Home

Gerechtshof Amsterdam, 20-06-2013, ECLI:NL:GHAMS:2013:1823, 11/00285

Gerechtshof Amsterdam, 20-06-2013, ECLI:NL:GHAMS:2013:1823, 11/00285

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
20 juni 2013
Datum publicatie
3 juli 2013
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2013:1823
Zaaknummer
11/00285
Relevante informatie
Wet inkomstenbelasting 2001 [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-01-2025] art. 6.1, Wet inkomstenbelasting 2001 [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-01-2025] art. 6.31

Inhoudsindicatie

Garage, tuin en hekwerk van monumentenpand worden zelf niet als deel van een monumentenpand aangemerkt. De uitgaven van belanghebbende komen niet voor aftrek in aanmerking.

Uitspraak

Kenmerk 11/00285

20 juni 2013

uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X], wonende te [Y], belanghebbende,

tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk AWB 10/4025van de rechtbank Haarlem (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst /Utrecht Gooi, kantoor Utrecht,

de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft met dagtekening 19 februari 2010 aan belanghebbende voor het jaar 2006 een aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB) opgelegd berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van nihil.

1.2.

Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak op bezwaar, gedagtekend 28 juni 2010, de aanslag gehandhaafd.

1.3.

Bij uitspraak van 1 maart 2011 heeft de rechtbank het door belanghebbende ingestelde beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Het tegen deze uitspraak door belanghebbende ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 11 april 2011 en aangevuld bij brief van 8 mei 2011. De inspecteur heeft in zijn verweerschrift van 20 juni 2011 gereageerd waarbij hij (onder meer) heeft verwezen naar zijn bij de rechtbank ingediende verweerschrift .

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 juni 2013. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Feiten

2.1.1.

De rechtbank heeft in zijn uitspraak (in de uitspraak van de rechtbank wordt belanghebbende aangeduid als ‘eiser’ en de inspecteur als ‘verweerder’) de volgende feiten vastgesteld (waarin tussen [ ] aanvullingen en wijzingen van het Hof zijn verwerkt):

“2.1. Eiser en zijn echtgenote zijn eigenaar van de onroerende zaak [...weg 56] (…)[Hof: de opstal op deze onroerende zaak, voor zover als woning in gebruik, wordt hierna ook als het pand aangeduid ] te [Y].

2.2.

Het pand is ingeschreven in het rijksregister voor cultureel erfgoed [Hof: de rechtbank bedoelt kennelijk: het door de Rijksdienst voor het cultureel erfgoed beheerde monumentenregister] en kwalificeert derhalve als een monumentenpand als bedoeld in het tweede lid van artikel 6.31 van de Wet inkomstenbelasting 2001 (tekst 2006, hierna: Wet IB 2001).

2.3.

In het [monumentenregister] staat de volgende omschrijving van het monument:

“Vrijstaand woonhuis gelegen aan de [...]. In oorsprong XVIII, gewijzigd in XIX en XX. Gepleisterd bakstenen gebouw onder zadeldak met zijtopgevels; fraaie toegangsdeur. Inwendig oude indeling voor een belangrijk deel bewaard.”

2.4.

Eiser heeft een inventarisatieformulier van het bureau monumentenzorg p.p.d. Utrecht (hierna: het inventarisatieformulier), gedateerd 16 augustus 1984, overgelegd. In dit stuk wordt – voor zover van belang – de woning als volgt omschreven:

“26. Beschrijving

Pand, teruggelegen van de straat en daarvan gescheiden door hekwerk en siertuin. Voor het pand is een lage muur waarop siervazen staan. Het pand heeft een vierkante plattegrond, twee bouwlagen en een zadeldak van blauwe en rode pannen. Er is ’n geprofileerde kroonlijst. Links in de voorgevel bevindt zich op de begane grond een empire-deur met bovenlicht gevat in een classicistische pilasterstelling met hoofdgestel. Rechts hiervan zijn 2 schuifvensters. Op de verdieping zijn 3 T-vensters. De gehele gevel is gepleisterd en er zijn horizontale en verticale voegen ingekerfd. Boven de vensters is een decoratief patroon ingekerfd. Aan de zijgevel is het driehoekige boven-gedeelte van de puntgevel met hout beschoten. Hierin is een venster. Daaronder is de wand gladgepleisterd.

