Gerechtshof Amsterdam, 31-05-2012, BX0242, 10-00283
Gerechtshof Amsterdam, 31-05-2012, BX0242, 10-00283
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 31 mei 2012
- Datum publicatie
- 4 juli 2012
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2012:BX0242
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2012:BY2669, Niet ontvankelijk
- Zaaknummer
- 10-00283
- Relevante informatie
- Kostenwet invordering rijksbelastingen [Tekst geldig vanaf 01-01-2024] art. 7,1
Inhoudsindicatie
Een beroep tegen een uitspraak van de ontvanger kan geen betrekking hebben op een onherroepelijk vaststaande beschikking heffingsrente.
Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
kenmerk 10/00283, 10/00286 t/m 10/00289
31 mei 2012
uitspraak van de zeventiende enkelvoudige belastingkamer
op het onder 10/00283 ingeschreven hogere beroep van
[X] te [Z], belanghebbende,
tegen
de uitspraak in de zaak met kenmerk AWB 09/7998 van de rechtbank Haarlem (hierna: de rechtbank) van 12 april 2010,
alsmede
op het onder kenmerk 10/00286 t/m 10/00289 ingeschreven hogere beroep van belanghebbende
tegen
de uitspraak in de zaak met kenmerk 09/466, 09/468, 09/470 en 09/471 van de rechtbank van 12 april 2010,
in de gedingen tussen
belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst Holland-Noord/kantoor Alkmaar, de inspecteur.
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1. In het hogere beroep met kenmerk 10/10/00283
1.1.1. Met dagtekening 23 juli 2004 heeft de inspecteur tegelijk met de aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2002 bij beschikking een bedrag van € 153 aan heffingsrente aan eiser in rekening gebracht.
1.1.2. Met dagtekening 19 november 2008 heeft belanghebbende tegen de in rekening gebrachte heffingsrente bezwaar gemaakt in een aan de ontvanger gericht bezwaarschrift inzake in rekening gebrachte invorderingsrente.
1.1.3. Tegen de door de ontvanger gedane uitspraak op bezwaar heeft belanghebbende beroep ingesteld dat mede betrekking heeft op de beschikking heffingsrente. De rechtbank heeft het beroep inzake de heffingsrente bij uitspraak van 12 april 2010 niet-ontvankelijk verklaard. In dezelfde uitspraak heeft de rechtbank het beroep inzake de invorderingsrente ongegrond verklaard.
1.1.4. Het tegen deze uitspraak door belanghebbende ingestelde hogere beroep is ter griffie ontvangen op 3 mei 2010 en ingeschreven onder kenmerk 10/00283.
1.2. In het hogere beroep met kenmerk 10/00286
1.2.1. Met dagtekening 14 oktober 2005 heeft de inspecteur tegelijk met de aanslag IB/PVV voor het jaar 2003 bij beschikking een bedrag van € 512 aan heffingsrente in rekening gebracht.
1.2.2. Bij uitspraak op bezwaar is de bij beschikking in rekening gebrachte heffingsrente in verband met een vermindering van de aanslag nader vastgesteld op € 438.
1.2.3. De rechtbank heeft het onder 09/466 ingeschreven beroep tegen deze uitspraak ongegrond verklaard.
1.2.4. Het tegen deze uitspraak door belanghebbende ingestelde hogere beroep is ter griffie ontvangen op 3 mei 2010 en ingeschreven onder kenmerk 10/00286.
1.3. In het hogere beroep met kenmerk 10/00287
1.3.1. Met dagtekening 14 oktober 2005 heeft de inspecteur tegelijk met de aanslag IB/PVV voor het jaar 2004 bij beschikking een bedrag van € 181 aan heffingsrente in rekening gebracht.
1.3.2. Bij uitspraak op bezwaar is de bij beschikking in rekening gebrachte heffingsrente in verband met een vermindering van de aanslag nader vastgesteld op € 166.
1.3.3. De rechtbank heeft het onder 09/468 ingeschreven beroep tegen deze uitspraak ongegrond verklaard.
1.3.4. Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld. Dit hoger beroep is ingeschreven onder kenmerk 10/00287.
