweede lid, van de Wet WOZ wordt de waarde bepaald op de waarde die aan de onroerende zaak dient te worden toegekend, indien de volle en onbezwaarde eigendom daarvan zou kunnen worden overgedragen en de verkrijger de zaak in de staat waarin die zich bevindt, onmiddellijk en in volle omvang in gebruik zou kunnen nemen.

6.1.2. Artikel 17, derde lid, van de Wet WOZ bepaalt, voor zover hier van belang, dat in afwijking in zoverre van het tweede lid de waarde van een onroerende zaak, voor zover die niet tot woning dient, wordt bepaald op de vervangingswaarde indien dit leidt tot een hogere waarde dan die ingevolge het tweede lid. Bij de berekening van de vervangingswaarde wordt rekening gehouden met:

a. de aard en de bestemming van de zaak;

b. de sedert de stichting van de zaak opgetreden technische en functionele veroudering, waarbij de invloed van latere wijzigingen in aanmerking wordt genomen.

6.1.3. Artikel 4, tweede lid, van de Uitvoeringsregeling instructie waardebepaling Wet waardering onroerende zaken bepaalt dat de vervangingswaarde, bedoeld in artikel 17, derde lid, van de wet, wordt berekend door bij de waarde van de grond van de onroerende zaak op te tellen de waarde van de opstal van de onroerende zaak. De waarde van de grond wordt bepaald door middel van een methode van vergelijking als bedoeld in het eerste lid, onder a, rekening houdend met de bestemming van de zaak. De waarde van de opstal wordt gesteld op de kosten die herbouw van een vervangend identiek object zouden vergen, gecorrigeerd met een factor wegens technische veroudering gebaseerd op de verstreken en de resterende gebruiksduur en met inachtneming van de restwaarde, en gecorrigeerd met een factor wegens functionele veroudering, gebaseerd op economische veroudering, verouderde bouwwijze, ondoelmatigheid en excessieve gebruikskosten.

Op grond van artikel 4, vierde lid, van deze uitvoeringsregeling wordt bij de berekening van de vervangingswaarde, bedoeld in artikel 17, derde lid, van de wet voor bedrijfsmatig gebruikte onroerende zaken een zodanige factor voor functionele veroudering toegepast dat de waarde overeenkomt met de bedrijfswaarde van die onroerende zaak rekening houdend met de economische situatie in de desbetreffende branche of bedrijfstak.

6.2. Het is aan de heffingsambtenaar aannemelijk te maken dat de waarde van de onroerende zaak niet op een te hoog bedrag is vastgesteld. Om te voldoen aan deze bewijslast heeft hij het in 2.2 vermelde rapport en de daarop in 2.3 vermelde aanvulling in geding gebracht. De waarde van het object is daarin op basis van de gecorrigeerde vervangingswaarde uiteindelijk getaxeerd op € 918.000.

6.3. Belanghebbenden hebben tegen het rapport een aantal grieven aangevoerd.

6.3.1. Met betrekking tot de grief dat de oppervlakte van de squashbanen en de kleedkamers ten onrechte als horecaruimte is aangemerkt heeft de heffingsambtenaar gesteld dat het object 130 m² squashbanen en 111 m² kleedkamers bevat en dat waardering van deze ruimtes volgens de Taxatiewijzer Sport zou leiden tot een hogere waarde dan bij waardering als horecaruimte. Belanghebbenden hebben deze stelling als zodanig niet weersproken. Het Hof verwerpt daarom deze grief.

6.3.2. Met betrekking tot de grieven dat de taxateur te weinig rekening heeft gehouden met de functionele veroudering als gevolg van de beperkingen die het object heeft voor het exploiteren van een […]baan en dat nagalm en lekkages door condensvorming voor overlast zorgen, overweegt het Hof als volgt. Uit het rapport blijkt dat de taxateur voor de gehele opstal rekening heeft gehouden met een functionele veroudering van 23%. In hun pleitnota hebben belanghebbenden een relatie gelegd tussen beide grieven en gesteld dat het percentage van 23% standaard is en verhoogd zou moeten worden. Zij hebben geen bewijsmiddelen aangevoerd. De heffingsambtenaar heeft gesteld dat zelfs bij een geheel vrije keuze van de vervangende bouwvorm er niet veel andere concepten mogelijk zijn dan het bouwen van een overdekte hal. Ter zitting heeft de taxateur gesteld dat hij geen sporen van grote waterstromen heeft aangetroffen en dat nagalm geen groot probleem is en dat daarvoor technische oplossingen bestaan. Naar het oordeel van het Hof heeft de heffingsambtenaar met hetgeen de taxateur heeft aangevoerd aannemelijk gemaakt dat het in aanmerking genomen percentage voor functionele veroudering niet te laag is.

