Home

Gerechtshof Amsterdam, 19-01-2012, BV2987, 10-00648

Gerechtshof Amsterdam, 19-01-2012, BV2987, 10-00648

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
19 januari 2012
Datum publicatie
8 februari 2012
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2012:BV2987
Zaaknummer
10-00648
Relevante informatie
Wet inkomstenbelasting 2001 [Tekst geldig vanaf 01-01-2023 tot 01-01-2024] art. 3.120, Wet inkomstenbelasting 2001 [Tekst geldig vanaf 01-01-2023 tot 01-01-2024] art. 3.123

Inhoudsindicatie

Kosten van verbouwing van de eigen woning kunnen niet worden aangemerkt als aftrekbare kosten in de zin van artikel 3.120 van de Wet inkomstenbelasting 2001, ook al zijn ze gestaafd met schriftelijke bescheiden als bedoeld in artikel 3.123 van die Wet.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

kenmerk 10/00648

19 januari 2012

uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

X te Z, belanghebbende,

gemachtigde mr. A,

tegen de uitspraak in de zaak no. AWB 09/5170 van de rechtbank Haarlem in het geding tussen

belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst/Amsterdam,

de inspecteur.

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1. De inspecteur heeft met dagtekening 30 juli 2009 aan belanghebbende voor het jaar 2007 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 60.982. Belanghebbende heeft tegen deze aanslag een bezwaarschrift ingediend. Bij uitspraak van 15 september 2009 heeft de inspecteur het bezwaar afgewezen.

1.2. Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de inspecteur beroep ingesteld bij de rechtbank Haarlem (hierna: de rechtbank). Bij uitspraak van 19 augustus 2010 heeft de rechtbank het door belanghebbende ingestelde beroep ongegrond verklaard.

1.3. Het tegen deze uitspraak ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 29 september 2010. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.4.1. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 januari 2012. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

1.4.2. Namens belanghebbende, voor de mondelinge behandeling uitgenodigd bij aangetekende brief van 14 december 2011 aan het in het hoger-beroepschrift vermelde adres van zijn gemachtigde, is niemand verschenen.

Blijkens de website Track en Trace van Post.nl is de brief op 15 december 2011 afgeleverd op genoemd adres van belanghebbendes gemachtigde en is aldaar getekend voor de afgeleverde zending.

2. Feiten

2.1. Belanghebbende, advocaat, deed op 14 april 2009 aangifte van een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 60.982. De aangifte bestaat uit de volgende onderdelen:

- belastbare winst uit onderneming € 131.458

- eigenwoningforfait € 1.837

- betaalde rente/kosten geldleningen eigen woning € 43.797 -/-

- betaalde premies voor inkomensvoorzieningen € 25.127 -/-

- inkomen box 1 vóór persoonsgebonden aftrek € 64.371

- persoonsgebonden aftrek € 3.389

inkomen box 1 € 60.982

2.2. Met dagtekening 11 juni 2009 werd aan belanghebbende een voorlopige aanslag opgelegd conform de ingediende aangifte. Belanghebbende diende hiertegen op 20 juli 2009 een bezwaarschrift in.

2.3. De in het geding zijnde aanslag is eveneens conform de ingediende aangifte opgelegd. De inspecteur heeft het tegen de voorlopige aanslag ingediende bezwaarschrift in behandeling genomen als een bezwaar tegen de aanslag, omdat de gegevens voor de aanslag reeds waren verwerkt.

In het bezwaarschrift verwees belanghebbende naar de bij de aangifte gedane opgave van uitgaven ad € 943,62 (honorarium bouwkundige) en € 82.117 (verbouwing eigen woning) en stelde hij dat de voorlopige aanslag op een te hoog bedrag was bepaald, omdat met voormelde kosten geen rekening was gehouden.

3. Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank heeft belanghebbendes beroep ongegrond verklaard, waarbij zij – voor zover hier van belang – heeft overwogen:

“4.3. Eiser (Hof: belanghebbende) claimt een aftrek voor de kosten terzake van de verbouwing van de eigen woning. In artikel 3.120, eerste lid, van de Wet IB 2001 is limitatief omschreven welke kosten kunnen worden aangemerkt als drukkende op de voordelen uit eigen woning. Dit betreffen de renten van schulden en kosten van geldleningen die behoren tot de eigenwoningschuld in de zin van artikel 119a Wet IB 2001, en de periodieke betalingen voor de rechten van erfpacht, opstal of beklemming. Verbouwingskosten worden in dit artikel niet genoemd. Een wettelijke grondslag voor de aftrek van de verbouwingskosten als kosten in verband met de eigen woning ontbreekt dan ook. Dit betekent dat (Hof: hier is kennelijk weggevallen: verweerder deze kosten) terecht niet heeft aangemerkt als kosten met betrekking tot de eigen woning.

4.4. Eiser stelt met een beroep zich op het motiveringsbeginsel dat de uitspraak op bezwaar moet worden vernietigd. De rechtbank kan eiser hierin niet volgen. In de uitspraak wordt ten aanzien van de motivering verwezen naar de brief van 19 augustus 2009. Weliswaar dateert deze brief van vóór de indiening van het bezwaar tegen de definitieve aanslag, doch gezien het feit dat de voorlopige aanslag en de definitieve aanslag identiek zijn - en overigens ook de beide bezwaarschriften tegen de respectievelijke aanslagen dezelfde grief bevatten - is de rechtbank van oordeel dat verweerder (Hof: de inspecteur) met verwijzing naar voornoemde brief de uitspraak voldoende heeft gemotiveerd.”

4. Geschil in hoger beroep

In hoger beroep is in geschil of door belanghebbende gemaakte kosten van verbouwing van zijn eigen woning ten bedrage van € 83.061 dienen te worden aangemerkt als aftrekbare kosten met betrekking tot een eigen woning zoals bedoeld in artikel 3.120 van de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: de Wet) in samenhang met artikel 3.123 van de Wet.

5. Standpunten van partijen

Voor de standpunten van partijen wordt verwezen naar de gedingstukken. Voor het verhandelde ter zitting wordt verwezen naar het proces-verbaal van zitting.

6. Beoordeling van het geschil

6.1. Het Hof is van oordeel dat de rechtbank op goede gronden een juiste beslissing heeft genomen. Hetgeen belanghebbende in hoger beroep heeft aangevoerd, kan niet tot een ander oordeel leiden.

6.2. De slotsom is dat het hoger beroep ongegrond is en dat de uitspraak van de rechtbank moet worden bevestigd.

7. Proceskosten

Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de kosten op de voet van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

8. Beslissing

Het Hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.

Aldus gedaan door mrs. A. Bijlsma, voorzitter, B.A. van Brummelen en B. Emmerig, leden van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. V.M. Maat als griffier. De beslissing is op 19 januari 2012 in het openbaar uitgesproken.

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.