Home

Gerechtshof Amsterdam, 29-11-2012, BY5798, 11-00504

Gerechtshof Amsterdam, 29-11-2012, BY5798, 11-00504

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
29 november 2012
Datum publicatie
12 december 2012
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2012:BY5798
Zaaknummer
11-00504

Inhoudsindicatie

De stelling van belanghebbende dat hij op grond van de informatie van twee deskundige instanties, de Kamer van Koophandel en de belastingdienst, er op mocht vertrouwen dat geen verbruiksbelasting op alcoholvrije dranken was verschuldigd, wordt door het Hof verworpen. De boete komt te vervallen omdat de inspecteur onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van aan opzet grenzende mate van onachtzaamheid.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

kenmerk 11/00504

29 november 2012

uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[A] B.V., te [P], belanghebbende,

gemachtigde: mr. H. Zoetendal, (Fisum accountants belastingadiseurs)

tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk AWB 09/3488 van de rechtbank Haarlem (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst/ Douane Noord/kantoor Nijmegen,

de inspecteur.

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1. De inspecteur heeft met dagtekening 15 september 2007 aan belanghebbende over het tijdvak 1 januari 2002 tot en met 28 februari 2007 een naheffingsaanslag verbruiksbelasting opgelegd voor een bedrag van € 335.142,27. Tevens zijn een beschikking inzake een vergrijpboete, groot € 33.514,00, en een beschikking inzake heffingsrente voor een bedrag

€ 52.703,00 aan belanghebbende uitgereikt.

1.2. Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak, gedagtekend 9 juli 2009, de naheffingsaanslag en de beschikking inzake de heffingsrente gehandhaafd en de boete verminderd tot een bedrag van € 26.811,20.

1.3. Bij uitspraak van 23 mei 2011 heeft de rechtbank het door belanghebbende ingestelde beroep ongegrond verklaard.

Het tegen deze uitspraak ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 10 juni 2011, aangevuld bij brief van 30 juni 2011. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.4. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 november 2012. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2. Feiten

2.1.1. De rechtbank heeft in de onderdelen 2.1. tot en met 2.3. van haar uitspraak de volgende feiten vastgesteld. Belanghebbende wordt daarin aangeduid als ‘eiseres’, de inspecteur als ‘verweerder’.

“2.1. In het jaar 2000 is eiseres gestart met de verkoop van (onder andere) het product [Q-drank]. [Q-drank] is een suikervrije, geconcentreerde limonadesiroop in verschillende smaken. Dit product wordt ingevoerd vanuit Denemarken. Voorafgaand aan de start van deze activiteiten heeft eiseres zich afgevraagd of verbruiksbelasting moest worden voldaan. Zij heeft met dit doel informatie ingewonnen bij de Kamer van Koophandel en Fabrieken (hierna: KvK).

2.2. Tot de stukken van het dossier behoort het antwoord van [naam medewerker] van de KvK van 12 maart 2001 op de vragen van eiseres. Daarin staat onder andere het volgende vermeld:

“Op limonadesiropen bestaat inderdaad een bijzondere verbruiksbelasting maar afgaande op de door u verstrekte informatie krijg ik de indruk dat het gaat om vruchtenconcentraten welke vallen onder post nr. 2009.

De door de Deense leverancier opgegeven goederencodes kan ik niet thuisbrengen aangezien post 8711 voertuigen betreft. Ik ga derhalve uit van de mij ter beschikking staande gegevens en haal hiervan één voorbeeld aan. Mocht ik naar uw inschatting op het goede spoor zitten, dan zal ik ook de andere concentraten voor u uitzoeken.

Het postnummer is dus 20 09: Ongegiste vruchtensappen en ongegiste groentensappen, zonder toegevoegde alcohol, ook indien met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen:

Orange: Sinaasappelsap, andere met een dichtheid van meer dan 1,33 gr / kubieke cm bij 20º C met een waarde van niet meer dan 30 Euro per 100 kg nettogewicht, in verpakkingen van 2 liter of minder, goederencode 2019 1911 10.

Rechten derde landen: 33,6 + 20,6 Euro per 100 kg netto.

Indien de dichtheid < 1,33 gr / kubieke cm bij 20º C dan bedraagt de heffing:

Rechten derde landen 15,2 + 20,6 Euro per 100 kg netto.

