Home

Gerechtshof Amsterdam, 03-11-2011, BU4509, 09/00246 en 09/00247

Gerechtshof Amsterdam, 03-11-2011, BU4509, 09/00246 en 09/00247

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
3 november 2011
Datum publicatie
16 november 2011
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2011:BU4509
Zaaknummer
09/00246 en 09/00247

Inhoudsindicatie

KB-Luxzaak in hoger beroep. Bij ongewijzigde omstandigheden kunnen door dezelfde belastingplichtige in procedures in eerste aanleg over eerdere jaren aangevoerde en verworpen grieven hem niet baten.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

kenmerk P09/00246 en 09/00247

datum uitspraak: 3 november 2011

uitspraak van de twaalfde enkelvoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

X te Z, belanghebbende,

tegen de uitspraken in de zaken met kenmerk AWB 07/3718 en 07/3719 van de rechtbank Haarlem (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst Holland-Midden/kantoor Hoofddorp, de inspecteur.

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1.1. De rechtsvoorganger van de inspecteur, de inspecteur van de Belastingdienst Amsterdam (hierna ook: de inspecteur), heeft met dagtekening 31 december 2004 aan belanghebbende voor het jaar 2001 een navorderingsaanslag opgelegd in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PV) berekend naar - voor zover thans van belang - een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 25.955. Gelijktijdig met het vaststellen van de navorderingsaanslag heeft de inspecteur bij beschikking een vergrijpboete opgelegd ter grootte van € 4.766.

1.1.2. De inspecteur heeft met dagtekening 31 december 2004 aan belanghebbende voor het jaar 2002 een aanslag opgelegd in de IB/PV berekend naar - voor zover thans van belang - een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 31.290. Gelijktijdig met het vaststellen van de aanslag heeft de inspecteur bij beschikking een vergrijpboete opgelegd ter grootte van € 4.767.

1.2. De bezwaren tegen de onder 1.1 vermelde belastingaanslagen (hierna: de aanslagen) en boetebeschikkingen zijn bij de in beroep bestreden uitspraken, gedagtekend 4 mei 2007, afgewezen.

1.3. Bij uitspraken van 26 februari 2009 heeft de rechtbank de door belanghebbende ingestelde beroepen gegrond verklaard, de uitspraken op bezwaar vernietigd, de aanslagen verminderd tot aanslagen berekend naar - voor zover thans van belang - een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van respectievelijk € 18.980 (jaar 2001) en € 17.519 (jaar 2002) en de bij beschikkingen opgelegde boeten voor die jaren kwijtgescholden tot op 80% van de op de aanslagen verschuldigde belasting.

1.4. Het tegen deze uitspraken ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 7 april 2009, aangevuld bij brieven van 12 mei 2009 (68 pagina’s) en 26 juni 2009 (150 pagina’s). De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.1. Ter zake van de aanslagen IB/PV voor de jaren 2003 en 2004 zijn invorderingsrente en aanmanings- en betekeningskosten bij belanghebbende in rekening gebracht. Belanghebbende heeft hiertegen bezwaar gemaakt en beroep ingesteld. Tegen de in dit beroep gedane uitspraken van de rechtbank heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld, dat is ingeschreven onder kenmerk 09/00248 en 09/00249.

1.5.2. Ter zake van dezelfde correcties als die welke hebben geleid tot de aan belanghebbende opgelegde aanslagen zijn aan A, broer van belanghebbende (hierna: de broer), belastingaanslagen IB/PV voor de jaren 2001 en 2002 opgelegd, alsmede ter zake van de aanslagen IB/PV voor de jaren 2003 en 2004 invorderingsrente en aanmanings- en betekeningskosten in rekening gebracht. De broer heeft hiertegen eveneens bezwaar en beroep ingediend en tegen de uitspraken van de rechtbank op dit beroep hoger beroep ingesteld, welke beroep is ingeschreven onder kenmerk 07/00250 t/m 07/00253. Voorts heeft de broer hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank inzake in rekening gebrachte aanmaningskosten ter zake van de invordering van de belasting verschuldigd op navorderingsaanslagen IB/PV voor de jaren 1994 tot en met 1998 en vermogensbelasting (VB) voor de jaren 1992 tot en met 1998. Dit hoger beroep is ingeschreven onder kenmerk 10/00922.

