Home

Gerechtshof Amsterdam, 05-07-2012, BX7640, 11-00480 en 11-00481

Gerechtshof Amsterdam, 05-07-2012, BX7640, 11-00480 en 11-00481

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
5 juli 2012
Datum publicatie
19 september 2012
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2012:BX7640
Zaaknummer
11-00480 en 11-00481

Inhoudsindicatie

De rechtbank heeft de waarde van de woning niet te hoog vastgesteld. Het Hof ziet in het dossier geen aanknopingspunten voor de stelling van belanghebbende dat het verzoek tot wraking bij de rechtbank ten onrechte is afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

kenmerk 11/00480 en 11/00481

5 juli 2012

uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z], belanghebbende,

tegen de uitspraak in de zaken met kenmerk 10/23 en 10/25 WOZ van de rechtbank Alkmaar (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Bergen,

de heffingsambtenaar.

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1. De heffingsambtenaar heeft bij beschikking van 30 april 2009 voor het jaar 2008 de waarde van de woning [a-laan 1] te [Z] vastgesteld op € 892.000 naar de waardepeildatum 1 januari 2007.

Bij beschikking van 28 februari 2009 heeft hij de waarde van deze woning vastgesteld op € 886.000 voor het jaar 2009 naar de waardepeildatum 1 januari 2008.

1.2. De heffingsambtenaar heeft bij twee uitspraken op bezwaar, gedagtekend 19 november 2009, de waarde gehandhaafd.

1.3. Belanghebbende heeft tegen deze uitspraken beroep ingesteld met als kenmerk 10/25 respectievelijk 10/23. Hij heeft tweemaal een verzoek tot wraking gedaan welke verzoeken de rechtbank niet heeft gehonoreerd. Bij uitspraak van 21 april 2011 heeft de rechtbank het door belanghebbende ingestelde beroep gegrond verklaard en de waarde vastgesteld op € 750.000, respectievelijk € 760.000 (met nevenbeslissingen als in de uitspraak vermeld).

1.4. Het tegen deze uitspraak ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 31 mei 2011, aangevuld bij brief van 20 juni 2011. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.5. Belanghebbende heeft, na verzending van de uitnodiging voor de zitting op 25 juni 2012 een nader stuk gedateerd 21 april 2012 ingestuurd, waarvan de heffingsambtenaar een afschrift heeft verkregen.

1.6. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 juni 2012 en daarbij heeft het Hof ook de zaak behandeld met betrekking tot een legesnota, kenmerk 11/00482. Belanghebbende, die bij aangetekende brief van 30 maart 2012, verzonden aan het door hem gehanteerde adres, is uitgenodigd voor de zitting, is niet verschenen. Blijkens gegevens van PostNL is de brief waarin de uitnodiging is verzonden op 5 april 2012 op belanghebbendes adres afgeleverd.

Het proces-verbaal van de zitting is aan de uitspraak 11/00482 gehecht.

2. Feiten

2.1. Nu de uitspraak van de rechtbank geen afzonderlijke vaststelling van de feiten bevat, stelt het Hof de feiten als volgt vast:

2.2. Belanghebbende, ook aangeduid als […], is eigenaar van de woning [a-laan 1 te Z]. Het betreft een vrijstaande woning, gebouwd rond 1972, met een inhoud van 589 m3 en op een perceel van 1200 m2.

2.3. Tot de stukken behoort een taxatierapport, op 13 oktober 2010 opgemaakt door taxateur [S] waarbij deze, na een uitpandige opname en onder verwijzing naar de verkoopsommen van een drietal vergelijkingswoningen, uitkomt op een waarde van € 750.000 naar de waardepeildatum 1 januari 2007 en een waarde van € 787.000 naar de waardepeildatum 1 januari 2008.

Deze taxateur heeft daarbij verwezen naar de verkoopsommen van de vrijstaande woningen [b-weg 6, b-weg 19 en c-weg 2], alle drie te [Z].

[S] heeft de staat van onderhoud als "redelijk/matig" geduid en de staat van de vergelijkingswoningen als beter dan die van belanghebbendes woning.

3. Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank heeft de waarde van de woning voor het jaar 2008 verminderd en daarbij verwezen naar het taxatierapport genoemd onder 2.3. Op basis van de waardemutatie van een referentiewoning heeft de rechtbank de waarde van belanghebbendes woning voor het jaar 2009 verminderd naar € 760.000.

4. Geschil in hoger beroep

In geschil is de juistheid van de beslissingen van de wrakingskamer van de rechtbank en of de wettelijke regeling van de proceskosten de toegang tot de rechter belemmert.

Inhoudelijk is in geschil of de rechtbank de waarde van de woning al dan niet te hoog heeft vastgesteld.

5. Beoordeling van het geschil

5.1. Het Hof ziet in het dossier geen aanknopingspunten voor de stelling van belanghebbende dat de wrakingskamer ten onrechte het verzoek tot wraking van de rechters van de rechtbank heeft afgewezen. Er is dan ook geen reden reeds daarom de uitspraak van de rechtbank van 21 april 2011 te vernietigen.

5.2. Naar het oordeel van het Hof heeft de heffingsambtenaar, op wie in dezen de bewijslast rust, door het inbrengen van het taxatierapport van [S] voldoende aannemelijk gemaakt dat de waarde voor het jaar 2008 (naar de waardepeildatum 1 januari 2007) vastgesteld kan worden op € 750.000. Daarbij acht het Hof van belang dat deze taxateur zijn waardering heeft onderbouwd aan de hand van verkoopsommen van vergelijkbare woningen, hij rekening heeft gehouden met geconstateerde verschillen qua ligging en onderhoud en dit tot uitdrukking heeft gebracht door (in casu) voor de waarde per m3 van belanghebbendes woning een lagere waarde aan te houden en ook voor de grond rekening te houden met een andere waarde per m2.

5.3. De rechtbank heeft de waarde naar de waardepeildatum 1 januari 2008 van de waarde per 1 januari 2007 afgeleid en partijen hebben deze herleiding als zodanig niet betwist. Gelet hierop ziet het Hof geen reden de waarde op een lager bedrag dan € 760.000 vast te stellen.

5.4. Belanghebbende heeft in hoger beroep nog gesteld dat "er 10% waardeverminderende mankementen bestonden". In zijn beroepschrift voor de rechtbank heeft hij onder meer gewezen op de gedateerde staat van de verwarming, de keuken, de badkamer en de vloer en heeft hij gewezen op de beperkte gebruiksmogelijkheden van de dakverdieping en evenzeer op een "minus-10-%-correctie".

Het Hof constateert dat de rechtbank de waarde naar de waardepeildatum 1 januari 2007 verminderd heeft met meer dan 10% en ziet in de stukken geen aanknopingspunten voor een verdere vermindering op grond van de door belanghebbende genoemde feiten en omstandigheden. Daarbij acht het Hof niet van belang of er sprake is geweest van enige weigering van belanghebbende tot een inpandige opname van zijn woning.

5.5. Belanghebbende heeft, naar het Hof begrijpt, verwezen naar het handelen van de heffingsambtenaar ten aanzien van de waardering van woningen van Staatsbosbeheer. Uit de stukken ziet het Hof echter geen aanknopingspunten om aan te nemen dat in dezen sprake is van een vergelijkbare situatie als die van belanghebbende. Zijn beroep op het gelijkheidsbeginsel faalt dan ook.

De grief met betrekking tot de regeling van de proceskosten zijn niet van belang voor de waardevaststelling van belanghebbendes woning en kan buiten behandeling blijven.

Slotsom

5.6. De slotsom is dat het hoger beroep ongegrond is.

6. Kosten

Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de kosten op de voet van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

7. Beslissing

Het Hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.

De uitspraak is gedaan door mrs. J.P.A. Boersma, voorzitter, A.P.M. van Rijn en D.J. de Korte, leden van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. J. Couperus, als griffier. De beslissing is op 5 juli 2012 in het openbaar uitgesproken.

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.