Home

Gerechtshof Amsterdam, 05-07-2012, BX6102, 11-00361

Gerechtshof Amsterdam, 05-07-2012, BX6102, 11-00361

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
5 juli 2012
Datum publicatie
30 augustus 2012
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2012:BX6102
Zaaknummer
11-00361
Relevante informatie
Wet inkomstenbelasting 2001 [Tekst geldig vanaf 01-07-2023 tot 01-01-2024] art. 3.8

Inhoudsindicatie

Aanzuivering van verliezen door vermindering rekening-courant vordering is verstrekking van informeel kapitaal.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

kenmerk 11/00361

5 juli 2012

uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] B.V. gevestigd te [Z], belanghebbende,

gemachtigde: mr. drs. A.E.T.M. van de Camp (BIZ Advocaten te Zaltbommel)

tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk AWB 10/2630 van de rechtbank Haarlem (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst/Holland-Noord/kantoor Alkmaar,

de inspecteur.

1. Ontstaan en loop van het geding

De inspecteur heeft met dagtekening 4 april 2009 aan belanghebbende voor het jaar 2006 een aanslag opgelegd in de vennootschapsbelasting berekend naar een belastbaar bedrag van € 27.134.

Nadat belanghebbende bezwaar had gemaakt tegen de aanslag en de daarin besloten liggende beschikking tot vaststelling van het verlies van het jaar 2006 op nihil heeft de inspecteur bij uitspraak, gedagtekend 4 mei 2010, de aanslag en de verliesvaststellingsbeschikking gehandhaafd.

Bij uitspraak van 6 april 2011, heeft de rechtbank het door belanghebbende ingestelde beroep ongegrond verklaard.

Het tegen deze uitspraak ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 29 april 2011, aangevuld bij brief van 1 juni 2011. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 mei 2012. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2. Feiten

2.1. Belanghebbende houdt alle aandelen in [Y] B.V., voorheen genaamd [U] B.V. De bedrijfsactiviteiten van [Y] B.V. bestonden uit de productie en handel in kantoorstoelen. Belanghebbende heeft een vordering op [Y] B.V. die voortvloeit uit een rekening-courant verhouding.

2.2. Belanghebbende heeft aangifte vennootschapsbelasting over het jaar 2006 gedaan naar een belastbaar bedrag van € - 97.866. In deze aangifte staat de deelneming in [Y] B.V. ultimo 2006 op de balans voor € 162.262 en is onder de post “kortlopende vorderingen op deelnemingen en gelieerde maatschappijen” een vordering op [Y] BV opgenomen voor een bedrag van € 57.127.

Onder de overige bedrijfskosten is in de aangifte onder ”waarderingsverminderingen van vorderingen” een bedrag van € 125.000 ten laste van de winst gebracht.

2.4. Tot de stukken van het geding (als bijlage bij het verweerschrift in eerste aanleg) behoort een namens belanghebbende opgesteld overzicht, dat is gevoegd bij een aan de inspecteur gerichte brief van 24 december 2008, van de mutaties van de rekening-courant vordering van belanghebbende op [Y] B.V. Hieruit blijkt – voor zover thans van belang - het volgende verloop:

Balans 31 december 2002 121.795

Huurbaten op verhuur aan [Y] BV 34.560 34.560

Saldo overige mutaties 16.506

Balans 31 december 2003 172.861

Resultaat werk bv 2002 -16.677

Resultaat werk bv 2003 -111.648

Huurbaten op verhuur aan [Y] BV 32.010 32.010

Rente R/C 3.557 3.557

Saldo overige mutaties 129.897

Balans 31 december 2004 210.000

Resultaat werk bv 2004 -118.049

Huurbaten op verhuur aan [Y] BV 23.500 23.500

Rente R/C 7.973 7.973

Saldo overige mutaties 33.527

Balans 31 december 2005 156.951

Huurbaten op verhuur aan [Y] BV 23.400 23.400

Saldo overige mutaties -10.262

Resultaat werk bv 12.038

Totaal huurbaten 113.470

Totaal rente R/C 11.530

Totaal huurbaten en rente R/C 125.000

Oninbaar huurbaten en rente r/c -125.000

Balans 31 december 2006 57.127

2.5. De inspecteur heeft het aangegeven belastbare bedrag gecorrigeerd met € 125.000, de aanslag vennootschapsbelasting voor het jaar 2006 opgelegd naar een belastbaar bedrag van € 27.134 en het verlies van het jaar 2006 vastgesteld op nihil.