1.5.3. Bij brief van 5 juli 2010 heeft de inspecteur onder meer het volgende bericht:

"(…) Naar aanleiding van een procedure tegen de aanslag LJN IB2005 bij de rechtbank Haarlem waarbij dezelfde problematiek speelt als in de jaren 2001 t/m 2004 heeft er vrijdag 2 juli 2010 een mediation plaatsgevonden. Daarbij zijn er voorstellen gedaan teneinde te proberen om alle lopende procedures te beëindigen."

1.5.4. Bij brief van 5 oktober 2010 heeft de inspecteur bericht dat de mediation zonder succes is beëindigd.

1.6.1. Voor het onderzoek ter zitting van 21 maart 2011 zijn belanghebbende, de broer, de inspecteur en de ontvanger van de Belastingdienst Holland-Midden/kantoor Hoofddorp (hierna: de ontvanger) uitgenodigd, teneinde alle hiervoor vermelde hogere beroepen gezamenlijk te behandelen.

1.6.2. Van de broer zijn op 7 maart 2011 pleitnotities ontvangen ten behoeve van de zitting van 21 maart 2011. Belanghebbende heeft bij brief van 11 maart 2011 een pleitnota ingezonden ten behoeve van die zitting. De broer heeft bij faxbericht van 16 maart 2011 aanvullende pleitnotities ingezonden.

1.6.3. Belanghebbende heeft bij brief van 18 maart 2011 bericht dat hij om persoonlijke redenen niet ter zitting van 21 maart 2011 zal verschijnen.

1.6.4. De broer heeft op 18 maart 2011 voor zichzelf en namens belanghebbende een wrakingsverzoek ingediend. In verband daarmee heeft het onderzoek op 21 maart 2011 geen doorgang gevonden. De wrakingskamer heeft bij beschikking van 27 mei 2011 het door de broer voor zichzelf ingediende verzoek deels niet-ontvankelijk en deels ongegrond verklaard en het namens belanghebbende ingediende verzoek niet-ontvankelijk verklaard.

1.7.1. Voor het onderzoek ter zitting van 16 september 2011 zijn belanghebbende, de broer, de inspecteur en de ontvanger uitgenodigd, teneinde alle hiervoor vermelde hogere beroepen gezamenlijk te behandelen.

1.7.2. Van de broer zijn op 2 september 2011 pleitnotities ontvangen ten behoeve van de zitting van 16 september 2011 en aanvullingen daarop op 7 en 15 september 2011. In de laatste aanvulling heeft de broer opgenomen dat noch hij noch belanghebbende ter zitting zal verschijnen.

1.7.3. Van de ontvanger is ter zake van de beroepen met kenmerk 09/00248 en 09/00249 een pleitnota ontvangen op 9 september 2011 ten behoeve van de zitting van 16 september 2011.

1.8.1. Alle hiervoor genoemde stukken zijn aan de wederpartij gezonden dan wel ter zitting uitgereikt.

1.8.2. Van het verhandelde ter zitting van 16 september 2011 is een proces-verbaal opgemaakt, waarvan een afschrift met deze uitspraak wordt meegezonden.

1.9.1. De broer heeft bij brieven van 6 september 2011 en 13 september 2011 vragen gesteld, welke door de griffier zijn beantwoord bij brief van 13 september 2011.

1.9.2. Belanghebbende heeft bij brieven van 20 september 2011 vragen gesteld welke door de griffier zijn beantwoord bij brief van 21 september 2011. In die brief is abusievelijk opgenomen dat de onder 1.7.3 genoemde op 9 september 2011 ontvangen pleitnota van de ontvanger ter zitting is uitgereikt.

2. Feiten

Van de door de rechtbank in haar uitspraak vastgestelde feiten neemt het Hof de volgende over. Belanghebbende wordt hierin aangeduid als eiser en de inspecteur als verweerder.

2.3. Eiser heeft over 2001 en 2002 aangifte gedaan voor de IB/PVV. Hij heeft daarin geen opgave gedaan van door hem in het buitenland aangehouden bankrekeningen.

