Gerechtshof Amsterdam, 27-06-2013, ECLI:NL:GHAMS:2013:1873, 11/00819
Gerechtshof Amsterdam, 27-06-2013, ECLI:NL:GHAMS:2013:1873, 11/00819
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 27 juni 2013
- Datum publicatie
- 10 juli 2013
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2013:1873
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2014:992
- Zaaknummer
- 11/00819
- Relevante informatie
- Wet op de omzetbelasting 1968 [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-01-2025]
Inhoudsindicatie
Belanghebbende is er niet in geslaagd het bewijs te leveren dat zij recht heeft op aftrek van voorbelasting. Van belang daarbij is dat de leveranciers hebben verklaard dat aan de inkoopfacturen geen leveringen ten grondslag liggen. Aan de vraag of de inspecteur de boekhouding terecht heeft verworpen komt het Hof niet toe.
Uitspraak
kenmerk 11/00819
27 juni 2013
uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te[P], belanghebbende,
gemachtigde: mr. W. A. P. Nieuwenhuizen,
tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk AWB 10/2519 van de rechtbank Haarlem (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst/Holland-Midden/kantoor Haarlem,
de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft met dagtekening 30 november 2007 aan belanghebbende over het tijdvak 1 januari 2003 tot en met 31 december 2006 een naheffingsaanslag omzetbelasting van € 398.086 opgelegd alsmede een beschikking inzake heffingsrente voor een bedrag van € 48.184 uitgereikt.
Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak, gedagtekend 16 april 2010, de naheffingsaanslag gehandhaafd. Bij de uitspraak is de heffingsrente vastgesteld op € 48.246 en is als boete vermeld € 48.184. Bij uitspraak van 20 oktober 2011, heeft de rechtbank het door belanghebbende ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Het tegen deze uitspraak ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 26 oktober 2011, aangevuld bij brief van 10 december 2011. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend. Met dagtekening 17 april 2013 heeft de gemachtigde een nader stuk aan het Hof gezonden. Een afschrift hiervan is ter zitting aan de wederpartij verstrekt.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 april 2013. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 Feiten
De rechtbank heeft in de onderdelen 2.1. tot en met 2.3 van haar uitspraak de navolgende feiten vastgesteld. Belanghebbende wordt daarin aangeduid als ‘eiseres’, de inspecteur als ‘verweerder’.
“2.1. De activiteiten van eiseres bestaan uit de import en export van met name oosterse meubelen, tapijten en porselein.
In 2006 en 2007 heeft een boekenonderzoek plaatsgehad naar de aanvaardbaarheid van de aangiften omzetbelasting over het tijdvak 1 januari 2003 tot en met 31 december 2005. De bevindingen zijn neergelegd in een rapport van 22 november 2007 waarin - onder meer - het volgende is opgenomen:
“2.3.2 Kasadministratie
Ondanks dat praktisch alle aan- en verkopen contant worden afgerekend, is er, volgens [A], in de winkel geen kasboek aanwezig. Dhr. [A] benadrukt dat hij het niet nodig acht om een kasboek bij te houden.
Per dag worden alle ontvangsten op een briefje genoteerd. De dagbriefjes worden aan de boekhouder gegeven die deze in de financiële administratie verwerkt. Soms worden de dagtotalen mondeling doorgegeven. De dagbriefjes worden dan weggegooid. Controle van het kassaldo is voor [A] niet van belang, Immers, hij heeft, zoals hij verklaart, alle gegevens in zijn hoofd zitten en vindt dat genoeg. Ook nadat [A] door zijn adviseur, [B], nadrukkelijk op zijn verplichtingen is gewezen, weigert hij een kasboek bij te houden. Ook nu vindt hij het niet nodig. [A] beweert dat “iemand” van de Belastingdienst, na een boekenonderzoek, tegen hem had gezegd dat hij op de oude voet verder kon gaan. Hiervan is niets gebleken. Ook in rapporten van eerder ingestelde onderzoeken is hiervan niets terug te vinden.
