Home

Gerechtshof Amsterdam, 04-07-2013, ECLI:NL:GHAMS:2013:1839, 12/00589

Gerechtshof Amsterdam, 04-07-2013, ECLI:NL:GHAMS:2013:1839, 12/00589

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
4 juli 2013
Datum publicatie
10 juli 2013
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2013:1839
Zaaknummer
12/00589
Relevante informatie
Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-01-2025]

Inhoudsindicatie

Er is geen sprake van schending van de hoorplicht aangezien namens belanghebbende is meegedeeld dat hij niet wilde worden gehoord. De naheffingsaanslag MRB is terecht opgelegd omdat het tussenschot in het motorrijtuig ontbrak. Het Hof acht de opgelegde verzuimboete passend en geboden.

Uitspraak

kenmerk 12/00589

4 juli 2013

uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te[P], belanghebbende,

gemachtigde: mr. J.A.M. van Oers,

tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk AWB 11/1883 van de rechtbank Haarlem (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst/Centrale Administratie/kantoor Apeldoorn,

de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft met dagtekening 6 december 2010 aan belanghebbende een naheffingsaanslag in de motorrijtuigenbelasting (hierna: mrb) voor een bedrag van € 442 opgelegd, alsmede bij beschikking een boete, van € 442 opgelegd.

1.2.

Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak, gedagtekend 25 februari 2011, de naheffingsaanslag alsmede de boetebeschikking gehandhaafd.

1.3.

Bij uitspraak van 20 juli 2012 heeft de rechtbank het door belanghebbende ingestelde beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Het tegen deze uitspraak ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen per fax op 24 augustus 2012 en per brief op 28 augustus 2012, aangevuld bij brief van 25 september 2012. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 april 2013. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Feiten

2.1.1.

De rechtbank heeft in de onderdelen 2.1. tot en met 2.3 van haar uitspraak de navolgende feiten vastgesteld. Belanghebbende wordt daarin aangeduid als ‘eiser’, de inspecteur als ‘verweerder’.

“2.1. Eiser is van 12 december 2008 tot en met 6 maart 2011 als houder van het motorrijtuig met kenteken [nummer] ingeschreven in het kentekenregister. Eiser heeft vanaf de inschrijving motorrijtuigenbelasting voldaan naar het bestelautotarief voor ondernemers.

2.2.

Op 5 juli 2010 is het motorrijtuig waargenomen op de openbare weg. Daarbij is tevens waargenomen dat het verplichte schot, waarmee de laadruimte moet zijn afgescheiden van de cabine, niet aanwezig was. Hierdoor voldoet het motorrijtuig niet aan één van de gestelde eisen om het motorrijtuig voor de motorrijtuigenbelasting als een bestelauto aan te merken en is het fiscaal gezien een personenauto.

2.3.

Vervolgens heeft verweerder aan eiser bij beschikking van 1 april 2010 over het tijdvak 27 september 2009 tot en met 26 september 2010 een naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting opgelegd, ten bedrage van € 442, alsmede bij beschikking een boete van € 442.”

2.1.2.

Het Hof gaat voor de beslechting van het geschil uit van voormelde feiten.

3 Geschil in hoger beroep

3.1.

Evenals bij de rechtbank is bij het Hof in geschil of de inspecteur terecht de navorderingsaanslag en de verzuimboete heeft opgelegd.

3.2.

Voor de standpunten van partijen wordt verwezen naar de stukken van het geding waaronder het proces-verbaal van het verhandelde ter zitting.

4 De overwegingen van de rechtbank

5 Beoordeling van het geschil

6 Kosten

7 Beslissing