2.4. Bij brief van 16 november 2004 heeft verweerder aan eiser meegedeeld dat hij voornemens is een navorderingsaanslag IB/PVV 2001 op te leggen en voornemens is bij het opleggen van de aanslag IB/PVV 2002 af te wijken van de door eiser ingediende aangifte. Hierbij heeft verweerder tevens aangegeven dat hij voornemens is vergrijpboeten op te leggen. In deze brief heeft verweerder een overzicht opgenomen van de buitenlandse bankrekeningen van eiser en de hem bekende saldi. In deze brief is met betrekking tot de boeten het volgende vermeld:

“Ik heb u reeds kenbaar gemaakt dat de Belastingdienst de beschikking heeft over informatie waaruit blijkt dat u tegoeden aanhoudt of heeft aangehouden bij een buitenlandse bank. Deze tegoeden en de inkomsten daaruit zijn niet in de belastingaangiften aangegeven terwijl het van algemene bekendheid is dat dat verplicht is.

De vragen in het aangiftebiljet of er sprake is van buitenlandse tegoeden zijn altijd door u ontkennend beantwoord. Bij herhaling zijn over uw buitenlandse tegoed(en) op grond van artikel 47, eerste lid, onderdeel a, van de AWR aan u vragen gesteld waarop geen dan wel onjuist of onvolledig antwoord is gegeven.

Op grond van deze feiten en omstandigheden ben ik van mening dat er sprake is van het bewust, of ook wel met opzet dan wel voorwaardelijk opzet, nalaten om deze tegoeden en inkomsten op te geven met het oogmerk belasting te ontduiken.

Ik merk het feit dat u gebruik heeft gemaakt van een buitenlandse bankrekening(en) teneinde de Belastingdienst het zicht op (het ontstaan van ) de tegoeden en de inkomsten daaruit te ontnemen aan als een strafverzwarende omstandigheid als bedoeld in paragraaf 42 juncto 43 van het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst 1998 (hierna: het Boete besluit). Dit heeft tot gevolg dat de boeten 100% van de verschuldigde (enkelvoudige) belasting bedragen.

Naast de gevolgen voor de belastingheffing ben ik voornemens om gelijktijdig met het vaststellen van de navorderingsaanslag een boete op te leggen. Het betreft een vergrijpboete ingevolge artikel 67e AWR juncto hoofdstuk IV en VI van het Boete besluit. De hierboven genoemde strafverzwarende omstandigheid heeft tot gevolg dat de boeten 100% van de verschuldigde (enkelvoudige) belasting bedragen.

Ik ben voornemens om gelijktijdig met het vaststellen van de aanslag een boete op te leggen. Het betreft vergrijpboeten ingevolge artikel 67d AWR juncto hoofdstuk IV en VI van het Boete besluit. De hierboven genoemde strafverzwarende omstandigheid heeft tot gevolg dat de boeten 100% van de verschuldigde (enkelvoudige) belasting bedragen. ”

2.5. Eiser is in de gelegenheid gesteld op voornoemde brief te reageren. Eiser heeft van deze mogelijkheid geen gebruik gemaakt.

2.6. Bij brief van 31 december 2004 heeft verweerder eiser vervolgens medegedeeld dat hij de aanslagen zal opleggen inclusief de aangekondigde correctie en boeten.

2.7. Bij brief van 16 september 2008 heeft eiser verbeterde aangiften IB/PVV over de jaren 2001 tot en met 2004 aan de rechtbank toegezonden. In deze verbeterde aangiften heeft eiser voor de jaren 2001 en 2002, uitgaande van het aanvaarden van het wettelijk 1/3 deel van de nalatenschap van zijn ouders, de volgende saldi van de niet opgegeven buitenlandse bankrekeningen opgenomen:

Bank: 01-01-2001 31-12-2001 01-01-2002 31-12-2002

Credit Agricole 11.838 12.208 12.208 12.453

Fortis 51.053 55.375 55.375 55.571

KBL 57.544 52.658 52.658 42.499

Commerzbank 6.387 5.986 5.986 5.365

Dresdner Bank 22.794 21.154 21.154 17.630

2.8. Verweerder heeft de door hem gemaakte berekeningen van de (navorderings)aanslagen naar aanleiding van de verbeterde aangiften van eiser herberekend en heeft ter zitting van 2 oktober 2008 een “cijfermatige uitwerking standpunt buitenlandse rekeningen toe te rekenen aan beide broers” overgelegd. Bij deze herberekening is verweerder ervan uitgegaan dat eiser en zijn broer beide voor de helft rechthebbende zijn op de door hen genoemde rekeningen. Op basis van deze berekeningen komt verweerder tot de conclusie dat de (navorderings)aanslagen als volgt moeten worden verminderd:

01-01-2001 31-12-2001 01-01-2002 31-12-2002

Aangegeven banktegoeden 33.138 68.428 68.428 97.601

Credit Agricole 17.757 18.312 18.312 18.680

Fortis 76.580 83.063 83.063 83.357

KBL 86.316 78.987 78.987 63.749

Commerzbank 9.581 8.979 8.979 8.048

Dresdner Bank 34.191 31.731 31.731 26.445

Subtotaal Boedel 224.424 221.072 221.072 200.277

Aandelen, obligaties 182.091 111.283 111.283 69.836

Tweede woning 71.878 71.878 71.878 71.878

Schulden 0 0 0 0

Totaal Box 3 511.531 472.661 472.661 439.592

Berekening inkomen jaar: 2001 2002

Gemiddelde waarde 492.096 456.126

Heffingsvrij vermogen 17.600 18.146

Grondslag Box 3 474.796 437.980

Box 3 inkomen 18.980 17.519

2.2. Het Hof voegt hieraan nog de volgende feiten toe:

2.2.1. Aan belanghebbende en aan de broer zijn aanslagen IB/PV voor de jaren 2003 en 2004 opgelegd met dagtekening 29 december 2006.

2.2.2. Bij brief van 6 april 2007 heeft de inspecteur belanghebbende onder meer het volgende geschreven:

"Na de competentieoverdracht ben ik belast met de behandeling van uw bezwaarschriften tegen de aanslagen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2001 en 2002.

(…)

Tevens heb ik uit een andere fax begrepen dat ook voor de jaren 2003 en 2004 bezwaren zouden zijn ingediend. Deze bezwaren zijn mij niet bekend, ook navraag bij kantoor Amsterdam heeft geen resultaat gehad. Indien u inderdaad bezwaar heeft ingediend tegen deze jaren verzoek ik u om toezending van een kopie van deze bezwaren.

(…)

Gebruik fax

Een faxbericht wordt op grond van de Algemene wet bestuursrecht opgevat als een electronisch bericht. Behandeling van een faxbericht is alleen mogelijk als door de Belastingdienst is aangegeven dat bij het verzenden van electronische berichten gebruik van de fax is toegestaan. Faxberichten waarmee wordt bedoeld aan een (aangifte)verplichting te voldoen (….) zijn niet toegestaan."

2.2.3. Bij het verweerschrift in de procedure bij de rechtbank zijn bezwaarschriften gevoegd, gedagtekend 3 mei 2007 en blijkens een daarop geplaatste stempelafdruk ook op die datum ontvangen. In deze bezwaarschriften wordt verwezen naar de op 12 januari 2007 gemaakte bezwaren inzake de aanslagen IB/PV voor de jaren 2003 en 2004.

2.2.4. Bij de met dagtekening 26 juni 2009 gedagtekende aanvulling van het hoger beroepschrift zijn als bijlagen gevoegd twee bezwaarschriften, beide gedagtekend 12 januari 2007; één ten name van belanghebbende en de ander ten name van de broer. De bezwaren zijn gericht tegen de aanslagen IB/PV voor de jaren 2003 en 2004. Voorts is als bijlage gevoegd een afschrift van een uitdraai van faxberichten, waaruit blijkt dat op 12 januari 2007, om 13.17 uur, drie pagina’s zijn verzonden naar faxnummer 0206876740.

2.2.5. In de procedures met kenmerk 09/00248 en 07/00249 verwijst belanghebbende in zijn op 12 mei 2009 gedagtekende aanvulling op het hoger beroepschrift naar de aangetekende bezwaren tegen de aanslagen IB/PV voor de jaren 2003 en 2004.

3. Geschil in hoger beroep

3.1. In geschil is of de inspecteur terecht en tot de juiste bedragen de aanslagen en de vergrijpboeten heeft opgelegd.

3.2. Belanghebbende heeft voorts grieven aangevoerd tegen het optreden door de Belastingdienst, de rechtbank en het gerechtshof.

3.3. Tot slot is in geschil of tijdig bezwaar is gemaakt tegen de aanslagen IB/PV voor de jaren 2003 en 2004.

4. Standpunten van partijen en behandeling ter zitting

Voor de standpunten van partijen en de behandeling ter zitting verwijst het Hof naar de gedingstukken.