Tijdens het (verschoven) inleidend gesprek van 15 september 2006 verwijst [A] meerdere malen naar [C] van Belastingdienst Holland-Midden Kantoor Haarlem. [A] stelt dat zolang [C] niet aangeeft dat er anders gehandeld moet worden, hij daar niet de noodzaak van inziet. Navraag bij [C] leert dat hij de zienswijze van [A] niet ondersteunt. Hij verklaart dan ook hij [A] reeds in een eerder stadium heeft gewezen op zijn verplichtingen.
(…)
Niet voldoen aan de administratieve verplichtingen
Uit het onderzoek blijkt dat er:
- -
-
ten onrechte geen kasadministratie is bijgehouden;
- -
-
het aannemelijk is dat er vervalste dan wel valselijk opgemaakte inkoopfacturen in de administratie zijn opgenomen;
- -
-
het aannemelijk is dat er vervalste dan wel valselijk opgemaakte verkoopfacturen in de administratie zijn opgenomen.
(…)
Voorbelasting
Belastingplichtige past het kasstelsel toe.
Tijdens het onderzoek zijn in de overgelegde administratie inkoopfacturen aangetroffen van:
- -
-
[ D bedrijf];
- -
-
[E bedrijf]
- -
-
[F BV];
- -
-
[G BV]
Het totaal van de facturen bedraagt € 2.098.029 (exclusief € 398.085 omzetbelasting).
Op basis van het onderzoek door de FIOD is ons aannemelijk geworden dat [A]
de inkoopfacturen heeft vervalst, dan wel valselijk heeft opgemaakt dan wel heeft laten vervalsen. In punt 3.5.1 tot en punt 3.5.5 gaan wij hier nader op in.
Inkopen bij [ D bedrijf]
In de jaren 2003 tot en met 2005 heeft belastingplichtige in verband met inkopen bij[ D bedrijf]28 facturen met een totaalbedrag van € 1.349.525 (exclusief € 256.411 omzetbelasting) ten laste van de winst gebracht. De omzetbelasting die betrekking heeft op deze inkoopfacturen is teruggevraagd aan de Belastingdienst middels de aangiften omzetbelasting.
De verdeling is als volgt:
Bedrag excl. Bedrag incl.
Boekjaar omzetbelasting Omzetbelasting omzetbelasting
___________________________________________________________________
2003 € 208.430 € 39.602 € 248.032
2004 € 451.645 € 85.813 € 537.458
2005 € 689.450 € 130.996 € 820.446
------------------ --------------- ----------------
Totaal € 1.349.525 € 256.411 € 1.605.936
Op basis van het onderzoek is het aannemelijk dat [A] de facturen heeft vervalst, dan wel valselijk heeft opgemaakt, dan wel heeft laten vervalsen. De facturen zijn vals omdat:
- -
-
de adressering wisselend is met onjuiste postcode en huisnummer;
- -
-
[D] verklaarde dat de facturen vals zijn opgemaakt door zijn vrouw [H];
- -
-
[D] verklaarde dat hij de laatste normale factuur aan een andere afnemer in 2003 heeft uitgereikt;
- -
-
[D] geen aangifte voor de omzetbelasting heeft gedaan;
- -
-
de vrouw van [D], [H], verklaarde dat zij in opdracht van haar man facturen maakte;
- -
-
[A] tegenstrijdig verklaarde over de vrouw van [D], eerst keek ze alleen maar in de winkel rond, later maakte ze facturen.
Wij komen tot de conclusie dat het niet aannemelijk is dat de gepresenteerde inkopen bij[ D bedrijf]daadwerkelijk hebben plaatsgevonden. Ter zake van deze inkopen is voorbelasting geclaimd. Wij corrigeren deze voorbelasting.
Correctie A
2003: minder aftrek voorbelasting i.v.m. niet accepteren inkopen € 39.602
2004: minder aftrek voorbelasting i.v.m. niet accepteren inkopen € 85.813
2005: minder aftrek voorbelasting i.v.m. niet accepteren inkopen € 130.996
Inkopen bij [E bedrijf]
In het jaar 2004 heeft belastingplichtige in verband met inkopen bij [E bedrijf] drie facturen met een totaalbedrag van € 144.160 (exclusief € 27.390 omzetbelasting) ten laste van de winst gebracht. De omzetbelasting die betrekking heeft op deze inkoopfacturen is teruggevraagd aan de Belastingdienst middels de aangiften omzetbelasting.