Rechten derde landen dus!! In mijn optiek is Denemarken geen derde land maar een EU lidstaat zodat er geen sprake kan zijn van bedoelde heffingen. En zoals opgemerkt, ben ik van mening dat het hier niet gaat om limonadesiropen welke onder een ander postnummer vallen maar om vruchtenconcentraten. Mocht u ook van mening zijn dat van deze laatste sprake is, dan zal ik de rechten voor de overige concentraten voor u opzoeken hoewel ik nu reeds kan melden dat er steeds bij staat: Rechten derde landen!”

2.3. Tot de stukken van het dossier behoort een folder van de Belastingdienst Douane met de titel “Accijns en verbruiksbelastingen”. In deze folder is onder meer het volgende vermeld:

“1 Voor wie is de dagaangifte accijns en verbruiksbelastingen?

(…)

3 U ontvangt accijnsgoederen uit een ander EU-land, of u heeft goederen met verbruiksbelasting uit een ander EU-land voorhanden. Over deze goederen is in Nederland nog geen accijns of verbruiksbelasting betaald. De goederen zijn voor commerciële doeleinden. U heeft de goederen dus niet voor persoonlijk gebruik.

(…)

2 Aangifte en betaling

Op de aangifte geeft u de hoeveelheden aan van alle goederen waarover u accijns of verbruiksbelasting verschuldigd bent.

U moet aangifte doen uiterlijk één dag na ontvangst van de goederen.

(…)

4 De goederensoorten

4.1 Alcoholvrije dranken

(…)

Binnen de goederensoort van alcoholvrije dranken wordt er een onderscheid gemaakt tussen vruchtensap, groentesap, mineraalwater en limonade.

(…)

4.1.2 Limonade

(…)

Limonade in geconcentreerde vorm of in vaste vorm

Het gaat hier bijvoorbeeld om limonadesiroop en om limonade in kristalvorm of in poedervorm.

(…)

5 Heeft u nog vragen?

Het kan zijn dat u na het lezen van deze toelichting nog vragen heeft.

Voor algemene vragen over de accijns en verbruiksbelastingen kunt u (gratis) bellen naar de Belasting Telefoon Douane 0800-0143 (van maandag tot en met donderdag van 8.00 tot 22.00 uur, op vrijdag van 8.00 tot 17.00 uur).

Voor inlichtingen over betaling van de dagaangifte accijns en verbruiksbelasting kunt u bellen naar de Centrale Beheereenheid Douane (055) 577 66 00 (op werkdagen van 8.00 tot 17.00 uur).”

Op de folder is met pen de volgende aantekening geplaatst:

“19/3/02 Kindgerelateerde prd. = geen acc.” .”

2.1.2. Het Hof gaat voor de beslechting van het geschil uit van voormelde feiten.

3. Geschil in hoger beroep

3.1. Evenals bij de rechtbank is bij het Hof primair in geschil of de naheffingsaanslag en de beschikkingen dienen te worden vernietigd op grond van schending door de inspecteur van het vertrouwensbeginsel, hetgeen belanghebbende stelt doch de inspecteur weerspreekt.

3.2. Subsidiair is in geschil of de boete terecht is opgelegd, hetgeen belanghebbende bestrijdt doch de inspecteur bevestigt.

3.3. Voor de motivering van de standpunten van partijen wordt verwezen naar de gedingstukken, waaronder het proces-verbaal van de zitting.

4. De overwegingen van de rechtbank

De rechtbank heeft ten aanzien van het geschil het volgende overwogen.

“Het vertrouwensbeginsel

4.1. Eiseres stelt zich op het standpunt dat de naheffingsaanslag, de boete en de beschikking heffingsrente dienen te worden vernietigd omdat de onder 2.2 bedoelde brief en hetgeen haar in kader van het bezoek aan het kantoor van de Belastingdienst te Alkmaar is medegedeeld bij haar het in rechte te beschermen vertrouwen hebben gewekt dat voor het product [Q-drank] geen verbruiksbelasting verschuldigd is. Verweerder bestrijdt dit standpunt, omdat de onder 2.2 bedoelde brief hem niet bindt en omdat van contact met de Belastingdienst niets is gebleken.

