Home

Gerechtshof Amsterdam, 03-11-2011, BU4510, 09/00252, 09/00253 en 10/00922

Gerechtshof Amsterdam, 03-11-2011, BU4510, 09/00252, 09/00253 en 10/00922

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
3 november 2011
Datum publicatie
16 november 2011
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2011:BU4510
Zaaknummer
09/00252, 09/00253 en 10/00922
Relevante informatie
Algemene wet bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 01-05-2024 tot 01-08-2024] art. 8:70

Inhoudsindicatie

KB-Luxzaak in hoger beroep. Gedurende de procedure bij de rechtbank is het belang van eiser komen te vervallen. De rechtbank heeft het beroep terecht niet-ontvankelijk verklaard.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

kenmerk P09/00252, 09/00253 en 10/00922

datum uitspraak: 3 november 2011

uitspraak van de twaalfde enkelvoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z]Nieuw-Vennep, belanghebbende,

tegen de uitspraken in de zaken met kenmerk AWB 07/3724, 07/3725 en 08/6581 van de rechtbank Haarlem (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de ontvanger van de Belastingdienst Holland-Midden/kantoor Hoofddorp, de ontvanger.

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1.1. Ter zake van de invordering van de aan belanghebbende opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PV) voor het jaar 2003 is met dagtekening 8 mei 2007 een aanmaning tot betaling verzonden, waarvan de kosten € 13 bedroegen. Het tegen deze kosten gemaakte bezwaar is bij uitspraak van de ontvanger van 1 juni 2007 afgewezen.

1.1.2. Tegen deze uitspraak is beroep bij de rechtbank ingesteld, welk beroep is ingeschreven onder kenmerk AWB 07/3724. De rechtbank heeft op 26 februari 2009 uitspraak heeft gedaan en daarbij - voor zover thans van belang - het beroep niet-ontvankelijk verklaard.

1.1.3. Het tegen deze uitspraak ingestelde hoger beroep is ingeschreven onder kenmerk 09/00252.

1.2.1. Ter zake van de invordering van de aan belanghebbende opgelegde aanslag IB/PV voor het jaar 2004 is met dagtekening 17 april 2007 een dwangbevel betekend met bevel tot betaling waarvan de kosten € 754 bedroegen. Voorts heeft de ontvanger ter zake van de invordering van deze aanslag bij brief van 28 april 2007 invorderingsrente in rekening gebracht ten bedrage van € 69. Het tegen de kosten van betekening en de invorderingsrente gemaakte bezwaar is door de ontvanger bij uitspraak van 1 juni 2007 afgewezen.

1.2.2. Tegen deze uitspraak is beroep bij de rechtbank ingesteld, welk beroep is ingeschreven onder kenmerk AWB 07/3725. De rechtbank heeft op 26 februari 2009 uitspraak gedaan en daarbij het beroep – voor zover thans van belang –ongegrond verklaard.

1.2.3. Het tegen deze uitspraak ingestelde hoger beroep is ingeschreven onder kenmerk 09/00253.

1.3.1. Ter zake van de invordering van de aan belanghebbende opgelegde navorderingsaanslagen IB/PV voor de jaren 1994 tot en met 1998 en vermogensbelasting (VB) voor de jaren 1992 tot en met 1998 zijn met dagtekening 5 september 2008 in totaal 12 aanmaningen verzonden, waarvan de kosten € 14 per aanmaning beliepen. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen het in rekening brengen van deze kosten. Bij de op 8 oktober 2008 gedagtekende uitspraak op dit bezwaar heeft de ontvanger het bedrag van de aanmaningskosten gehandhaafd.

1.3.2. Tegen deze uitspraak is beroep bij de rechtbank ingesteld, welk beroep is ingeschreven onder kenmerk AWB 08/6581. De rechtbank heeft op 17 november 2010 uitspraak gedaan en daarbij het beroep – voor zover thans van belang – ongegrond verklaard.