Op basis van het onderzoek is het aannemelijk dat [A] de facturen heeft vervalst, dan wel valselijk heeft opgemaakt, dan wel heeft laten vervalsen. De facturen zijn vals omdat:
- -
-
[D] verklaarde dat de facturen vals zijn opgemaakt door zijn vrouw[H];
- -
-
[D] op naam van [E bedrijf] geen aangifte voor de omzetbelasting heeft gedaan;
- -
-
[D] verklaarde nooit kunst voor de factuurbedragen te hebben geleverd;
- -
-
de vrouw van [D], [H], verklaarde dat zij in opdracht van haar man facturen maakte;
- -
-
op de factoren gedateerd 2004, het adres [adres 0] staat, maar dat[E bedrijf]daar toen niet meer ingeschreven stond;
- -
-
het nummer van de Kamer van Koophandel vermeld op de facturen niet toebehoort aan [E bedrijf] maar aan [E1];
- -
-
[E1]volgens het uittreksel van de Kamer van Koophandel per 28 augustus 2001 opgeheven is;
- -
-
[A] tegenstrijdig verklaarde over de vrouw van [D], eerst keek ze alleen maar in de winkel rond, later maakte ze facturen.
- -
-
[A] verklaarde dat hij het BTW-nummer heeft gecontroleerd bij de Belastingdienst, maar dat het een OB-nummer betreft wat uit teveel cijfers bestaat.
Wij komen tot de conclusie dat het niet aannemelijk is dat de gepresenteerde inkopen bij [E bedrijf] daadwerkelijk hebben plaatsgevonden. Ter zake van deze inkopen is voorbelasting geclaimd. Wij corrigeren deze voorbelasting.
Correctie B
2004: minder aftrek voorbelasting i.v.m. niet accepteren inkopen € 27.390
Inkopen bij [F BV]
In het jaar 2003 heeft belastingplichtige in verband met inkopen bij [F BV] elf facturen met een totaalbedrag van € 366.884 (exclusief € 69.708 omzetbelasting) ten laste van de winst gebracht. De omzetbelasting die betrekking heeft op deze inkoopfacturen is teruggevraagd aan de Belastingdienst middels de aangiften omzetbelasting.
Op basis van het onderzoek is het aannemelijk dat [A] de facturen heeft vervalst, dan wel valselijk heeft opgemaakt, dan wel heeft laten vervalsen.
Uit het onderzoek blijkt dat de facturen vals zijn omdat:
- -
-
de adviseur van [F BV] verklaarde dat de aan haar getoonde facturen niet tot de omzet van [F BV] behoren;
- -
-
de adviseur van [F BV] dat er slechts een omzet van € 848 is geweest en dat zij hier ook aangifte omzetbelasting voor heeft gedaan;
- -
-
de huur van het pand waar [F BV] gevestigd was al in augustus 2002 was opgezegd.
Wij komen tot de conclusie dat het niet aannemelijk is dat de gepresenteerde inkopen bij [F BV] daadwerkelijk hebben plaatsgevonden. Ter zake van deze inkopen is voorbelasting geclaimd. Wij corrigeren deze voorbelasting.
Correctie C
2003: minder aftrek voorbelasting i.v.m. niet accepteren inkopen € 69.708
Inkopen bij [G BV]
In het jaar 2004 en 2006 heeft belastingplichtige in verband met inkopen bij [G BV] vijf facturen met een totaalbedrag van € 221.690 (exclusief € 41.581 omzetbelasting) ten laste van de winst gebracht. De omzetbelasting die betrekking heeft op deze inkoopfacturen is teruggevraagd aan de Belastingdienst middels de aangiften omzetbelasting.