4.1. Een beroep op het vertrouwensbeginsel slaagt – bij afwezigheid van bijzondere omstandigheden – alleen wanneer inlichtingen zijn gegeven of toezeggingen zijn gedaan door of namens de inspecteur die bevoegd is ten aanzien van de heffing van de desbetreffende belasting (arresten van de Hoge Raad van 29 augustus 1984, BNB 1984/285 en 23 december 1998, BNB 1999/167). De rechtbank stelt voorop dat op eiseres de last rust te bewijzen dat sprake is van in rechte te beschermen gewekt vertrouwen.

4.2. Ten eerste voert eiseres aan dat zij aan de onder 2.2 bedoelde brief van de KvK het vertrouwen mocht ontlenen dat geen verbruiksbelasting is verschuldigd voor het product [Q-drank]. Nu de KvK niet bevoegd is namens de Belastingdienst uitspraken te doen over de verschuldigdheid van belastingen, is de rechtbank van oordeel dat de onder 2.2 bedoelde brief geen in rechte te beschermen vertrouwen heeft kunnen wekken. De rechtbank volgt het standpunt van eiseres niet dat de KvK een voorlichtend verlengstuk is van de Belastingdienst. Dat de KvK gerichte voorlichting op juridisch en economisch terrein geeft, kan, anders dan eiseres betoogt, niet tot een ander oordeel leiden. Dit geldt ook voor het betoog van eiseres dat [ naam medewerker] van de KvK in dit geval meer dan algemene voorlichting heeft gegeven. Indien dit al zo is, maakt dit niet dat aan de uitlatingen of adviezen van de KvK een andere of zwaardere betekenis moet worden gehecht dan aan uitlatingen of adviezen door andere dienstverleners, zoals belastingadviseurs. Dat de bevoegde ministeries overleggen over de dienstverlening door de KvK of dat de medewerkers van de KvK kennelijk goed zijn opgeleid om complexe vragen te beantwoorden acht eiseres weliswaar aannemelijk, maar de juistheid van beide aannames is de rechtbank niet gebleken. Tot slot verwerpt de rechtbank de stelling van eiseres dat in dit verband betekenis toekomt aan de onlangs geïntroduceerde mogelijkheid voor een startende ondernemer om zich bij de KvK aan te melden, nu dit de laatstgenoemde instantie tot een formeel verlengstuk van de Belastingdienst maakt. Deze mogelijkheid, wat hiervan verder zij, bestond tijdens het in geding zijnde tijdvak niet.

4.3. Ten tweede voert eiseres aan dat tijdens het bezoek aan het kantoor van de Belastingdienst te Alkmaar mededelingen zijn gedaan die een in rechte te beschermen vertrouwen hebben gewekt. Eiseres kan desgevraagd niet aangeven met welke ambtenaar van het kantoor van de Belastingdienst te Alkmaar is gesproken of wat precies is gezegd. Gelet op de gemotiveerde weerspreking door verweerder is de rechtbank van oordeel dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat tijdens het bezoek aan het kantoor van de Belastingdienst te Alkmaar dusdanige toezeggingen of mededelingen zijn gedaan dat bij eiseres een gerechtvaardigde indruk kan zijn ontstaan dat voor het product [Q-drank] een vrijstelling van verbruiksbelasting zou gelden.

4.4. Uit hetgeen hiervoor is overwogen, volgt dat het beroep op het vertrouwensbeginsel faalt. Verweerder heeft de naheffingsaanslag en de beschikking heffingsrente terecht aan eiseres opgelegd.

Pleitbaar standpunt

4.5. Verweerder heeft op grond van artikel 67f van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en paragraaf 25 jo. 28 van het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst een vergrijpboete van 10% opgelegd. Eiseres had moeten begrijpen dat de KvK niet de bevoegde instantie is aangaande het al dan niet verschuldigd zijn van verbruiksbelasting. Door geen inlichtingen te vragen bij de wel bevoegde instantie, namelijk de Belastingdienst/Douane, heeft eiseres willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat de verschuldigde verbruiksbelasting niet zou worden voldaan. Op grond van de feiten en omstandigheden is de boete van 50% tot 10% gematigd. In de uitspraak op bezwaar is de boete vanwege overschrijding van de redelijke termijn verder gematigd met 20%.