2.6. In de uitspraak op bezwaar van de inspecteur is onder meer het volgende opgenomen:

“Verloop van de vordering

Het verloop van de vordering hebben wij duidelijk proberen te krijgen in onze brief van 25 maart 2010. Uit de aangiften over het jaar 2006 en de daaraan voorafgaande jaren is gebleken dat de fiscale boekwaarde van de deelneming [Y] BV al jaren op het bedrag van € 161.262 staat.

Voor de hand had gelegen dat de verliezen van de dochter zouden zijn afgeboekt van de waarde van de deelneming, waarna deze waardedaling onder de deelnemingsvrijstelling moet worden geëlimineerd (anders komt het verlies - ten onrechte - ten laste van het resultaat van de moedervennootschap).

Door de accountant is evenwel het verlies in mindering gebracht op de rekening-courant.

(…)

Het juiste verloop van de vordering zou dus als volgt moeten zijn:

Stand 31 december 2006 (voor afwaardering) 182.127

Bij: verlies 2002 16.677

Bij: verlies 2003 111.648

Bij: verlies 2004 118.049

Af: winst 2005 -12.038

Geschoonde vordering (excl. renteaanpassingen) 416.463”

2.7. In de aangifte vennootschapsbelasting 2005 van [Y] B.V. is de schuld aan belanghebbende op de balans ultimo 2005 opgenomen voor een bedrag van € 156.951 en is onder voordelen uit deelnemingsvrijstelling een bedrag van € 118.049 opgenomen. Dit bedrag is gelijk aan het negatieve resultaat over het jaar 2004. Het eigen vermogen ultimo 2005 van [Y] B.V. bedraagt volgens deze aangifte € 99.302.

2.8. Aan het einde van het boekjaar 2006 bedraagt het eigen vermogen van [Y] B.V. uitgaande van een schuld aan belanghebbende van € 182.127, volgens belanghebbende € 36.320, daarbij uitgaande van “een waardering van alle activa en passiva op 100% van de nominale waarde”. Volgens belanghebbende bedroeg het resultaat over 2006 van [Y] B.V. € 47.990 negatief. Volgens de inspecteur is echter een belastbare winst aangegeven van € 77.010 positief en wordt het verschil tussen dit bedrag en het resultaat volgens belanghebbende van € 47.990 veroorzaakt doordat [Y] B.V. een bedrag van € 125.000 ten gunste van haar fiscale resultaat heeft gebracht.

2.9. De resultaten van [Y] B.V. bedroegen in de periode 2000 tot en met 2005:

2002 -16.522

2003 -111.293

2004 - 180.227

2005 - 170.504

3. Geschil in hoger beroep

3.1. Evenals bij de rechtbank is bij het Hof in geschil of belanghebbende haar vordering op [Y] B.V. in 2006 met € 125.000 mag afwaarderen ten laste van de winst.

3.2. Belanghebbende stelt zich in hoger beroep evenals in eerste aanleg op het standpunt dat de vordering € 416.643 bedraagt en dat afwaardering voor een bedrag van € 125.000 op grond van goed koopmansgebruik is toegestaan. Voor het geval de inspecteur zich beroept op de onzakelijkheid van de vordering, beroept belanghebbende zich tevens op het vertrouwensbeginsel.

3.3. De inspecteur is evenals in eerste aanleg van mening dat de vordering ultimo 2006 €182.127 bedraagt en dat er gelet op de vermogenspositie van [Y] B.V. geen reden is voor afwaardering van de vordering. Subsidiair stelt de inspecteur zich op het standpunt dat sprake is van een onzakelijke lening.

4. Beoordeling van het geschil

4.1. De rechtbank heeft ten aanzien van het geschil als volgt overwogen, waarbij belanghebbende wordt aangeduid als eiseres en de inspecteur als verweerder:

“4.1. Met verweerder gaat de rechtbank ervan uit dat de vordering van eiseres op [Y] B.V. eind 2006 nominaal € 182.127 bedraagt en dat het verschil tussen het door verweerder gestelde bedrag van de ‘geschoonde’ vordering van € 416.643 en het bedrag van € 182.127 moet worden aangemerkt als een inbreng van informeel kapitaal door eiseres in [Y] B.V. De rechtbank ziet geen grond om eiseres in haar eerst ter zitting betrokken andersluidende opvatting te volgen. Immers, uit de bestendige gedragingen van zowel eiseres als [Y] B.V. zoals die mede tot uitdrukking komen in de door beiden voor de aan het onderhavige jaar voorafgaande jaren gedane aangiften, blijkt dat aanzuivering van de door laatstgenoemde geleden verliezen steeds heeft plaatsgevonden door middel van gedeeltelijke omzetting door eiseres van haar vordering op [Y] B.V. in eigen vermogen. De rechtbank ziet in de blote stelling van eiseres dat de boekhoudkundige verwerking bij eiseres en [Y] B.V. van een en ander in die jaren onjuist is, geen grond om in dezen tot een ander oordeel te komen. Uit deze boekhoudkundige verwerking blijkt immers een andere intentie van [belanghebbende en [Y] B.V.] dan die, die thans door eiseres wordt verdedigd. Anders dan eiseres betoogt, acht de rechtbank in dit verband niet van belang dat formeel geen kwijtschelding heeft plaatsgevonden door eiseres van haar vordering op [Y] B.V. Een zodanige formele kwijtschelding is immers niet vereist voor het in aanmerking nemen van een informele kapitaalstorting.

4.2. Nu moet worden aangenomen dat eind 2006 de vordering van eiseres op [Y] B.V. € 182.127 bedraagt, is tussen partijen niet in geschil dat de waarde in het economische verkeer van de bezittingen van [Y] B.V. die van haar schulden, met inbegrip van de onderhavige, overtreft. Reeds op grond van die omstandigheid is er naar het oordeel van de rechtbank geen grond om in het onderwerpelijke jaar een verlies te nemen ter zake van de onderhavige geldverstrekking.

4.3. Op het voorgaande stuiten de door eiseres bijgebrachte klachten in hun geheel af. “

4.2. Het Hof volgt de rechtbank in haar oordeel en voegt hieraan het volgende toe.

4.2.1. Het Hof gaat uit van de juistheid van het namens belanghebbende overgelegde overzicht waarvan de inhoud (voor zover van belang) onder 2.4 is opgenomen. De inspecteur heeft ten aanzien van deze opstelling onweersproken verklaard dat deze overeenstemt met de administratie, de jaarstukken en de aangiften van belanghebbende over de desbetreffende jaren. Daarvan uitgaande, is het Hof van oordeel dat deze gegevens als weergave van hetgeen zich in de relatie tussen belanghebbende en [Y] B.V. heeft voorgedaan geen andere conclusie toelaten dan dat belanghebbende de door [Y] B.V. geleden verliezen gedurende een aantal jaren heeft aangezuiverd door met deze bedragen haar rekening-courantvordering op [Y] B.V. te verminderen. Hieraan verbindt het Hof als gevolg dat ten belope van die bedragen sprake is van het verstrekken van informeel kapitaal door belanghebbende aan haar dochtervennootschap. Deze kapitaalverstrekkingen kunnen niet ten laste van de winst worden gebracht, zoals ook door de rechtbank is geoordeeld. Hieruit volgt dat het saldo van de rekening-courant ultimo 2006 € 182.127 bedraagt.

4.2.2. Uitgaande van genoemd saldo van de rekening-courant per ultimo 2006 van

€ 182.127 is er, naar het oordeel van het Hof, geen aanleiding voor een (verdere) afboeking in het onderhavige jaar met € 125.000 zoals door belanghebbende is bepleit. Evenals in eerste aanleg heeft belanghebbende naar het oordeel van het Hof in hoger beroep geen gronden aannemelijk gemaakt voor een dergelijke afwaardering van de vordering per 31 december 2006.

4.2.3. Nu de inspecteur reeds op grond van zijn primaire standpunt in het gelijk wordt gesteld behoeven het subsidiaire standpunt van de inspecteur inzake de onzakelijke lening en – in het kader van deze stelling – het beroep van belanghebbende op het vertrouwensbeginsel geen verdere behandeling.

Slotsom

4.3. De slotsom is dat het hoger beroep ongegrond is en dat de uitspraak van de rechtbank dient te worden bevestigd.

5. Kosten

Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de kosten op de voet van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

6. Beslissing

Het Hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.

De uitspraak is gedaan door mrs. E.A.G. van der Ouderaa, voorzitter, H.E. Kostense en A.M.J.G. van Amsterdam, leden van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. L.B.M. van Bakel, als griffier. De beslissing is op 5 juli 2012 in het openbaar uitgesproken.

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.