Home

Gerechtshof Amsterdam, 31-05-2012, BX0244, 10-00284

Gerechtshof Amsterdam, 31-05-2012, BX0244, 10-00284

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
31 mei 2012
Datum publicatie
4 juli 2012
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2012:BX0244
Zaaknummer
10-00284
Relevante informatie
Kostenwet invordering rijksbelastingen [Tekst geldig vanaf 01-01-2024] art. 7,1

Inhoudsindicatie

Een door de ontvanger bij brief gedane mededeling over openstaande belastingschulden is geen voor bezwaar vatbare beschikking.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

kenmerk 12/00329, 10/00284 en 10/00285

31 mei 2012

uitspraak van de zeventiende enkelvoudige belastingkamer

op de hogere beroepen van

[X] te [Z], belanghebbende,

tegen

- de uitspraak in de zaak met kenmerk AWB 09/7998 en

- de uitspraak in de zaak met kenmerk AWB 09/2150 en 09/2151,

beide van de rechtbank Haarlem (hierna: de rechtbank) van 12 april 2010,

in de gedingen tussen

belanghebbende

en

de ontvanger van de Belastingdienst Holland-Noord/kantoor Alkmaar, de ontvanger.

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1. In het hogere beroep met kenmerk 12/00329

1.1.1. Met dagtekening 19 november 2008 heeft de ontvanger bij beschikking de door eiser verschuldigde invorderingsrente in verband met een betaling op de aanslag IB/PVV 2002 vastgesteld op € 555.

1.1.2. Het tegen deze beschikking gemaakte bezwaar is bij uitspraak op bezwaar van 8 december 2008 ongegrond verklaard.

1.1.3. De rechtbank heeft het tegen de uitspraak op bezwaar ingediende beroep bij uitspraak van 12 april 2010, kenmerk AWB 09/7998, ongegrond verklaard.

1.1.4. Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld. Dit hoger beroep is ingeschreven onder kenmerk 10/00283.

1.2. In het hogere beroep met kenmerk 10/00284 en 10/00285

1.2.1. Bij brief van 5 januari 2009 heeft de ontvanger belanghebbende mededeling gedaan van openstaande belastingschulden op de aanslagen IB/PV voor de jaren 2003 en 2004. Daarbij is tevens mededeling gedaan van de tot 5 januari 2009 verschuldigde invorderingsrente inzake deze belastingschulden te weten € 912 v00r 2003 en € 631 voor 2004.

1.2.2. Het bezwaar tegen deze mededeling is bij uitspraak op bezwaar van 19 maart 2009 niet-ontvankelijk verklaard.

1.2.3. De rechtbank heeft het tegen de uitspraak op bezwaar ingediende beroep bij uitspraak van 12 april 2010 onder kenmerk AWB09/2150 en 09/2151 ongegrond verklaard.

1.2.4. Het tegen deze uitspraak door belanghebbende ingestelde hogere beroep is ter griffie ontvangen op 3 mei 2010 en ingeschreven onder kenmerk 10/00284 en 10/00285.

1.3. In beide hiervoor vermelde hogere beroepen

1.3.1. De ontvanger heeft in de hogere beroepen met voormelde kenmerken een verweerschrift ingediend.

1.3.2. Het onderzoek inzake beide voormelde hogere beroepen heeft plaatsgevonden op 24 april 2012. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

1.3.3. Ter zitting is aan partijen meegedeeld dat het onder 10/00283 ingeschreven hogere beroep tegen de onder kenmerk AWB 07/7998 gedane uitspraak van de rechtbank wordt gesplitst in

- een onder kenmerk 10/00283 ingeschreven hoger beroep tegen deze rechtbankuitspraak voor zover die ziet op de beschikking heffingsrente en

- een onder 12/00329 ingeschreven hoger beroep ingeschreven hoger beroep tegen deze rechtbankuitspraak voor zover die ziet op de beschikking invorderingsrente.

2. Feiten

Voor de feiten verwijst het Hof naar de in de aanhef vermelde uitspraken van de rechtbank.

3. Geschilomschrijving

Tussen partijen is in geschil of ter zake van de niet tijdige betaling van de op de aanslag IB/PVV voor het jaar 2002 terecht en tot het juist bedrag invorderingsrente in rekening is gebracht en of de bij brief van 5 januari 2009 gedane mededeling inzake de invorderingsrente een voor bezwaar vatbare beschikking is.

4. Beoordeling van het geschil

4.1. De rechtbank heeft op goede gronden geoordeeld dat de beschikking invorderingsrente terecht en tot het juiste bedrag is genomen. Belanghebbende heeft in hoger beroep geen feiten en omstandigheden aangevoerd die tot een ander oordeel kunnen leiden, zodat het Hof volstaat met een verwijzing naar de uitspraak van de rechtbank.

4.2. De rechtbank heeft op goede gronden geoordeeld dat de bij brief van 5 januari 2009 gedane mededeling geen voor bezwaar vatbare beschikking is en dat het tegen die mededeling gerichte bezwaar om die reden niet-ontvankelijk is verklaard.

Slotsom

4.3. Het vorenoverwogene voert tot de slotsom dat de hogere beroepen ongegrond zijn. Hetgeen belanghebbende overigens heeft aangevoerd doet daar niet aan af en kan mitsdien buiten beschouwing worden gelaten. De uitspraken van de rechtbank dienen te worden bevestigd.

5. Kosten

Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de kosten op de voet van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

6. Beslissing

Het Hof bevestigt de uitspraken van de rechtbank.

De uitspraak is gedaan door mr. J.P.F. Slijpen, lid van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. E.G. van der Laan als griffier. De beslissing is op 31 mei 2012 in het openbaar uitgesproken.

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1.. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.