4.6. De rechtbank is van oordeel dat geen sprake is van een pleitbaar standpunt en dat verweerder de vergrijpboete terecht heeft opgelegd. De onder 2.2 bedoelde brief biedt geen basis voor het aannemen van het door eiseres ingenomen standpunt. In die brief gaat de KvK ervan uit dat het product Q-drank een vruchtenconcentraat is. Bij eiseres kon gelet op de opschriften van de etiketten en de door eiseres gevoerde aanprijzingen in het reclamemateriaal redelijkerwijs geen twijfel bestaan dat het product [Q-drank] een limonadesiroop is. Alleen al dit verschil had voor eiseres aanleiding moeten zijn om een nader onderzoek in te stellen in plaats van genoegen te nemen met de brief, nu eiseres hieruit de conclusie had moeten trekken dat de inhoud niet van belang kon zijn voor het product [Q-drank].

4.7. Voorts gaat de onder 2.2 bedoelde brief over de indeling van het product [Q-drank] in de gecombineerde nomenclatuur en over douanerechten (“rechten derde landen”), terwijl eiseres de KvK specifiek heeft gevraagd of verbruiksbelasting moest worden voldaan. Gelet op de bewoordingen van de brief, moest eiseres begrijpen dat zij geen antwoord had gekregen op haar vraag of verbruiksbelasting was verschuldigd. Door toch genoegen te nemen met de brief, heeft eiseres het risico aanvaard dat zij in strijd met de wettelijke regeling geen verbruiksbelasting zou voldoen. Dit klemt temeer, daar uit de vraagstelling van eiseres blijkt dat zij weet van het bestaan van verbruiksbelasting.

4.8. Ook uit de onder 2.3 bedoelde folder blijkt ondubbelzinnig dat voor het product [Q-drank] – een limonadesiroop – verbruiksbelasting verschuldigd is. Dat over een kindgerelateerd product geen verbruiksbelasting verschuldigd is, is niet in de folder opgenomen. Ook uit deze folder had eiseres moeten en kunnen begrijpen dat voor het product [Q-drank] verbruiksbelasting verschuldigd was.

4.9. De rechtbank dient ambtshalve te onderzoeken of sprake is van overschrijding van de redelijke termijn. Sinds het opleggen van de boete tot deze uitspraak is een periode van drie jaar en ruim acht maanden verstreken. Dit betekent dat de redelijke termijn met minder dan twee jaar is overschreden. Verweerder heeft de boete wegens overschrijding van de redelijke termijn al met 20% verminderd. De rechtbank acht deze vermindering afdoende en ziet geen reden de boete verder te matigen.”

5. Beoordeling van het geschil

Vertrouwensbeginsel

5.1. Het Hof stelt voorop dat volgens vaste rechtspraak als hoofdregel heeft te gelden dat de inspecteur niet gebonden is aan uitlatingen van andere overheidsorganen, zoals de Kamer van Koophandel. Bijzondere omstandigheden kunnen een inbreuk op deze hoofdregel rechtvaardigen. Als bijzondere omstandigheid geldt de situatie waarin het andere overheidsorgaan mede betrokken is bij de uitvoering van de betreffende belastingwet (Hoge Raad 23 maart 1994, nr. 28.925, LJN ZC5629), doch uitsluitend voor zover dit andere orgaan uitlatingen heeft gedaan in het kader van de controle op de naleving van die wet (Hoge Raad 5 januari 2000, nr. 34.689, LJN AA4064). Een dergelijke bijzondere omstandigheid doet zich in casu niet voor, nu de Kamer van Koophandel op geen enkele wijze is betrokken bij de uitvoering van de Wet op de verbruiksbelastingen van alcoholvrije dranken en van enkele andere produkten.

5.2. Tussen partijen is niet in geschil dat de directeur van belanghebbende op 19 maart 2002 een bezoek heeft gebracht aan de belastingdienst te Alkmaar. Onbekend is met wie hij bij deze gelegenheid heeft gesproken. Ook omtrent de aard en de inhoud van de mondeling verstrekte informatie is niets komen vast te staan. Belanghebbende heeft aangevoerd dat haar is meegedeeld dat zij geen verbruiksbelasting is verschuldigd omdat sprake is van een “kindgerelateerd product”. De inspecteur betwist dat de desbetreffende ambtenaar een uitlating kan hebben gedaan met de strekking dat het onderhavige product als vruchtensap en daarmee als vrijgesteld van de verbruiksbelasting kan worden aangemerkt. Het Hof concludeert dat belanghebbende, op wie de bewijslast rust, tegenover de betwisting door de inspecteur niet aannemelijk heeft gemaakt dat jegens haar uitlatingen zijn gedaan welke het in rechte te beschermen vertrouwen zouden kunnen wekken dat geen verbruiksbelasting verschuldigd zou zijn over de door haar betrokken limonadesiropen.