1.3.3. Het tegen deze uitspraak ingestelde hoger beroep is ingeschreven onder kenmerk 10/00922.

1.4. De ontvanger heeft in alle drie de beroepen een verweerschrift ingediend.

1.5. Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend in de zaken met kenmerk 09/00252 en 09/00253, waarop de ontvanger een conclusie van dupliek heeft ingediend.

1.6. Ter zake van de invordering van de aan [A], broer van belanghebbende (hierna:de broer), opgelegde aanslag IB/PV 2003 zijn eveneens aanmaningskosten in rekening gebracht. Voorts is aan de broer ter zake van de aanslag IB/PV voor het jaar 2004 invorderingsrente in rekening gebracht. De rechtbank heeft in de daarop betrekking hebbende beroepen uitspraak gedaan op 26 februari 2009, waarna de broer tegen die uitspraken hoger beroep heeft ingesteld. Deze beroepen zijn bij het Hof geadministreerd onder kenmerk 09/00248 en 09/00249. Voorts is bij het Hof hoger beroep ingesteld inzake de aan de broer en belanghebbende opgelegde navorderingsaanslagen IB/PV voor de jaren 2001 en 2002. Dit beroep is ingeschreven onder kenmerk 09/00246 en 09/00247 respectievelijk 09/00250 en 09/00251.

1.7.1. Voor het onderzoek ter zitting van 21 maart 2011 zijn belanghebbende, de broer, de ontvanger en de inspecteur van de Belastingdienst Holland-Midden/kantoor Hoofddorp (hierna: de inspecteur) uitgenodigd, teneinde alle hiervoor vermelde hogere beroepen gezamenlijk te behandelen.

1.7.2. Van belanghebbende zijn op 7 maart 2011 pleitnotities ontvangen ten behoeve van de zitting van 21 maart 2011. De broer heeft bij brief van 11 maart 2011 een pleitnota ingezonden ten behoeve van die zitting. Belanghebbende heeft bij faxbericht van 16 maart 2011 aanvullende pleitnotities ingezonden.

1.7.3. De broer heeft bij brief van 18 maart 2011 bericht dat hij om persoonlijke redenen niet ter zitting van 21 maart 2011 zal verschijnen.

1.7.4. Belanghebbende heeft op 18 maart 2011 voor zichzelf en namens de broer een wrakingsverzoek ingediend. In verband daarmee heeft het onderzoek op 21 maart 2011 geen doorgang gevonden. De wrakingskamer heeft bij beschikking van 27 mei 2011 het door belanghebbende voor zichzelf ingediende verzoek deels niet-ontvankelijk en deels ongegrond en het namens de broer ingediende verzoek niet-ontvankelijk verklaard.

1.8.1. Voor het onderzoek ter zitting van 16 september 2011 zijn belanghebbende, de broer, de ontvanger en de inspecteur uitgenodigd, teneinde alle hiervoor vermelde hogere beroepen gezamenlijk te behandelen. Naar aanleiding van de uitnodiging ter zake van het beroep met kenmerk 10/00922 heeft belanghebbende bij brief van 18 juli 2011 vragen gesteld. De griffier heeft deze vragen beantwoord bij brief van 19 juli 2011, welke brief is aangevuld bij brief van 21 juli 2011.

1.8.2. Van belanghebbende zijn op 2 september 2011 pleitnotities ontvangen ten behoeve van de zitting van 16 september 2011 en aanvullingen daarop op 7 en 15 september 2011. In de laatste aanvulling heeft belanghebbende opgenomen dat noch hij noch de broer ter zitting zal verschijnen.

1.8.3. Van de ontvanger is ter zake van de beroepen met kenmerk 09/00248 en 04/00249 een pleitnota ontvangen op 9 september 2011 ten behoeve van de zitting van 16 september 2011.

1.9.1. Alle hiervoor genoemde stukken zijn aan de wederpartij gezonden dan wel ter zitting uitgereikt.

1.9.2. Van het verhandelde ter zitting van 16 september 2011 is een proces-verbaal opgemaakt, waarvan een afschrift met deze uitspraak wordt meegezonden.

