Home

Gerechtshof Amsterdam, 08-03-2012, BW2991, 11/00073

Gerechtshof Amsterdam, 08-03-2012, BW2991, 11/00073

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
8 maart 2012
Datum publicatie
18 april 2012
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2012:BW2991
Zaaknummer
11/00073

Inhoudsindicatie

Evenals in eerste aanleg is in geschil of het bezwaar van belanghebbende wegens overschrijding van de bezwaartermijn niet-ontvankelijk is.

Daarnaast is in geschil of belanghebbende terecht is aangemerkt als belastingplichtige terzake van de opgelegde naheffingsaanslag.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

kenmerk 11/00073

8 maart 2012

eerste meervoudige belastingkamer

Proces-verbaal

van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep van

[X], wonende te [Z], belanghebbende,

gemachtigde mr. drs. C.M.J.E.P. Meerts,

tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk AWB 10/1813 van de rechtbank Alkmaar van 27 januari 2011 in het geding tussen

belanghebbende

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Bergen,

de heffingsambtenaar.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 februari 2012. Partijen zijn niet verschenen en hebben dit vooraf aan het Hof bericht.

Beslissing

Het Hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.

Gronden

1. De heffingsambtenaar heeft op 4 april 2010 een naheffingsaanslag parkeerbelasting van € 1,50 opgelegd, verhoogd met € 51 kosten. Op 22 april 2010 is een duplicaat-naheffingsaanslag toegestuurd aan de leasemaatschappij met vermelding van de bezwaartermijn van zes weken na 4 april 2010.

2. Bij uitspraak op bezwaar van 16 juli 2010 heeft de heffingsambtenaar het door belanghebbende op 19 mei 2010 per fax gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.

3. De rechtbank heeft het tegen deze uitspraak van de heffingsambtenaar door belanghebbende ingestelde beroep ongegrond verklaard.

4. Evenals in eerste aanleg is in geschil of het bezwaar van belanghebbende wegens overschrijding van de bezwaartermijn niet-ontvankelijk is.

Daarnaast is in geschil of belanghebbende terecht is aangemerkt als belastingplichtige terzake van de opgelegde naheffingsaanslag.

5. Tot de gedingstukken behoort een print van de waarneming van twee verbalisanten met betrekking tot het geparkeerd zijn van de bij belanghebbende in gebruik zijnde personenauto, een Ford met het kenteken [11-AA-BB]. Belanghebbende heeft niet betwist dat een naheffingsaanslag is opgelegd en aangebracht, zij het dat hij stelt dat het “wellicht” een andere personenauto betreft.

De stelling van belanghebbende dat de auto niet was geparkeerd in de gemeente Bergen acht het Hof, nu belanghebbende deze op geen enkele wijze nader heeft geadstrueerd, niet aannemelijk.

Voorts acht het Hof aannemelijk dat de naheffingsaanslag wel degelijk op de bij belanghebbende in gebruik zijnde personenauto is aangebracht. Het feit dat in de print de kleur “beige” is opgenomen terwijl de Rijksdienst voor het wegverkeer de aanduiding “bruin” vermeldt, acht het Hof van onvoldoende gewicht om aan de waarneming van de verbalisanten te twijfelen, te minder nu belanghebbende geen kleurenfoto van zijn auto heeft overgelegd om twijfel te doen rijzen bij de juistheid van de aanduiding “beige” in plaats van de (verwante) kleur “bruin”.

Gelet op het voorgaande moet worden aangenomen dat de naheffingsaanslag op de genoemde personenauto is aangebracht.

6. Niet in geschil is dat aan de leasemaatschappij ruim voor het verstrijken van de bezwaartermijn een duplicaat-naheffingsaanslag is verzonden met vermelding van de bezwaartermijn en belanghebbende heeft aan de hand van dit duplicaat bezwaar gemaakt. Belanghebbende heeft niet aan de hand van feiten en omstandigheden aannemelijk gemaakt dat hij zo spoedig mogelijk (binnen twee weken) na ontvangst van het duplicaat, bezwaar heeft gemaakt en dat het overschrijden van de bezwaartermijn van zes weken na 4 april 2010 verschoonbaar was.

7. Het Hof is dan ook van oordeel dat de heffingsambtenaar het bezwaar van belanghebbende terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Aan een inhoudelijke behandeling komt het Hof dan ook niet toe.

Kosten

Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de kosten op de voet van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

Deze uitspraak is gedaan op 8 maart 2012 door mrs. J.P.A. Boersma, voorzitter, A.D.R.M. Boumans en J.P. Kruimel, leden van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. J. Couperus als griffier. De beslissing is op die datum in het openbaar uitgesproken. Hiervan is dit proces-verbaal opgemaakt, ondertekend door de voorzitter van de belastingkamer en de griffier.

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Tenzij de Hoge Raad anders bepaalt, zal het gerechtshof deze mondelinge uitspraak vervangen door een schriftelijke. In dat geval krijgt u de gelegenheid de gronden van het beroep in cassatie alsnog aan te voeren of aan te vullen.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.