Home

Gerechtshof Amsterdam, 12-04-2012, BW3726, 11/00013

Gerechtshof Amsterdam, 12-04-2012, BW3726, 11/00013

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
12 april 2012
Datum publicatie
25 april 2012
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2012:BW3726
Formele relaties
Zaaknummer
11/00013
Relevante informatie
Algemene wet bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 01-05-2024 tot 01-03-2027] art. 8:75, Besluit proceskosten bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 01-01-2024] art. 1

Inhoudsindicatie

Proceskosten. Summier taxatierapport. Terecht geen punten toegekend voor hoorzitting.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

kenmerk 11/00013

12 april 2012

uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X], te [Z], belanghebbende,

gemachtigde mr. [B] ([ABC] te Zevenbergen),

en het incidenteel hoger beroep van

de heffingsambtenaar van de gemeente Huizen,

de heffingsambtenaar,

gemachtigde mr. [D],

tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk AWB 10/4207 van de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) in het geding tussen belanghebbende en de heffingsambtenaar.

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1. De heffingsambtenaar heeft bij beschikking, gedagtekend 27 februari 2010, de waarde van de onroerende zaak, plaatselijk bekend als [a-straat 1] te Q (hierna: de woning) op de waardepeildatum 1 januari 2009 voor het kalenderjaar 2010 vastgesteld op € 401.000.

1.2. Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak, gedagtekend 30 juli 2010, de vastgestelde waarde gehandhaafd.

1.3. Bij uitspraak van 29 november 2010, verzonden op 2 december 2010, heeft de rechtbank het door belanghebbende ingestelde beroep gegrond verklaard en de vastgestelde waarde verminderd tot € 386.000.

1.4. Het tegen deze uitspraak ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 11 januari 2011. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend en heeft daarbij incidenteel hoger beroep ingesteld.

1.5. Daartoe door het Hof in de gelegenheid gesteld, heeft belanghebbende verweer gevoerd in het incidenteel hoger beroep, waarop door de heffingsambtenaar is gereageerd bij brief van 13 januari 2012. Een afschrift van deze brief is aan belanghebbende gezonden.

1.6. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 januari 2012. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2. Feiten

In de ontwikkeling van het geschil in hoger beroep vindt het Hof aanleiding de feiten als volgt vast te stellen:

Tot de gedingstukken behoort een taxatierapport van taxateur [A] ([C] Taxateurs te Zevenbergen) (hierna: het taxatierapport). [A] is in loondienst van [ABC-diensten] b.v. Deze vennootschap voert als handelsnamen “[ABC]” en “[C] Taxateurs”. De uitkomsten van bezwaar- en beroepsprocedures die [ABC] voor cliënten voert, hebben geen invloed op de geldelijke beloning die [A] ontvangt.

3. De overwegingen van de rechtbank

De rechtbank heeft, voor zoveel in hoger beroep van belang, overwogen als volgt. Daarbij is door de rechtbank belanghebbende aangeduid als eiser en de heffingsambtenaar als verweerder.

`13. De rechtbank vindt aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiser in verband met de behandeling van het bezwaar en het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 1.092 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift met een waarde per punt van € 218, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 437 en een wegingsfactor 1).

14. Voor de overige door eiser genoemde proceskosten, te weten de kosten van het taxatierapport van [C] taxateurs, overweegt de rechtbank het volgende.

De rechtbank stelt vast dat het uitbrengen van een taxatierapport aan eiser in dit geval redelijk is. Gelet op hetgeen hierover is bepaald in het Besluit proceskosten bestuursrecht - welke hiervoor verwijst naar het Besluit tarieven in strafzaken - kunnen dergelijke kosten alleen vergoed worden tot een maximum van € 81,23 per uur. Eiser heeft gevraagd om een integrale vergoeding van de kosten van de taxatie, zijnde € 327,25 inclusief BTW. Dit komt, uitgaande van de maximale vergoeding, overeen met een tijdsbesteding van (afgerond) vier uur voor deze taxatie. Verweerder stelt zich op het standpunt dat voor deze taxatie een uurvergoeding van € 81,23 per uur te hoog is en dat het aantal aan het taxatierapport bestede uren minder is dan vier.