1.4. In het hogere beroep met kenmerk 10/00288
1.4.1. Met dagtekening 20 november 2008 heeft de inspecteur tegelijk met de aanslag IB/PVV voor het jaar 2005 bij beschikking een bedrag van € 350 aan heffingsrente in rekening gebracht.
1.4.2. Bij uitspraak op bezwaar is de beschikking gehandhaafd.
1.4.3. De rechtbank heeft het onder 09/470 ingeschreven beroep tegen deze uitspraak ongegrond verklaard.
1.4.4. Het tegen deze uitspraak door belanghebbende ingestelde hogere beroep is ter griffie ontvangen op 3 mei 2010 en ingeschreven onder kenmerk 10/00288.
1.5. In het hogere beroep met kenmerk 10/00289
1.5.1. Met dagtekening 12 december 2008 heeft de inspecteur tegelijk met de aanslag IB/PVV voor het jaar 2006 bij beschikking een bedrag van € 484 aan heffingsrente in rekening gebracht.
1.5.2. Bij uitspraak op bezwaar is de beschikking gehandhaafd.
1.5.3. De rechtbank heeft het onder 09/471 ingeschreven beroep tegen deze uitspraak ongegrond verklaard.
1.5.4. Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld. Dit hoger beroep is ingeschreven onder kenmerk 10/00289.
1.6. In alle hiervoor vermelde hogere beroepen
1.6.1. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
1.6.2. Het onderzoek inzake alle voormelde hogere beroepen heeft plaatsgevonden op 24 april 2012. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
1.6.3. Ter zitting is aan partijen meegedeeld dat het onder 10/00283 ingeschreven hogere beroep tegen de onder kenmerk AWB 07/7998 gedane uitspraak van de rechtbank wordt gesplitst in
- een onder kenmerk 10/00283 ingeschreven hoger beroep tegen deze rechtbankuitspraak voor zover die ziet op de beschikking heffingsrente en
- een onder kenmerk 12/00329 ingeschreven hoger beroep tegen deze rechtbankuitspraak voor zover die ziet op de beschikking invorderingsrente.
2. Feiten
Voor de feiten verwijst het Hof naar de in de aanhef vermelde uitspraken van de rechtbank.
3. Geschilomschrijving
Tussen partijen is evenals bij de rechtbank in geschil of de heffingsrente zoals vastgesteld bij de uitspraken op bezwaar inzake de aanslagen IB/PVV voor de jaren 2003 en 2004 en bij de aanslagen PB/PVV voor de jaren 2005 en 2006 terecht en tot het juiste bedrag is berekend.
Voorts is in geschil of de rechtbank het beroep met betrekking tot de heffingsrente 2002 terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
4. Beoordeling van het geschil
4.1. De rechtbank heeft op goede gronden geoordeeld dat de beschikking heffingsrente ter zake van de aanslag IB/PVV 2002 thans niet meer te beoordeling aan de rechter kan worden voorgelegd. Het op die beschikking betrekking hebbende beroep is dan ook terecht niet-ontvankelijk verklaard.
4.2. De rechtbank heeft op goede gronden geoordeeld dat het beroep tegen de uitspraak op bezwaar inzake de beschikkingen heffingsrente ter zake van de aanslagen IB/PVV voor de jaren 2003 tot en met 2006 ongegrond is. Belanghebbende heeft in hoger beroep geen feiten of omstandigheden aangevoerd die tot een ander oordeel kunnen leiden, zodat het Hof de uitspraak van de rechtbank zal bevestigen.
Slotsom
4.3. Het vorenoverwogene voert tot de slotsom dat de hogere beroepen ongegrond zijn. Hetgeen belanghebbende overigens heeft aangevoerd doet daar niet aan af en kan mitsdien buiten beschouwing blijven.
5. Kosten
Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de kosten op de voet van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
6. Beslissing
Het Hof bevestigt de uitspraken van de rechtbank.
De uitspraak is gedaan door mr. J.P.F. Slijpen, lid van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. E.G. van der Laan als griffier. De beslissing is op 31 mei 2012 in het openbaar uitgesproken.
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1.. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.