1.10.1. Belanghebbende heeft bij brieven van 6 september 2011 en 13 september 2011 vragen gesteld, welke door de griffier zijn beantwoord bij brief van 13 september 2011.

1.10.2. De broer heeft bij brieven van 20 september 2011 vragen gesteld welke door de griffier zijn beantwoord bij brief van 21 september 2011. In die brief is abusievelijk opgenomen dat de onder 1.8.3 genoemde op 9 september 2011 ontvangen pleitnota van de ontvanger ter zitting is uitgereikt.

2. Feiten en geschilomschrijving

Nu in hoger beroep geen nieuwe feiten zijn ingebracht en geen nieuwe geschilpunten zijn aangevoerd, volstaat het Hof voor de vaststelling van de feiten en de geschilomschrijving met een verwijzing naar de feiten en de geschilomschrijving zoals opgenomen in de uitspraken van de rechtbank.

3. Standpunten van partijen en behandeling ter zitting

Voor de standpunten van partijen en de behandeling ter zitting verwijst het Hof naar de gedingstukken.

4. Beoordeling van het geschil

4.1. Met betrekking tot het beroep 09/00252

Vaststaat dat de ter zake van de invordering van de aanslag IB/PV voor het jaar 2003 in rekening gebrachte aanmaningskosten zijn vervallen. Aangezien derhalve belanghebbende geen belang meer had bij het instellen van beroep heeft de rechtbank het beroep terecht niet-ontvankelijk verklaard.

4.2. Met betrekking tot het beroep 09/00253

Vaststaat dat de betekeningskosten en invorderingsrente ter zake van de aanslag IB/PV voor het jaar 2004 in rekening zijn gebracht in overeenstemming met de wettelijke regelingen ter zake. Nu er geen redenen zijn aangevoerd die tot het oordeel kunnen leiden dat de ontvanger op grond van enig beginsel van behoorlijk bestuur gehouden is deze regelingen buiten toepassing te laten, heeft de rechtbank het beroep inzake de kosten van betekening en de invorderingsrente dan ook terecht ongegrond verklaard. Het Hof heeft geen reden voor een ander oordeel.

4.3. Met betrekking tot het beroep 10/00922

Vaststaat dat de aanmaningskosten ter zake van de navorderingsaanslagen IB/PV voor de jaren 1994 tot en met 1998 en VB voor de jaren 1992 tot en met 1998 in rekening zijn gebracht in overeenstemming met de wettelijke regelingen ter zake. Nu er geen redenen zijn aangevoerd die tot het oordeel kunnen leiden dat de ontvanger op grond van enig beginsel van behoorlijk bestuur gehouden is deze regelingen buiten toepassing te laten, heeft de rechtbank het beroep inzake deze aanmaningskosten terecht ongegrond verklaard. Het Hof heeft geen reden voor een ander oordeel.

Slotsom

4.4. Het vorenoverwogene voert tot de slotsom dat de beroepen met kenmerk 09/00252, 09/00253 en 10/00922 ongegrond zijn.

5. Kosten en griffierecht

5.1. Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de kosten op de voet van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

5.2. Voor de zaken met kenmerk AWB 07/3722 tot en met 07/3725 heeft de rechtbank eenmaal griffierecht in rekening gebracht. Dit was onjuist in zoverre, dat de zaken met kenmerk AWB 07/3722 en 07/3723 enerzijds en de zaken met kenmerk AWB 07/3724 en 07/3725 anderzijds geen samenhangende zaken waren, zodat ter zake tweemaal griffierecht was verschuldigd. Belanghebbende is dus niet benadeeld doordat de rechtbank in de zaak met kenmerk AWB 07/3724 geen teruggaaf van griffierecht heeft verleend.

6. Beslissing

Het Hof bevestigt de uitspraken van de rechtbank.

De uitspraak is gedaan door mr. O.B. Onnes, lid van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. E.G. van der Laan als griffier. De beslissing is op 3 november 2011 in het openbaar uitgesproken.

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.