De verdeling is als volgt:
Bedrag excl Bedrag incl
Boekjaar omzetbelasting Omzetbelasting omzetbelasting
_____________________________________________________________________
2004 € 60.490 € 11.493 € 71.983
2006 € 161.200 € 30.088 € 191.288
-------------------- ------------------ --------------------
Totaal € 221.690 € 41.581 € 263.271
Op basis van het onderzoek is het aannemelijk dat [A] de facturen heeft vervalst, dan wel valselijk heeft opgemaakt, dan wel heeft laten vervalsen. De facturen zijn vals omdat:
- -
-
vennoot[K] verklaarde dat zij de facturen nog nooit gezien had;
- -
-
vennoot[K] verklaarde zij samen met vennoot [K] in 2003 [G BV] heeft gekocht maar nooit activiteiten met de BV heeft verricht;
- -
-
vennoot [K] verklaarde dat hij de facturen nog nooit had gezien;
- -
-
vennoot [K] verklaarde dat er niets op de facturen staat wat hij herkende;
- -
-
vennoot [K] verklaarde dat voor zover hij weet er geen handelsactiviteiten op naam van [G BV] zijn geweest.
Wij komen tot de conclusie dat het niet aannemelijk is dat de gepresenteerde inkopen bij [G BV] daadwerkelijk hebben plaatsgevonden. Ter zake van deze inkopen is voorbelasting geclaimd. Wij corrigeren deze voorbelasting.
Correctie D
2004: minder aftrek voorbelasting i.v.m. niet accepteren inkopen € 11.493
2006: minder aftrek voorbelasting i.v.m. niet accepteren inkopen € 30.088
Kosten renovatie
In het jaar 2005 heeft belastingplichtige in verband met renovatiewerkzaamheden, verricht door [ D bedrijf], twee facturen met een totaalbedrag van € 15.770 (exclusief € 2.996 omzetbelasting) ten laste van de winst gebracht.
Het betreft de volgende facturen:
- -
-
factuur 25, d.d. 3 juli 2005, € 6.775 (exclusief € 1.287 omzetbelasting), [adres 1];
- -
-
factuur 26, d,d. 7 juli 2005, € 8.995 (exclusief € 1.709 omzetbelasting), [adres 2].
Vanaf 1 augustus 2004 tot en met 31 oktober 2006 huurt [belanghebbende] het pand gelegen aan de [adres 2]. De eigenaar van dit pand is [J] BV. Uit het onderzoek van de FIOD blijkt dat er in 2005 geen verbouwing en/of renovatie in het pand heeft plaatsgevonden.
Dhr. [D] heeft tegenover de FIOD verklaart dat beide facturen op aandringen van [A] zijn gemaakt en dat er nooit betalingen hebben plaats gevonden.
Wij komen tot de conclusie dat het niet aannemelijk is dat de gepresenteerde kosten daadwerkelijk zijn gemaakt. Ter zake van deze inkopen is voorbelasting geclaimd. Wij corrigeren deze voorbelasting.
Correctie E
2005: minder aftrek voorbelasting i.v.m. niet accepteren renovatiekosten € 2.996
4 Overzicht correcties
Omzetbelasting
Omschrijving Punt 2003 2004 2005 2006
_______________________________________________________________________
Correctie A 3.5.1 € 39.602 € 85.813 € 130.996 € 0
Correctie B 3.5.2 € 0 € 27.390 € 0 € 0
Correctie C 3.5.3 € 69.708 € 0 € 0 € 0
Correctie D 3.5.4 € € 11.493 € 0 € 30.088
Correctie E 3.5.5 € 0 € 0 € 2.996 € 0
________ ________ _________ _______
Naheffing € 109.310 € 124.696 € 133.992 € 30.088
Het totale bedrag van de correcties bedraagt € 398.066.”
Naar aanleiding van de gegevens zoals die blijken uit het boekenonderzoek heeft verweerder eerder genoemde naheffingsaanslag en beschikking heffingsrente opgelegd.
