Gerechtshof Amsterdam, 13-06-2013, ECLI:NL:GHAMS:2013:1809, 11-00785 en 12-00079
Gerechtshof Amsterdam, 13-06-2013, ECLI:NL:GHAMS:2013:1809, 11-00785 en 12-00079
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 13 juni 2013
- Datum publicatie
- 11 november 2013
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2013:1809
- Zaaknummer
- 11-00785 en 12-00079
Inhoudsindicatie
Rijnvarenden
Zetel van de onderneming waartoe het schip behoort aan boord waarvan de rijnvarende zijn beroepsarbeid verricht bevindt zich in Nederland. Geen vrijstelling verzekeringsplicht.
Uitspraak
kenmerk 11/00785 en 12/00079
13 juni 2013
uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer
op de hogere beroepen van
[X] te [Z], belanghebbende,
gemachtigde: mr. M.J. van Dam (Van Dam & Kruidenier Advocaten),
tegen
de uitspraken van de rechtbank Haarlem (hierna: de rechtbank)
in de zaken met kenmerk AWB 10/2940 en AWB 11/1933
in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst Rijnmond/kantoor[plaats], de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
Kenmerk 11/00785
De inspecteur heeft met dagtekening 29 oktober 2009 aan belanghebbende voor het jaar 2006 een aanslag opgelegd in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 28.169.
Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak, gedagtekend 11 mei 2010, de aanslag gehandhaafd.
Bij uitspraak van 6 september 2011 heeft de rechtbank het door belanghebbende ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Het tegen deze uitspraak ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 13 oktober 2011, aangevuld bij brief van 11 november 2011. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Kenmerk 12/00079
De inspecteur heeft met dagtekening 17 april 2010 aan belanghebbende voor het jaar 2007 een aanslag opgelegd in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 38.368.
Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak, gedagtekend 1 maart2011, de aanslag gehandhaafd.
Bij uitspraak van 9 december 2011 heeft de rechtbank het door belanghebbende ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Het tegen deze uitspraak ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 19 januari 2012, aangevuld bij brief van 22 maart 2012. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Op 9 april 2013 is van de inspecteur een nader stuk met betrekking tot beide hogere beroepen ingekomen.
Het onderzoek ter zitting heeft in beide hogere beroepen plaatsgevonden op 24 april 2013. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 Feiten
De rechtbank heeft in haar in hoger beroep bestreden uitspraken inhoudelijk de navolgende feiten vastgesteld, in de - voor beide jaren samengevatte - versie van het Hof, waarbij het Hof de aanduidingen 'eiser' respectievelijk 'verweerder' heeft vervangen door 'belanghebbende' respectievelijk 'de inspecteur'.
Belanghebbende is geboren in 1975 en heeft de Nederlandse nationaliteit. Hij is ongehuwd en woont in [Z]
Belanghebbende was in 2006 en 2007 als stuurman werkzaam op het binnenvaartschip motorschip [A] (hierna ook: het schip). Belanghebbende stond het gehele jaar 2006 en in 2007 tot en met 30 juni op de loonlijst van[B]S.A., een vennootschap opgericht naar Luxemburgs recht (hierna ook [B]). [B] maakt onderdeel uit van [C] te[plaats]. Vanaf 1 juli 2007 is belanghebbende in dienstbetrekking bij[D] te[plaats], de eigenaar van het schip in de jaren 2006 en 2007 (hierna:[D]).
Het Nederlandse ministerie van Verkeer en Waterstaat heeft op 4 mei 2004 aan eigenaar[D] een rijnvaartverklaring voor het schip afgegeven. In de verklaring is onder meer vermeld dat het schip wordt geacht ingevolge artikel 2, derde lid, van de Herziene Rijnvaartakte tot de Rijnvaart te behoren. Als exploitant is op de verklaring vermeld: ‘SVO [A] &[B]SA’.
Ten name van belanghebbende is door de Luxemburgse autoriteiten een zogenoemde E-106-verklaring afgegeven op 10 mei 2004.
Belanghebbende heeft aangifte IB/PVV 2006 en 2007 gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van respectievelijk € 26.110 en € 36.931. Belanghebbende heeft daarbij verzocht om vrijstelling voor de premie volksverzekeringen voor het gehele jaar 2006 en voor de periode 1 januari tot en met 30 juni 2007. De inspecteur heeft de aanslagen opgelegd met een correctie van de door belanghebbende in de aangiften van het inkomen afgetrokken premies en heeft de gevraagde vrijstelling niet verleend.
2.2.Nu tegen de feitenvaststelling door de rechtbank, als hiervoor vermeld, door partijen geen bezwaren zijn ingebracht, gaat ook het Hof van die feiten uit.
3 Geschil in hoger beroep
Evenals bij de rechtbank is voor het gehele jaar 2006 en voor de periode 1 januari tot en met 30 juni 2007 in geschil of belanghebbende voor de volksverzekeringen verzekeringsplichtig is in Nederland, en zo ja of terecht premie van hem is geheven. In hoger beroep komt daar de vraag bij of de aanslagen en/of de uitspraken op bezwaar zijn opgelegd, respectievelijk gedaan, door een inspecteur die daartoe niet bevoegd was.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken en ter zitting.
Voor het geval het gelijk aan belanghebbende is, is tussen partijen niet in geschil dat de aanslag voor het jaar 2006 dient te worden verminderd met het daarin begrepen bedrag aan premie volksverzekeringen en dat voor het jaar 2007 de premie volksverzekeringen dient te worden berekend op basis van de helft van het maximale premie-inkomen. Voor het geval het gelijk aan de inspecteur is, is tussen partijen niet in geschil dat de uitspraken van de rechtbank dient te worden bevestigd.