Gelet op de inhoud en de kwaliteit van het taxatierapport zoals hiervoor onder 10. en 11. naar voren is gekomen, ziet de rechtbank aanleiding de vergoeding voor het taxatierapport vast te stellen op basis van een tijdsbeslag van een half uur en een uurtarief van € 40 en stelt de vergoeding voor dit rapport derhalve vast op € 20.´

4. Geschil in hoger beroep

4.1. In hoger beroep is in geschil of de proceskosten door de rechtbank zijn vastgesteld op een te laag bedrag, hetgeen belanghebbende verdedigt, dan wel op een te hoog bedrag, hetgeen de heffingsambtenaar verdedigt.

4.2. Voor de standpunten van partijen in hoger beroep verwijst het Hof naar hetgeen in de gedingstukken is vermeld en naar hetgeen door partijen ter zitting is verklaard, zoals vastgelegd in het daarvan opgemaakte proces-verbaal.

5. Beoordeling van het geschil

5.1. Het Hof zal allereerst beoordelen of belanghebbende dan wel zijn gemachtigde namens hem, redelijkerwijs de kosten voor het taxatierapport heeft moeten maken. Niet is gesteld of gebleken dat belanghebbende over taxatietechnische kennis beschikt. Daarnaast heeft zijn gemachtigde onweersproken gesteld dat zij zelf geen makelaar is en daarom behoefte heeft aan advies van een taxateur. Onder die omstandigheden is het Hof van oordeel dat het inschakelen van een taxateur ter onderbouwing van het in te dienen bezwaarschrift, in redelijkheid is gedaan. Daaraan doet niet af dat [ABC] min of meer automatisch een taxateur inschakelen nadat iemand zich als cliënt bij hen heeft aangemeld. Hetgeen de heffingsambtenaar heeft gesteld en aangevoerd is onvoldoende voor het oordeel dat het inschakelen van de taxateur niet redelijk was.

5.2. De heffingsambtenaar heeft gesteld dat de kosten voor het taxatierapport niet voor vergoeding in aanmerking komen omdat [C] Taxateurs - evenals [ABC] - een handelsnaam is van [ABC-diensten] B.V. Naar het oordeel van het Hof leidt het feit dat de taxateur werkzaam is bij hetzelfde bedrijf als de gemachtigde die de rechtsbijstand verleent aan belanghebbende, er niet toe dat de kosten voor het taxatierapport niet voor vergoeding in aanmerking komen. Daarbij neemt het Hof mede in aanmerking dat niet is gesteld of gebleken dat de taxatie is verricht door de rechtsbijstandverlener. Aan het vorengaande doet niet af dat de gemachtigde van belanghebbende het noodzakelijk heeft gevonden een taxatie te laten uitvoeren.

5.3. De heffingsambtenaar heeft gesteld dat er geen reden is voor een vergoeding van het taxatierapport omdat hij bij de beoordeling van het bezwaarschrift zelfstandig een heroverweging heeft gemaakt waarbij het taxatierapport niet is gebruikt. Het Hof is van oordeel dat daarin geen aanleiding kan worden gevonden om af te zien van de toekenning van een vergoeding voor het taxatierapport. De kosten die belanghebbende redelijkerwijs heeft gemaakt om zijn stelling(en) in de bezwaarfase te onderbouwen komen, anders dan de heffingsambtenaar kennelijk ten onrechte verondersteld, voor vergoeding in aanmerking.

5.4. Voorts heeft de heffingsambtenaar gesteld dat er geen sprake is van een deskundigenrapport. Naar het oordeel van het Hof dient het onderhavige taxatierapport gelet op de kwalificaties van de taxateur te worden aangemerkt als een deskundigenrapport. De heffingsambtenaar heeft weliswaar betoogd dat volgens SVMNIVO iemand die geregistreerd staat als KRMT (kandidaat-registermakelaar/taxateur) geen taxaties mag verrichten, maar hij heeft het bestaan van een dergelijk verbod niet onderbouwd. Het Hof ziet geen aanleiding om aan de taxateur van belanghebbende de zwaardere eisen te stellen die de heffingsambtenaar voorstaat.

