Home

Gerechtshof Amsterdam, 15-03-2012, BV9883, 10/00802 tot en met 10/00804

Gerechtshof Amsterdam, 15-03-2012, BV9883, 10/00802 tot en met 10/00804

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
15 maart 2012
Datum publicatie
28 maart 2012
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2012:BV9883
Zaaknummer
10/00802 tot en met 10/00804

Inhoudsindicatie

Compromis ter zitting over inkomsten uit buitenlands vermogen.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Kenmerken 10/00802 tot en met 10/00804

15 maart 2012

uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer

op de hoger beroepen van

[X], wonende te [Z] (Zweden), belanghebbende,

tegen de uitspraak in de zaken met kenmerken AWB 08/6315 tot en met 08/6317 van de rechtbank Haarlem (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst Utrecht-Gooi/kantoor Amersfoort, de inspecteur.

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1. Aan belanghebbende zijn voor de jaren 1995, 1996 en 2000 de volgende navorderingsaanslagen vermogensbelasting (hierna: VB), inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV), premie ziekenfondswet (hierna: Zfw) en verhogingen/boetebeschikkingen vastgesteld.

Belastingaanslag Aanslagnummer Vastgesteld vermogen / belastbaar inkomen /

Premiegrondslag Verhoging /

Boete

Navorderingsaanslag VB 1995 […] f 373.000 f 767

Navorderingsaanslag IB/PVV 1996 […] f 14.628 f 2.633

Navorderingsaanslag VB 1996 […] f 395.000 f 880

Navorderingsaanslag IB/PVV 2000 […] f 46.783 f 4.180

Navorderingsaanslag Zfw 2000 […] f 41.200 f 440

1.2.1. De inspecteur heeft bij uitspraken, gedagtekend 19 augustus 2008, belanghebbendes bezwaren tegen de navorderingsaanslagen VB 1995 en VB 1996, alsmede Zfw 2000 en de daarbij opgelegde boetebeschikking ongegrond verklaard.

1.2.2. De inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar gedagtekend 3 september 2008 (IB/PVV 2000) en 29 september 2008 (IB/PVV 1996) belanghebbendes bezwaren tegen de navorderingsaanslagen IB/PVV 1996 respectievelijk 2000 en de daarbij opgelegde boetebeschikking (gedeeltelijk) gegrond verklaard en als volgt verminderd.

Belastingaanslag Aanslagnummer Belastbaar inkomen Verhoging /

Boete

Navorderingsaanslag IB/PVV 1996 […] f 13.894 f 2.336

Navorderingsaanslag IB/PVV 2000 […] f 42.738 f 2.645

1.3. Bij uitspraak van 27 september 2010 heeft de rechtbank als volgt geoordeeld (waarin belanghebbende als ‘eiser’ wordt aangeduid en de inspecteur als ‘verweerder’):

“De rechtbank:

- verklaart de beroepen tegen de navorderingsaanslagen IB/PVV 2000 en Zfw 2000 gegrond;

- vernietigt de uitspraken op bezwaar met betrekking tot IB/PVV 2000 en Zfw 2000 voor zover eiser in zijn bezwaren ontvankelijk is verklaard en laat de rechtsgevolgen van de uitspraken op bezwaar overigens in stand;

- verklaart de bezwaarschriften tegen de navorderingsaanslagen IB/PVV 2000 en Zfw 2000 alsnog niet-ontvankelijk;

- verklaart de beroepen tegen de navorderingsaanslagen VB 1995, VB 1996 en IB/PVV 1996 gegrond voor zover gericht tegen de boetebeschikkingen en vernietigt in zoverre de uitspraken op bezwaar van 19 augustus 2008 (VB 1995 en VB 1996) en 29 september 2008 (IB/PVV 1996);

- vermindert de boete VB 1995 tot ƒ 651, de boete VB 1996 tot ƒ 748 en de boete IB/PVV 1996 tot ƒ 1.985 en bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van de vernietigde besluiten;

- verklaart de beroepen tegen de navorderingsaanslagen VB 1995, VB 1996 en IB/PVV 1996 voor het overige ongegrond;

- gelast dat verweerder het door betaalde griffierecht van € 39 vergoedt.”

1.4. De door belanghebbende tegen deze uitspraak ingestelde hoger beroepen zijn bij het Hof ingekomen op 3 november 2010 en aangevuld bij brief van 16 november 2010. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5. Van belanghebbende zijn nadere stukken ontvangen op 14 december 2009, omstreeks 22 januari 2010, 3 maart 2010, 26 april 2010, 7 mei 2010, 12 mei 2010, 25 mei 2010, 1 juli 2010, 6 december 2010, 27 januari 2011, 9 februari 2011, 31 maart 2011, 28 april 2011, 27 mei 2011, 12 juli 2011, 14 november 2011, 12 december 2011, 16 december 2011 en 30 januari 2012, waarvan afschriften zijn verstrekt aan de wederpartij.

1.6. Van de inspecteur zijn nadere stukken ontvangen op 14 januari 2010 en 20 augustus 2010, waarvan afschriften zijn verstrekt aan de wederpartij.

1.7. Bij aangetekende brieven met dagtekening 4 januari 2012 heeft het Hof belanghebbende en de inspecteur uitgenodigd te verschijnen ter zitting van 21 februari 2012.

Bij faxbericht van 9 februari 2012 heeft de inspecteur verzocht om uitstel van het onderzoek ter zitting. Het uitstelverzoek van belanghebbende is door het Hof op 10 februari 2012 afgewezen.

