Gerechtshof Amsterdam, 01-03-2012, BV8718, 05-01158
Gerechtshof Amsterdam, 01-03-2012, BV8718, 05-01158
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 1 maart 2012
- Datum publicatie
- 14 maart 2012
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2012:BV8718
- Zaaknummer
- 05-01158
Inhoudsindicatie
Indeling van een kleurloze, heldere vloeistof, een halffabricaat, bestemd voor de vervaardiging van alcoholhoudende dranken.
Na de ultrafiltratie resteert een kleurloze heldere vloeistof, waarvan niet gezegd kan worden dat het de objectieve kenmerken en eigenschappen van witte wijn van post 2204 van de GN heeft. Een dergelijke vloeistof, met een alcoholpercentage van 12%, dient als ethylalcohol van post 2208 te worden ingedeeld.
Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
Kenmerk 05/01158
1 maart 2012
uitspraak van de meervoudige douanekamer
op het hoger beroep van
de inspecteur van de Belastingdienst/Douane Rotterdam,
de inspecteur.
tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk AWB 05/842 van de rechtbank Haarlem (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
de inspecteur
en
X B.V. te Z, belanghebbende,
Gemachtigden mr. R.G.A. Tusveld en mr. G.J. van Slooten
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1 De inspecteur heeft met dagtekening […], onder nummer NL-RTD-[…], een bindende tariefinlichting (BTI) afgegeven waarin het product “A” is ingedeeld onder post 2208 90 99 in de Gecombineerde Nomenclatuur (GN).
1.2. Het daartegen gemaakte bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak, gedagtekend 21 februari 2005, afgewezen.
1.3. Bij uitspraak van 19 september 2005 heeft de rechtbank het door belanghebbende ingestelde beroep gegrond verklaard, de uitspraak waarvan beroep en de BTI vernietigd, vastgesteld dat het goed moet worden ingedeeld onder post 2204 29 65 van het GDT, de inspecteur veroordeeld in de proceskosten, groot € 966 en de Staat der Nederlanden aangewezen deze kosten aan belanghebbende te vergoeden en gelast dat de Staat der Nederlanden het griffierecht ad € 276 aan belanghebbende vergoed.
1.4. Het tegen deze uitspraak ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 19 oktober 2005, aangevuld bij brief ingekomen op 15 december 2005. Namens belanghebbende is een verweerschrift ingediend.
1.5. Daartoe door het Hof in de gelegenheid gesteld, heeft de inspecteur een conclusie van repliek ingediend, waarop door belanghebbende is gereageerd bij conclusie van dupliek.
1.6. Op een schriftelijk verzoek, gedagtekend 18 september 2006, van belanghebbende is de behandeling opgeschort.
Op 2 februari 2011 zijn nadere stukken ontvangen van de inspecteur.
1.7. Bij brief van 22 april 2011 heeft het Hof partijen meegedeeld dat de behandeling wordt hervat. Een afschrift van de nadere stukken van de inspecteur, bij het Hof binnengekomen op 2 februari 2011, is verstrekt aan de gemachtigde, die daarop bij brief van 20 juni 2011 heeft gereageerd. Een afschrift daarvan is aan de inspecteur ter kennisneming gezonden.
1.8. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 december 2011. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2. Feiten
2.1. De rechtbank heeft in de onderdelen 2.1 tot en met 2.3 van haar uitspraak de navolgende feiten vastgesteld. Belanghebbende wordt daarin aangeduid als ‘eiseres’, de inspecteur als ‘verweerder’.
2.1. Eiseres heeft op 25 oktober 2004 een aanvraag gedaan voor een BTI voor het product “A” (hierna: het product). Eiseres stelde voor het product in te delen onder post 2204 29 65 van het Gemeenschappelijk douanetarief (hierna: GDT). Het product is op de aanvraag omschreven als: Witte wijn uit druiven met een effectief alcoholpercentage van minder dan 13%”. Het product heeft bij eiseres een behandeling met kool ondergaan.
2.2. Voor advies omtrent de indeling heeft verweerder een monster van het product verstuurd naar het Douane laboratorium. In deze brief is, voor zover van belang, het volgende vermeld:
“Bij onderzoek bevonden:
Uiterlijk: kleurloze heldere vloeistof
Alcoholgehalte: 12,0% volume
Door gisting verkregen alcohol: een gedeelte van de in het eindproduct aanwezige alcohol
echter minder dan 50% van de totale hoeveelheid alcohol
In gisting gebracht product: gedeeltelijk afkomstig van druiven, krenten of rozijnen,
gedeeltelijk van andere producten
inhoud verpakking: meer dan 2 liter
Beschouwing t.b.v. het geharmoniseerd systeem:
Wijn van post 2204 mag uitsluitend verkregen worden door gehele of gedeeltelijke alcoholische vergisting van al dan niet gekneusde druiven of van druivenmost.
De procédés en behandeling welke toegestaan zijn, voor een wijn uit post 2204, zijn omschreven in bijlage IV van Vo EEG 1493/99.
De samenstelling van het product komt niet overeen met die van een wijn uit post 2204, ook niet nadat het product behandeld is op een wijze zoals genoemd in bovenstaande EG verordening.