5.3. Gelet op het vorenoverwogene dient de stelling van belanghebbende, dat bij haar het in rechte te beschermen vertrouwen is gewekt dat zij geen verbruiksbelasting verschuldigd was, te worden verworpen.

Boete

5.4. Belanghebbende stelt dat geen sprake is van grove schuld, omdat zij bij twee deskundige instanties heeft geïnformeerd naar de toepassing van de verbruiksbelasting op alcoholvrije dranken en dat zij naar aanleiding van de verkregen informatie er vanuit mocht gaan dat het een product betrof waarover geen verbruiksbelasting verschuldigd was.

5.5. Het Hof hecht geloof aan hetgeen belanghebbende naar voren heeft gebracht over haar inspanningen voor wat betreft het inwinnen van inlichtingen, wat overigens door de inspecteur niet is weersproken. Het Hof acht aannemelijk dat belanghebbende in de veronderstelling verkeerde dat geen verbruiksbelasting was verschuldigd, waarbij belanghebbende met name uitging van de door de KvK verstrekte inlichtingen. Daarenboven staat vast dat belanghebbende informatie heeft ingewonnen bij de belastingdienst. Ter zitting heeft de inspecteur desgevraagd bevestigd dat de vrijstelling voor vruchtenconcentraten en voor producten bestemd als aanvulling op kindervoeding, een ingewikkelde materie betreft, waardoor bij een belastingplichtige verwarring kan ontstaan.

5.6. Op grond van het voorgaande alsmede gelet op de – door de inspecteur niet weersproken- verklaringen ter zitting over de marktpositie van belanghebbende en de marge die er destijds was om de verbruiksbelasting in de prijs te verdisconteren, acht het Hof een aan opzet grenzende mate van onachtzaamheid onvoldoende aannemelijk gemaakt. Het Hof is daarom van oordeel dat het opleggen van de boete in het onderhavige geval dient te vervallen.

Slotsom

De slotsom is dat het hoger beroep gegrond is. De uitspraak van de rechtbank dient te worden vernietigd voor zover het betreft de vergrijpboete.

5. Kosten

Het Hof acht termen aanwezig voor een kostenveroordeling op de voet van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. De voor vergoeding in aanmerking komende kosten zijn opgenomen in artikel 1 van het Besluit proceskosten bestuursrecht (het Besluit).

Voor het onderhavige geval zijn dat de in onderdeel a vermelde kosten van door een derde beroepsmatige verleende rechtsbijstand. Ingevolge artikel 2, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van het Besluit stelt het Hof het bedrag van deze kosten overeenkomstig het in de bijlage bij het Besluit opgenomen tarief op: 2 [beroepschrift en verschijnen ter zitting] x € 322 x 1 (wegingsfactor) = € 644 bij de rechtbank en op 2 [hoger beroepschrift en verschijnen ter zitting] x € 437 x 1 (wegingsfactor) = € 874 bij het Hof, in totaal € 1.518.

6. Beslissing

Het Hof:

- vernietigt de uitspraak van de rechtbank voor zover het betreft de boetebeschikking en bevestigt de uitspraak voor het overige;

- verklaart het beroep gegrond voor zover het betreft de boetebeschikking;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar van de inspecteur inzake de boetebeschikking

- vernietigt de boetebeschikking;

- veroordeelt de inspecteur in de kosten van belanghebbende tot een bedrag van € 1.518;

- gelast de inspecteur aan belanghebbende het betaalde griffierecht ad € 297 (beroep bij de rechtbank) en € 454 (hoger beroep bij het Hof), in totaal € 751 te vergoeden.

De uitspraak is gedaan door mrs. D.B. Bijl, voorzitter, E.M. Vrouwenvelder en B.A. van Brummelen, leden van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. R.J.M. Bosch, als griffier. De beslissing is op 29 november 2012 in het openbaar uitgesproken.

Wegens afwezigheid van de voorzitter is door de oudste raadsheer ondertekend.

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.