Home

Gerechtshof Amsterdam, 18-07-2013, ECLI:NL:GHAMS:2013:2285, 12-00253 en 12-00281

Gerechtshof Amsterdam, 18-07-2013, ECLI:NL:GHAMS:2013:2285, 12-00253 en 12-00281

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
18 juli 2013
Datum publicatie
1 augustus 2013
Annotator
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2013:2285
Zaaknummer
12-00253 en 12-00281
Relevante informatie
Algemene wet bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 01-05-2024 tot 01-08-2024] art. 8:5

Inhoudsindicatie

De rechtbank heeft zich op goede gronden onbevoegd verklaard. De belastingrechter is niet bevoegd te oordelen over de rechtmmatigheid van de door de ontvanger genomen invorderingsmaatregelen.

Uitspraak

Kenmerken 12/00253 en 12/00281

18 juli 2013

uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X], te [P], belanghebbende,

tegen de uitspraak in de zaken met kenmerk AWB 11/4118 en 11/4608 van de rechtbank Haarlem (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de ontvanger van de Belastingdienst/Amsterdam,

de ontvanger.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft bij beschikking met dagtekening 15 maart 2011 de

aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2001 verminderd, welke vermindering leidde tot een te ontvangen of te verrekenen bedrag van

€ 249.

1.2.

De inspecteur heeft bij beschikking met dagtekening 15 maart 2011 de

aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2002 verminderd, welke vermindering leidde tot een te ontvangen of te verrekenen bedrag van

€ 519.

1.3.

Bij brieven van 3 mei 2011 heeft belanghebbende de ontvanger in gebreke gesteld ter zake van de uitbetaling van de bedragen vermeld in de besluiten van 15 maart 2011.

1.4.

Belanghebbende heeft op 27 juli 2011 tegen het uitblijven van de betaling beroep ingesteld bij de rechtbank

1.5.

Bij uitspraak van 28 februari 2012, heeft de rechtbank zich onbevoegd verklaard.

Het tegen deze uitspraak ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 3 april 2012, aangevuld bij brief van 18 juni 2012. De ontvanger heeft een verweerschrift ingediend.

1.6.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 juli 2013. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Feiten

2.1.

De rechtbank heeft in de onderdelen 2.1.1. tot en met 2.1.2. van haar uitspraak de navolgende feiten vastgesteld. Belanghebbende wordt daarin aangeduid als ‘eiser’, de inspecteur als ‘verweerder’.

“2.1.1. Op 4 mei 2011 is het terug te ontvangen of te verrekenen bedrag van € 249 wat betreft de aanslag IB/PVV 2001 voor € 235 verrekend met de terug te betalen zorgtoeslag met toeslagnummer [001] en voor € 14 verrekend met het te betalen bedrag op de aanslag IB/PVV 2003, aanslagnummer [002]

2.1.2.

Op 4 juli 2011 is het terug te ontvangen of te verrekenen bedrag van € 519 wat betreft de aanslag IB/PVV 2002 voor € 234 verrekend met de terug te betalen zorgtoeslag met toeslagnummer [001]. Het na verrekening resterende bedrag van € 285 is op dezelfde dag uitbetaald op rekeningnummer [003].”

2.2.

Het Hof vult de feiten als volgt aan. De ontvanger heeft ter zitting bij het Hof verklaard dat in dit geschil als datum van verrekening moet worden uitgegaan van 21 april 2011, op welke datum blijkens de tot de gedingstukken behorende interne staten de afboeking van de zorgtoeslag heeft plaatsgevonden. Voor het overige gaat het Hof voor de beslechting van het geschil in hoger beroep uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten.

3 Het geschil

De grieven van belanghebbende richten zich tegen de invorderingsmaatregelen van de ontvanger, waarbij niet de verrekening op zichzelf in geding is, maar de late uitvoering daarvan en berichtgeving daarover.

4 Beoordeling van het geschil

5 Kosten

6 Beslissing