Home

Gerechtshof Amsterdam, 19-01-2012, BV1607, 11/00700 t/m 11/00702

Gerechtshof Amsterdam, 19-01-2012, BV1607, 11/00700 t/m 11/00702

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
19 januari 2012
Datum publicatie
25 januari 2012
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2012:BV1607
Zaaknummer
11/00700 t/m 11/00702

Inhoudsindicatie

Na verwijzing door de Hoge Raad der Nederlanden in zijn arrest van 12 augustus 2011, nr. 10/01247, LJN BP1510 – bereiken partijen een compromis.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

kenmerk 11/00700 t/m 11/00702

19 januari 2011

eerste meervoudige belastingkamer

proces-verbaal

van de mondelinge uitspraak – na verwijzing door de Hoge Raad der Nederlanden in zijn arrest van 12 augustus 2011, nr. 10/01247, LJN BP1510 - op het hoger beroep van

[X] B.V. te [Z], belanghebbende,

gemachtigde mr. H.J. Breeman (Loyens & Loeff) te Rotterdam,

tegen de uitspraak in de zaken met kenmerk AWB 07/4400 t/m 07/4402 van de rechtbank Rotterdam in het geding tussen

belanghebbende

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Rotterdam, de heffingsambtenaar.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 januari 2012.

Beslissing

Het Hof:

- vernietigt de uitspraak van de rechtbank,

- verklaart het beroep gegrond,

- vernietigt de uitspraken op bezwaar tegen de aanslagen met de nummers 20633829 en 20692818 en vermindert deze aanslagen tot respectievelijk € 22.290 en € 22.289,

- bevestigt de uitspraak op bezwaar tegen de aanslag met nummer 23111296, zoals deze bij die uitspraak is verminderd tot € 10.421,

- veroordeelt de heffingsambtenaar in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 3.070,50 en

- gelast de heffingsambtenaar aan belanghebbende het betaalde griffierecht ad € 728 te vergoeden.

Gronden

Partijen zijn ter zitting overeengekomen dat de aanslagen dienen te worden verminderd tot een totaal van € 55.000. Het Hof beslist dienovereenkomstig.

Proceskosten

Nu het beroep gegrond is, acht het Hof termen aanwezig voor een kostenveroordeling op de voet van artikel 8:75 van de Awb. De voor vergoeding in aanmerking komende kosten zijn opgenomen in artikel 1 van het Besluit proceskosten bestuursrecht (het Besluit). Voor het onderhavige geval zijn dat de in onderdeel a vermelde kosten van door een derde beroepsmatige verleende rechtsbijstand.

Voor de toepassing van deze bepaling worden de zaken met kenmerk 11/00700 t/m 11/00702 als één zaak beschouwd, nu zij samenhangende zaken vormen als bedoeld in artikel 3 van het Besluit.

De Hoge Raad heeft in onderdeel 4 van zijn arrest geoordeeld dat er geen reden is voor vergoeding van kosten voor de cassatieprocedure en dat het verwijzingshof moet oordelen over de vergoeding van kosten voor rechtbank en Hof.

Het Hof sluit voor de kostenvergoeding vóór de cassatieprocedure aan bij de door partijen niet bestreden berekening zoals het gerechtshof te ’s-Gravenhage die heeft gemaakt. Deze berekening heeft geleid tot een vergoeding van € 2.415.

Voor de kostenvergoeding na de cassatieprocedure berekent het Hof de kosten op 1,5 voor proceshandelingen (0,5 voor het geven van een toelichting op het arrest en 1 voor het verschijnen ter zitting van 12 januari 2012) x € 437 x 1 (wegingsfactor) = € 655,50. Het Hof merkt daarbij op dat de fase van de verwijzingsprocedure is aangevangen na 1 oktober 2009, zodat met inachtneming van het overwogene in het arrest van de Hoge Raad van 23 december 2011, LJN BU8918, de vergoeding wordt berekend naar het vanaf die datum van toepassing zijnde bedrag.

Het totaal van de te vergoeden kosten komt dan uit op (€ 2.415+ € 655,50=) € 3.070,50.

Voor de vergoeding van het griffierecht neemt het Hof de beslissing van het gerechtshof te ’s Gravenhage over.

De mondelinge uitspraak is gedaan op 19 januari 2012 door mrs. A.P.M. van Rijn, voorzitter van de belastingkamer, A.D.R.M. Boumans en J.P. Kruimel, leden van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr.E.G. van der Laan als griffier. De beslissing is op die datum in het openbaar uitgesproken. Hiervan is dit proces-verbaal opgemaakt, ondertekend door de voorzitter van de belastingkamer en de griffier.

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Tenzij de Hoge Raad anders bepaalt, zal het gerechtshof deze mondelinge uitspraak vervangen door een schriftelijke. In dat geval krijgt u de gelegenheid de gronden van het beroep in cassatie alsnog aan te voeren of aan te vullen.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.