Home

Gerechtshof Amsterdam, 02-02-2012, BV3779, 11/00810

Gerechtshof Amsterdam, 02-02-2012, BV3779, 11/00810

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
2 februari 2012
Datum publicatie
15 februari 2012
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2012:BV3779
Zaaknummer
11/00810
Relevante informatie
Algemene wet bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 16-05-2023 tot 01-07-2023] art. 8:68

Inhoudsindicatie

Grieven die vanaf het jaar 2002 hadden kunnen worden aangevoerd, doch eerst na de sluiting van het onderzoek in 2011 zijn aangevoerd, worden buiten beschouwing gelaten.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM

Eerste Meervoudige Belastingkamer

UITSPRAAK

op de beroepen – na verwijzing door de Hoge Raad der Nederlanden –van [X] te [Z], belanghebbende,

tegen

uitspraken van de Inspecteur van de Belastingdienst Oost-Brabant/kantoor Tilburg, de inspecteur.

1. Loop van het geding

1.1. Voor de loop van het geding verwijst het Hof allereerst naar de (tussen)uitspraak van de Eerste Meervoudige Belastingkamer van 20 oktober 2011 met kenmerknummer P07/00562, 07/00616 en 07/00617 (verder de Uitspraak). Bij de Uitspraak heeft het Hof de inspecteur opgedragen de vermogens voor de vermogensbelasting (VB) te berekenen met inachtneming van rechtsoverweging 5.6.2 van die uitspraak en heeft het Hof iedere verdere beslissing inzake het beroep betreffende de navorderingsaanslagen VB (en de daarop betrekking hebbende kwijtscheldingsbeschikkingen en beschikkingen heffingsrente) aangehouden.

1.2. Ter voldoening aan de onder 1.1 vermelde opdracht heeft de inspecteur het Hof bij schrijven van 5 december 2011 (met bijlagen) de herberekening van de vermogens doen toekomen. De gemachtigde heeft bij brief van 3 januari 2012 op deze herberekening gereageerd. Aan de inspecteur is een kopie van deze brief gezonden bij brief van 6 januari 2012.

1.3. Partijen hebben het Hof schriftelijk toestemming verleend uitspraak te doen zonder nader onderzoek ter zitting.

2. Tussen partijen vaststaande feiten

2.1. Voor de vaststelling van de feiten verwijst het Hof allereerst naar de Uitspraak. Het voegt daar het volgende aan toe.

2.2. De inspecteur heeft als bijlage bij de brief van 7 december 2011 een spreadsheet overgelegd met daarop een tot de volgende vermogens leidende herberekening (in guldens):

jaar 1991 1995 1998

nieuwe vermogens 515.000 466.000 755.000

3. Geschil

3.1. Voor de geschilomschrijving verwijst het Hof naar de Uitspraak.

3.2. In de reactie op de herberekening van de vermogens heeft de gemachtigde in geschil gebracht:

- a. of de belastingvrije som terecht buiten beschouwing is gebleven bij de berekening van de navorderingsaanslagen;

- b. of recht bestaat op een vergoeding van de immateriële schade als gevolg van de duur van de behandeling van de zaak.

3.3. Gelet op het in de Uitspraak opgenomen nadere standpunt van de inspecteur is niet langer in geschil dat de in de navorderingsaanslagen begrepen verhogingen dienen te worden vernietigd.

4. Standpunten van partijen en het onderzoek ter zittingen

Voor de standpunten van partijen en het onderzoek ter zittingen verwijst het Hof naar de stukken van het geding.

5. Beoordeling van het geschil

5.1. Voor de beoordeling van het geschil verwijst het Hof allereerst naar de Uitspraak. Het voegt daar het volgende aan toe.

5.2. Het Hof heeft in de Uitspraak de inspecteur opgedragen de correcties te berekenen met inachtneming van de eliminatie van de factor 1,5, zodat deze per saldo 1 beloopt.

5.3. In de huidige fase van de procedure is geen ruimte voor het aanvoeren van andere grieven dan die welke betrekking hebben op deze berekening. Voor een uitzondering hierop is alleen dan ruimte indien het grieven betreft die niet eerder hadden kunnen worden aangevoerd.