1.8. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 februari 2012. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

2. Feiten

Gelet op het ter zitting bereikte compromis stelt het Hof geen feiten vast.

3. Geschil in hoger beroep

Belanghebbende betwist de rechtmatigheid van de onder 1.1 vermelde navorderingsaanslagen en beschikkingen.

4. Beoordeling van het geschil in hoger beroep

4.1. Ontvankelijkheid bezwaarschrift IB/PVV 2000 en Zfw 2000

4.1.1. De rechtbank heeft belanghebbende wegens niet-tijdig bezwaar maken niet-ontvankelijk verklaard met betrekking de IB/PVV 2000 en Zfw 2000.

4.1.2. Het Hof acht belanghebbende echter met betrekking tot genoemde bezwaarschriften wel ontvankelijk. De navorderingsaanslagen dateren van 17 november 2006. Belanghebbende heeft - naar niet in geschil is - gedateerd 28 november 2006, naar aangenomen kan worden naar aanleiding van de onder meer de onder 1.1 genoemde navorderingsaanslagen en beschikkingen, een bezwaarschrift bij de inspecteur ingediend dat aldus begint:

“ik teken Bezwaar aan tegen alle aanslagen die betrekking hebben op de mij toegezonden Aanslagen Vermeend buitenlands Vermogen en de door U gestelde inkomsten hieruit, Vergrijp boeten/heffingsrentes”.

4.1.3. Naar het oordeel van het Hof heeft belanghebbende met dit schrijven ook een bezwaarschrift ingediend tegen IB/PVV 2000 en Zfw 2000. Daaraan doet niet af dat deze navorderingsaanslagen - in tegenstelling tot de andere onder 1.1 genoemde navorderingsaanslagen - niet expliciet in belanghebbendes brief van 28 november 2006 vermeld staan. Het Hof acht aannemelijk dat belanghebbende de navorderingsaanslagen IB/PVV 2000 en Zfw 2000, gelet op de grote hoeveelheid belastingaanslagen die hij van de inspecteur heeft ontvangen, vergeten is nadrukkelijk in zijn specificatie te noemen.

4.1.4. Voor wat betreft de ontvankelijkheid van het bezwaar tegen de navorderingsaanslag IB/PVV 2000 komt daar nog bij dat tot de gedingstukken een ‘ontvangstbevestiging’ van de inspecteur, gedagtekend 27 december 2006, behoort waaruit expliciet blijkt dat belanghebbende op 13 december 2006, derhalve tijdig, bezwaar heeft gemaakt.

4.1.5. Nu de navorderingsaanslagen IB/PVV 2000 en Zfw 2000 zijn gedagtekend 17 november 2006 betekent dit dat belanghebbende tijdig een bezwaarschrift heeft ingediend en leidt het voorgaande ertoe dat belanghebbende ook met betrekking tot de navorderingsaanslagen IB/PVV 2000 en Zfw 2000 ontvankelijk is in zijn bezwaren.

4.2. Inhoudelijk

Ter zitting van het Hof hebben partijen het volgende compromis bereikt:

- uitsluitend de opgelegde navorderingsaanslag IB/PVV voor het jaar 1996, zoals die is vastgesteld bij uitspraak op bezwaar, blijft in stand, zij het zonder de daarin begrepen verhoging; hierna resteert op deze navorderingsaanslag een te betalen bedrag van f 2.336;

- de overige vastgestelde navorderingsaanslagen (voor zover van toepassing inclusief verhoging) en boeten worden vernietigd;

- de vastgestelde (primitieve) aanslagen en boeten betreffende de jaren 2003 tot en met 2008 worden aldus verminderd dat in de grondslag van die aanslagen/boeten geen bedragen begrepen zijn die direct of indirect te relateren zijn aan banktegoeden bij [Bank A] te [Duitsland] of [Bank B] te [Luxemburg];

- de beschikkingen heffingsrente worden overeenkomstig het voorgaande vernietigd of verminderd; en

- belanghebbende ziet af van (immateriële) schadevergoeding, (proces-)kostenvergoeding en vergoeding van het door hem betaalde griffierecht.

Slotsom

De slotsom is dat de hoger beroepen gegrond zijn.

5. Kosten

Gelet op het compromis acht het Hof geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten op de voet van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

6. Beslissing

Het Hof:

- vernietigt de uitspraak van de rechtbank;

- verklaart de beroepen gegrond;

- vernietigt de uitspraken op bezwaar;

- vernietigt de navorderingsaanslag VB 1995 (inclusief verhoging);

- vernietigt de navorderingsaanslag VB 1996 (inclusief verhoging);

- vernietigt de navorderingsaanslag IB 2000, alsmede de bij het vaststellen daarvan genomen heffingsrente- en boetebeschikking;

- vernietigt de navorderingsaanslag Zfw 2000, alsmede de bij het vaststellen daarvan genomen heffingsrente- en boetebeschikking;

- vermindert de navorderingsaanslag IB 1996 tot een bedrag van f 2.336 (zonder verhoging of ‘vergrijpboete’), en vermindert de heffingsrentebeschikking dienovereenkomstig.

De uitspraak is gedaan door mrs. P.F. Goes, voorzitter, F.J.P.M. Haas en M.J. Leijdekker, leden van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. M.H. Hogendoorn als griffier.

De beslissing is op 15 maart 2012 in het openbaar uitgesproken.

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.