5.5. Tussen partijen is verder in geschil of er gelet op de kwaliteit van het taxatierapport wel aanleiding is voor toekenning van een vergoeding. De heffingsambtenaar heeft gewezen op omissies en fouten in het taxatierapport en heeft gesteld dat de kwaliteit zodanig is dat het rapport geen inzicht geeft in de waardebepaling. Belanghebbende heeft erkend dat de kwaliteit van het taxatierapport niet optimaal is en heeft gelet daarop nader het standpunt ingenomen dat het aantal te vergoeden uren kan worden teruggebracht tot twee.

Hieromtrent overweegt het Hof als volgt. De kwaliteit van het taxatierapport kan voor de belastingrechter aanleiding zijn aan de taxatie geen of minder gewicht toe te kennen. Het Hof ziet in het onderhavige geval evenwel geen aanleiding te oordelen dat voor het taxatierapport geen kostenvergoeding kan worden toegekend.

5.6. In het verlengde van hetgeen onder 5.5 is overwogen verschillen partijen van mening over het uurtarief en het aantal uren dat voor het taxatierapport kan worden toegekend. Belanghebbende vindt de door de rechtbank toegekende vergoeding van € 20, gebaseerd op een half uur en een tarief van € 40 per uur, niet reëel voor de verrichte werkzaamheden. De heffingsambtenaar stelt dat de werkzaamheden van de taxateur überhaupt niet voor vergoeding in aanmerking komen.

Gelet op het summiere karakter van het taxatierapport is het Hof van oordeel dat vergoeding van 1 uur daarvoor passend is en het Hof stelt het uurtarief op € 81,23 exclusief omzetbelasting zodat een totaalbedrag van € 97 wordt vergoed.

5.7. Belanghebbende heeft gesteld dat de rechtbank voor de hoorzitting ten onrechte geen punten heeft toegekend in het kader van de proceskosten. Deze beslissing is naar het oordeel van het Hof juist omdat op grond van onderdeel A4.2 van de bijlage bij het Besluit proceskosten bestuursrecht alleen een punt kan worden toegekend voor “Verschijnen hoorzitting”.

Slotsom

De slotsom is dat het hoger beroep gegrond is en dat het incidenteel hoger beroep ongegrond is. De uitspraak van de rechtbank dient te worden vernietigd voor zover het betreft de proceskosten.

5. Kosten

Het Hof acht termen aanwezig voor een kostenveroordeling op de voet van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. De voor vergoeding in aanmerking komende kosten zijn opgenomen in artikel 1 van het Besluit proceskosten bestuursrecht (het Besluit).

Voor het onderhavige geval zijn dat de in onderdeel a van dit artikel vermelde kosten van door een derde beroepsmatige verleende rechtsbijstand en de in onderdeel b vermelde kosten van het door een deskundige uitgebracht taxatierapport. Het Hof stelt het gewicht van de zaak in beroep en in hoger beroep op 0,5 nu in deze procedure alleen de proceskostenvergoeding in geding is. Ingevolge artikel 2, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van het Besluit stelt het Hof het bedrag van deze kosten overeenkomstig het in de bijlage bij het Besluit opgenomen tarief op: 1 [bezwaarschrift] x € 218 x 0,5 (wegingsfactor) + 4,5 [beroepschrift, hogerberoepschrift, beantwoording incidenteel hoger beroep, zitting rechtbank, zitting Hof] x € 437 x 0,5 (wegingsfactor) = € 1.092,25 + € 97 (taxatierapport) = € 1.189,25.

6. Beslissing

Het Hof:

- vernietigt de uitspraak van de rechtbank, doch uitsluitend voor zover het betreft de proceskostenveroordeling;

- veroordeelt de heffingsambtenaar in de kosten van belanghebbende tot een bedrag van € 1.189,25.

- gelast de heffingsambtenaar aan belanghebbende het betaalde griffierecht ad € 111 (hoger beroep bij het Hof) te vergoeden.

De uitspraak is gedaan door mrs. A.P.M. van Rijn, voorzitter, J.P. Kruimel en O.B. Onnes, leden van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. J. Couperus, als griffier. De beslissing is op 12 april 2012 in het openbaar uitgesproken.

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.