5.4.1. Deze uitzondering doet zich echter niet voor met betrekking tot de grieven tegen het niet in aanmerking nemen van de belastingvrije som. Het Hof verwijst naar de in de Uitspraak onder 3.3.1 en 3.3.2 aangehaalde aan de navorderingsaanslagen ten grondslag liggende berekeningen, opgenomen in de bijlagen bij de aan belanghebbende gerichte brieven van 3 december 2002 en 18 april 2003, welke eveneens als afschrift bij het verweerschrift zijn gevoegd.

5.4.2. Uit deze berekeningen blijkt dat de navorderingsaanslagen zijn berekend zonder de belastingvrije som op de correcties in mindering te brengen. Belanghebbende had zijn grieven ter zake dus reeds vanaf december 2002 dan wel april 2003 kunnen aanvoeren tot uiterlijk 7 juni 2011, de datum waarop het onderzoek waarop de Uitspraak is gevolgd werd gesloten.

Nu de gemachtigde ervoor heeft gekozen deze grieven daarna aan te voeren, acht het Hof dit in strijd met de goede procesorde. Het Hof gaat hier verder dan ook aan voorbij.

5.4.3. Nu belanghebbende overigens geen grieven heeft aangevoerd tegen de berekeningen van de inspecteur en het Hof ook zelf geen reden heeft deze berekeningen niet te volgen, zal het Hof de vermogens vaststellen in overeenstemming met deze berekening.

6. Proceskosten

6.1. Nu het door belanghebbenden ingestelde beroep gegrond is, acht het Hof termen aanwezig voor een kostenveroordeling op de voet van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. Andere kosten dan kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand zijn niet gesteld en zijn het Hof ook niet gebleken.

De kosten van deze bijstand, voor zover gemaakt tot de datum van de Uitspraak, zijn begrepen in het in de Uitspraak berekende bedrag. Het Hof verwijst in dit verband naar de rechtsoverwegingen onder 6 van de Uitspraak.

6.2. Hiervan uitgaande zijn de kosten van deze bijstand, voor zover gemaakt na de datum van de Uitspraak, de kosten voor het inzenden van de brief van 3 januari 2012. De te vergoeden kosten komen dan uit op 0,5 x € 322 x 0,5 (wegingsfactor voor de zwaarte van de zaak na de Uitspraak), dat is € 80,50.

7. Schadevergoeding

7.1. Onder verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad van 10 juni 2011, LJN BO5046, heeft de gemachtigde in haar brief van 3 januari 2012 verzocht belanghebbende een schadevergoeding toe te kennen.

7.2. Nu op 7 juni 2011 het onderzoek waarop de Uitspraak is gevolgd, werd gesloten, acht het Hof de onder 5.3 bedoelde uitzondering van toepassing. Het Hof zal het onderzoek daarom heropenen. Het stelt de inspecteur met overeenkomstige toepassing van artikel 8:73, lid 2, Awb in de gelegenheid in de vorm van een schriftelijke conclusie te reageren op het schrijven van de gemachtigde van 3 januari 2012. Voor zover nodig wordt met toepassing van artikel 8:26 Awb de Minister van Veiligheid en Justitie in de gelegenheid gesteld als partij aan het geding deel te nemen.

8. Beslissing

8.1. Het Hof

- verklaart het beroep gegrond,

- vernietigt de bestreden uitspraken die betrekking hebben op de navorderingsaanslagen VB,

- vermindert de navorderingsaanslagen VB tot aanslagen zonder verhoging en berekend naar de volgende vermogens (in guldens):

jaar 1991 1995 1998

vermogens 515.000 466.000 755.000

- vermindert de op de navorderingsaanslagen VB betrekking hebbende beschikkingen heffingsrente overeenkomstig de bovenstaande vermindering van die aanslagen en

- veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 80,50.

8.2. Het Hof heropent het vooronderzoek over de omvang van de aan belanghebbende te vergoeden schade en stelt de inspecteur in de gelegenheid hieromtrent binnen 8 weken na de verzenddatum van deze uitspraak een conclusie in te dienen.

De uitspraak is gedaan door mrs. O.B. Onnes, voorzitter, J.P.A. Boersma en A.P.M. van Rijn, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.G. van der Laan, griffier. De beslissing is op 2 februari 2012 in het openbaar uitgesproken.

Bij afwezigheid van de voorzitter heeft de oudste raadsheer deze uitspraak getekend.

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.