6.3.3. In de overgelegde in 2.4 vermelde producties staat vermeld dat de waarde bij vergelijkingsobjecten € 378 respectievelijk € 280 per m² bedraagt en hieruit concluderen belanghebbenden dat de door de taxateur gehanteerde waarde van 414 per m² te hoog is.

De taxateur heeft gesteld het lastig te vinden om een reactie te geven met betrekking tot deze pas ter zitting aangevoerde vergelijkingsobjecten. In ieder geval zijn deze afkomstig uit een taxatiewijzer met betrekking tot een latere peildatum. Er zijn ook analyseresultaten die uitkomen op een hogere waarde per m². Het Hof overweegt dat de heffingsambtenaar onweersproken heeft gesteld dat, zoals ook is aangegeven in het in 2.2 vermelde rapport, de taxatie heeft plaatsgevonden met gebruikmaking van de Taxatiewijzer Sport versie 1.1 naar de waardepeildatum 1 januari 2005. Enkele losse gegevens uit de Taxatiewijzer Sport voor een andere waardepeildatum kunnen de inhoud van de gebruikte taxatiewijzer en de daaruit getrokken conclusies niet opzij zetten. Het Hof verwerpt deze grief.

6.3.4. Ter zitting in hoger beroep hebben belanghebbenden de grief aangevoerd dat de hal verzekerd is voor brand voor een herbouwwaarde van € 833.800, waaruit blijkt dat de vastgestelde waarde te hoog is. Belanghebbenden hebben gesteld dat bij een afschrijving van 55%, de opstal een herbouwwaarde heeft van € 375.210. Als de grondwaarde waar de heffingsambtenaar vanuit gaat van € 262.332 daarbij wordt opgeteld, is de waarde van het object € 637.542. Het Hof overweegt als volgt. Belanghebbenden hebben geen polis van de brandverzekering en geen berekening van de herbouwwaarde in geding gebracht. De enkele vermelding van de verzekerde waarde is onvoldoende om de berekeningen in het taxatierapport opzij te kunnen zetten. Het Hof verwerpt daarom deze grief.

6.3.5. De ter zitting aangevoerde grief dat alsnog rekening moet worden gehouden met economische veroudering hebben belanghebbenden onder meer toegelicht met de stelling dat de […]baan op loopafstand van de nabijgelegen horeca ligt als gevolg waarvan de bezoekers van de baan niet lang in het object blijven drinken. Het Hof acht hetgeen belanghebbenden in dit verband hebben aangevoerd onvoldoende om de waarde van het object te verlagen wegens economische veroudering.

6.3.6. Uit het voorgaande volgt dat de grieven van belanghebbenden geen doel treffen. Het Hof heeft ook overigens geen aanleiding om af te wijken van het taxatierapport inclusief de aanvulling daarop. Het Hof neemt hierbij in aanmerking dat belanghebbende de matrix die is opgenomen in het taxatierapport, behoudens voor zover de grieven daartegen zijn gericht, niet heeft weersproken. Evenmin heeft belanghebbende weersproken de stelling dat de taxateur rekening heeft gehouden met achterstallig onderhoud en met de omstandigheid dat de voormalige tennishal is omgebouwd in een […]baan.

6.4. Belanghebbenden bepleiten toepassing van de huurwaardekapitalisatiemethode. Deze methode is een variant van de vergelijkingsmethode die wordt toegepast op courante niet-woningen waarbij het belangrijkste deel van de transacties bestaat uit verhuurtransacties. Gelet op artikel 17, derde lid, van de Wet WOZ, kan de huurwaardekapitalisatiemethode slechts aan de orde komen voor zover deze leidt tot een waarde in het economische verkeer die hoger is dan de door de heffingsambtenaar gehanteerde gecorrigeerde vervangingswaarde. Op grond daarvan verwerpt het Hof dit standpunt.

6.5. Het Hof komt tot de conclusie dat de heffingsambtenaar de vastgestelde waarde van € 900.0000 aannemelijk heeft gemaakt. De hogere beroepen zijn ongegrond en de uitspraak van de rechtbank dient te worden bevestigd.

5. Kosten

Een kostenveroordeling op de voet van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht kan achterwege blijven omdat gesteld noch gebleken is dat belanghebbende voor vergoeding in aanmerking komende kosten heeft gemaakt.

6. Beslissing

Het Hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.

De uitspraak is gedaan door mrs. J.P.A. Boersma, J.P. Kruimel en J.P.F. Slijpen, leden van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. S.K. Grando, als griffier. De beslissing is op 25 augustus 2011 in het openbaar uitgesproken.

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.