27. Motivering:

18e eeuws buitenhuis aan de [...] met 19de eeuwse gevel en hoog zadeldak uit 1931, voornamelijk vanwege de oude indeling van het interieur van belang.”

2.5.

In 2005 en 2006 heeft een omvangrijke restauratie van het [pand] plaatsgevonden.

2.6.

Eiser heeft in de aangifte IB/PVV 2006 op grond van artikel 6.31 van de Wet IB 2001 een bedrag van € 143.361 aan persoonsgebonden aftrek in verband met uitgaven voor monumentenpanden in aftrek gebracht. Verweerder heeft een bedrag van € 71.695 in aftrek toegestaan.

2.7.

Verweerder heeft de niet voor aftrek in aanmerking komende uitgaven als volgt gespecificeerd:

-

Aannemer, meer en minder nota € 7.339

-

Tuinkosten € 12.000

-

Kosten garage € 34.030

-

Kosten hekwerk € 13.685

-

Meerwerk architect € 4.612

Totaal € 71.666

2.8.

In de bezwaarfase heeft eiser gesteld dat de uitgaven voor de restauratie van zijn pand niet € 143.361 hebben bedragen, maar € 152.297.

2.9.

Eiser heeft de bijkomende kosten als volgt gespecificeerd:

-

Minderkosten aannemer - € 1.475

-

Meerkosten tuin + € 10.529

-

Minderkosten architect - € 118

Totaal € 8.936

Ook deze kosten zijn door verweerder niet in aftrek toegestaan.”

2.1.2.

Nu de hiervoor vermelde feiten door partijen op zichzelf niet zijn bestreden zal ook het Hof daarvan uitgaan en voegt daaraan ter verduidelijking toe dat hetgeen is overwogen in 2.6 van de rechtbankuitspraak “op grond van artikel 6.31 van de Wet IB 2001” onderdeel is van het geschil en niet als feit kan worden aangemerkt. Voorts voegt het Hof aan de feitenvaststelling nog het volgende toe.

2.2.1.

De onroerende zaak als bedoeld in 2.1 van de rechtbankuitspraak is een ‘eigen woning’ als bedoeld in 3.111 Wet IB 2001. Tot die onroerende zaak behoren het pand, alsmede een schuur (in de stukken ook de garage genoemd) en een tuin die deels aan de [...] grenst en aan de buitenzijde van een hekwerk is voorzien.

2.2.2.

Ter zitting van het Hof heeft belanghebbende aan de inspecteur en het Hof foto’s getoond. Het betreft negen foto’s: zeven foto’s van voor de restauratie en twee foto’s welke zijn gemaakt tijdens de restauratie. Vijf foto’s van voor de restauratie zijn gemaakt van de tuin van belanghebbende aan de [...zijde]. Twee foto’s van voor de restauratie zijn gemaakt van de buitenzijde van de schuur in de toenmalige staat. Twee foto’s welke zijn gemaakt tijdens de restauratiewerkzaamheden in 2006 tonen een ponton in de [...] grenzend aan de beschoeiing van belanghebbendes tuin. Het op de foto’s zichtbare gedeelte van de tuin is overhoop gehaald.

3 Geschil in hoger beroep

3.1.

Evenals bij de rechtbank is bij het Hof in geschil in hoeverre door belanghebbende gedane uitgaven als persoonsgebonden aftrek (uitgaven voor monumentenpand) in mindering op belanghebbendes inkomen uit werk en woning komen.

Daarbij gaat het om de onder 2.7. en 2.9 van de rechtbankuitspraak genoemde uitgaven.

3.2.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen zij daaraan ter zitting hebben toegevoegd wordt verwezen naar het van het verhandelde ter zitting opgemaakte proces-verbaal.

4 Beoordeling van het geschil

5 Kosten

6 Beslissing