5. Beoordeling van het geschil

5.1. Het onderhavige beroep en het door de broer ingestelde beroep met kenmerk 09/00250 en 09/00251 zien op correcties wegens het aanhouden van bankrekeningen bij de KB-Luxbank. Aan belanghebbende en de broer zijn in verband daarmee navorderingsaanslagen IB/PV voor de jaren 1990 t/m 2000 en VB voor de jaren 1991 t/m 2000 opgelegd.

In de beroepen betreffende deze navorderingsaanslagen, ingeschreven onder kenmerk 04/04236 en 04/04237, heeft de Vierde Meervoudige Belastingkamer op 31 augustus 2006 uitspraak gedaan. De tegen die uitspraken ingestelde beroepen in cassatie zijn op 21 december 2007 door de Hoge Raad ongegrond verklaard onder verwijzing naar artikel 81 Wet RO. Daarmee zijn de desbetreffende navorderingsaanslagen onherroepelijk komen vast te staan. Dit brengt mee dat daartegen in rechte geen grieven meer kunnen worden aangevoerd, tenzij sprake is van omstandigheden die een herziening rechtvaardigen. Zodanige omstandigheden zijn evenwel niet aannemelijk gemaakt. Hieruit volgt dat de in de onderhavige beroepen geuite grieven over de tot en met het jaar 2000 opgelegde navorderingsaanslagen buiten beschouwing worden gelaten.

5.2. Over de grieven tegen de correcties in verband met KB-Luxrekeningen, welke zijn begrepen in de navorderingsaanslag IB/PV voor het jaar 2001 en de aanslag IB/PV voor het jaar 2002, merkt het Hof op dat uit de gedingstukken niet is gebleken dat met betrekking tot die rekeningen sprake is van gewijzigde omstandigheden ten opzichte van de jaren waarover het Hof in de procedures met kenmerk 04/04236 en 04/04237 heeft geoordeeld. Het Hof leest in hetgeen belanghebbende heeft aangevoerd geen andere grieven dan die welke in de onder 5.1 bedoelde procedure zijn aangevoerd. Om die reden verwijst het Hof voor de beoordeling van de grieven tegen de onderhavige aanslagen naar zijn eerdere uitspraken. Op dezelfde grond volstaat het Hof met betrekking tot de bij deze aanslagen genomen boetebeschikkingen met een verwijzing naar deze uitspraken. Dit leidt ertoe dat de bestreden uitspraken van de rechtbank dienen te worden bevestigd.

5.3. Aan de onder 3.2 opgenomen grieven gaat het Hof voorbij, nu die grieven naar hun aard geen betrekking hebben op de onderhavige aanslagen en ook anderszins niet tot het oordeel kunnen leiden dat deze belastingaanslagen zoals verminderd door de rechtbank, te hoog zijn.

5.4.1. Met betrekking tot de onder 3.3 opgenomen grief gaat het Hof ervan uit dat de bij aanvulling op het hoger beroep meegezonden gegevens, zoals vermeld onder 2.2.4, kennelijk zijn bedoeld als bewijs voor de stelling dat tijdig bezwaar is gemaakt tegen de aanslagen voor de jaren IB/PV 2003 en 2004.

5.4.2. De inspecteur heeft zich op het standpunt gesteld geen bezwaarschriften tegen die aanslagen te hebben ontvangen. De onder 1.2 vermelde uitspraken op bezwaar hebben op die aanslagen ook geen betrekking. De juistheid van die aanslagen kan in dit geding daarom niet aan de orde komen. De stelling van belanghebbende dat hij tegen die aanslagen tijdig bezwaar heeft gemaakt, had aan de orde kunnen komen in een bij de rechtbank in te stellen beroep tegen het niet tijdig doen van uitspraak op zodanig bezwaar (zie artikel 6:2 van de Algemene wet bestuursrecht). Dit beroep kan niet voor het eerst in hoger beroep bij het Hof worden gedaan.

Slotsom

5.5. De slotsom is dat het hoger beroep ongegrond is en dat de uitspraak van de rechtbank dient te worden bevestigd.

6. Kosten

Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de kosten op de voet van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

7. Beslissing

Het Hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.

De uitspraak is gedaan door mr. O.B. Onnes, lid van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. E.G. van der Laan als griffier. De beslissing is op 3 november 2011 in het openbaar uitgesproken.

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.