Tevens komen er dermate weinig gistingsbestanddelen voor, dat op basis hiervan niet kan worden geconcludeerd dat meer dan 50 % van alle in het product aanwezige alcohol afkomstig is van vergisting.
Door de afwezigheid van de gistingsbestanddelen heeft het product niet het karakter van een gegiste drank zoals genoemd bij tp. 2206.
Als zodanig komt dit product in aanmerking voor indeling in tp. 2208.
Advies goederencode 2208 9099”.
2.3. In de BTI is het product als volgt omschreven:
“Ethylalcohol, niet gedenatureerd, met een alcohol-volumegehalte van 12.0%, aangeboden in verpakkingen van meer dan 2 liter. Het product, een kleurloze heldere vloeistof, bevat door gisting verkregen alcohol, echter dit percentage bedraagt minder dan 50 van de totale aanwezige hoeveelheid alcohol in het eindproduct.”.
2.2. Het Hof voegt daaraan nog toe dat het product overeenkomstig het advies van het Douane laboratorium in de BTI is ingedeeld in post 2208 90 99 van de GN.
3. Geschil in hoger beroep
Ter zitting heeft de inspecteur zijn stelling dat de BTI ten onrechte is afgegeven, omdat geen sprake is van im- of export, ingetrokken. Belanghebbende heeft zijn subsidiaire stelling, dat het product onder post 2006 van de Gecombineerde Nomenclatuur (GN) moet worden ingedeeld, ingetrokken.
In geschil is dan nog het antwoord op de vraag of het product dient te worden ingedeeld onder post 2204 29 65 van de GN, zoals belanghebbende bepleit, of onder post 2208 90 99 van de GN, hetgeen de inspecteur voorstaat.
4. Standpunten van partijen
Voor de standpunten wordt verwezen naar de stukken van het geding en het proces-verbaal van de zitting.
5. Beoordeling van het geschil
5.1. Gelet op hetgeen partijen over en weer hebben gesteld moet ervan worden uitgegaan dat het product door vergisting verkregen alcohol van druiven bevat, dat het niet gearomatiseerd is, dat het een behandeling met kool heeft ondergaan, door partijen aangeduid als ultrafiltratie, dat het een kleurloze, heldere vloeistof betreft, en dat het een halffabricaat is, bestemd voor de vervaardiging van alcoholhoudende dranken.
5.2. Gelet op het arrest van het Hof van Justitie van 14 juli 2011, Paderborner Brauerei Haus Cramer KG, hebben partijen zich terecht op het standpunt gesteld dat het product niet in aanmerking komt voor indeling onder post 2206 van de GN, nu het een halffabricaat is waarvan de primaire bestemming niet de menselijke consumptie is. Een dergelijk product is geen drank in de zin van de GN (vgl. HR 19 juni 2009, nr. 44 029, BNB 2009/211).
5.3. De wijnen van post 2204 zijn naar hun aard producten die geschikt en bestemd zijn voor menselijke consumptie. Daaraan doet niet af dat zulks niet uitdrukkelijk in de bewoordingen van de post of de Toelichtingen daarop is bepaald.
Reeds daarom is er, gelet op het sub 5.1. en 5.2. overwogene, evenmin plaats voor indeling van het product in post 2204.
5.4. Voorts overweegt het Hof nog het volgende.
De herkomst van het product is, anders dan de rechtbank heeft geoordeeld, niet in hoge mate beslissend voor de indeling. Het gaat immers om de objectieve kenmerken en eigenschappen van het product zelf.
5.5. De inspecteur heeft gemotiveerd gesteld en het Hof acht aannemelijk, dat het product
na de ultrafiltratie nog slechts een gering percentage aan foezelalcohol bevat, hetgeen van invloed is op de smaak, de geur en de kleur van het product.
5.6. Het product is langs de weg van vergisting van druiven tot stand gekomen. Zo het product in dit stadium al het karakter van een witte wijn van post 2204 van de GN heeft verkregen, is dit naar het oordeel van het Hof na de ultrafiltratie verloren gegaan. Na de ultrafiltratie resteert een kleurloze heldere vloeistof, waarvan - mede gelet op het in 5.5. overwogene - naar het oordeel van het Hof niet gezegd kan worden dat het de objectieve kenmerken en eigenschappen van witte wijn van post 2204 van de GN heeft. Een dergelijke vloeistof, met een alcoholpercentage van 12%, dient als ethylalcohol van post 2208 te worden ingedeeld.
Slotsom
5.7. De slotsom is dat het hoger beroep gegrond is. De uitspraak van de rechtbank dient te worden vernietigd.
6. Kosten
Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de kosten op de voet van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
7. Beslissing
Het Hof:
- vernietigt de uitspraak van de rechtbank;
- verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep ongegrond.
De uitspraak is gedaan door mrs. A Bijlsma, voorzitter, A.P.M. van Rijn en B. Emmerig, leden van de douanekamer, in tegenwoordigheid van R.J. Wessel als griffier. De beslissing is op 1 maart 2012 in het openbaar uitgesproken.
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.