In oktober 2006 is naar aanleiding van de resultaten van de controle een strafrechtelijk onderzoek gestart naar de handelwijze van de vennoten van eiseres. Op 4 februari 2010 heeft de meervoudige strafkamer van de rechtbank Haarlem vonnis gewezen in de zaak tegen de vennoot van eiseres H. [A]. In dit vonnis is bewezenverklaard dat een aantal van de in het controlerapport vermelde facturen valselijk of vervalst zijn opgemaakt.”.
Het Hof gaat voor de beslechting van het geschil uit van voormelde feiten en vult deze als volgt aan.
Tot de gedingstukken behoort het controlerapport, gedagtekend 29 november 1999, over de jaren 1996 tot en met 1998. Hierin staat onder meer:
“6. Omzetbelasting
Administratieve verplichtingen
De uitgeschreven facturen voldoen niet aan de bepalingen van artikel 35 van de wet op de omzetbelasting 1968.
De volgende gebreken zijn geconstateerd:
-de uitgeschreven facturen zijn niet doorlopende genummerd;
-een duidelijke omschrijving van de geleverde producten ontbreekt;
-adressering van de afnemers is niet volledig;
-het gehanteerde handschrift van de belastingplichtige is onduidelijk;
-het BTW-nummer van de belastingplichtige wordt bij ICT-leveringen niet vermeld.
Ik heb de belastingplichtige op deze tekortkomingen gewezen en hem op 11 oktober 1999 een schriftelijke waarschuwing uitgereikt.”.
Tot de gedingstukken behoort een “Overzichts proces-verbaal [belanghebbende]” dat is opgemaakt door de Belastingdienst FIOD-ECD naar aanleiding van een strafrechtelijk onderzoek ingesteld tegen onder meer de verdachte H. [A], vennoot van belanghebbende. In dat proces-verbaal is, voor zover hier van belang, opgenomen:
“(…)
[D] verklaarde zelf dat hij de laatste normale factuur voor werkzaamheden verricht in het kader van zijn onderneming [ D bedrijf] aan een afnemer in 2003 heeft verstrekt. (blz. 20 pv)
(…)
De facturen (…) zijn in opdracht van mij [[D]] gemaakt door een persoon waarvan ik de naam niet wil noemen. [A]] schreef op een briefje de tekst en de bedragen welke op de factuur moesten komen. Vervolgens liet ik deze facturen maken op de computer van[belanghebbende]. Voor het opmaken van de facturen gebruikte ik een floppy waar mijn factuur op stond.
Ik heb nog nooit voor zulke bedragen aan [belanghebbende] goederen geleverd en geld ontvangen. Al deze facturen behoudens de facturen betreffende verbouwingswerkzaamheden zijn vals (…)
- hij ([D]) daarna € 1.000 per factuur zou krijgen (…). (blz. 37 pv)
(…)
Op 9 januari 2007 verklaarde [D] over de facturen betreffende de verbouwingen van de [adres 1] en de[adres 2] dat deze juist zijn. Op 10 januari 2007 verklaarde [D] over deze 2 facturen dat ook deze facturen op aandringen van [A]] zijn gemaakt en dat er nooit betalingen hebben plaatsgevonden. (blz. 44 pv)
(…)
Over [E bedrijf] verklaarde [D] dat:
(…)
voor deze facturen hetzelfde verhaal geldt als voor de facturen van [D] h/o Fabiola (blz. 46)
(…)
Verklaring getuige
[L]
(…) Samenvattend verklaarde zij dat de aan haar getoonde facturen gedateerd in 2003, afkomstig uit de administratie van [belanghebbende] op naam van[F BV] gericht aan [belanghebbende] niet behoren tot de omzet van [F BV]Dat het bedrijf [F BV]. eigenlijk geen activiteiten meer had in 2003. Dat de heer [Z] (…) in India zat. De huur van het pand was als in augustus 2002 opgezegd en dat na de huuropzegging ook geen verkopers meer in dienst waren. (blz. 51)”
Bij ambtshalve besluit van 22 juli 2010 is de boete vernietigd en de heffingsrente verminderd tot op een bedrag van € 48.184.