Home

Gerechtshof Amsterdam, 27-06-2013, ECLI:NL:GHAMS:2013:2316, 11/00975, 11/00976

Gerechtshof Amsterdam, 27-06-2013, ECLI:NL:GHAMS:2013:2316, 11/00975, 11/00976

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
27 juni 2013
Datum publicatie
31 juli 2013
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2013:2316
Formele relaties
Zaaknummer
11/00975, 11/00976
Relevante informatie
Wet op de kansspelbelasting [Tekst geldig vanaf 01-01-2024] art. 2, Wet op de kansspelbelasting [Tekst geldig vanaf 01-01-2024] art. 4

Inhoudsindicatie

De spelers die in het algemeen de toernooivariant van het pokerspel in de praktijk plegen te spelen, hebben geen overwegende invloed op de uitslag van het pokertoernooi. Er is dus sprake van een kansspel. De maatstaf van heffing ter zake van binnenlandse pokertoernooien (door spelers betaalde inleggelden minus de fee die een spelcasino inhoudt) is anders dan ter zake van buitenlandse pokertoernooien (door spelers gewonnen prijzen), waardoor een in Nederland wonende of gevestigde gerechtigde tot prijzen bij deelname aan buitenlandse toernooien meer kansspelbelasting verschuldigd is dan bij deelname aan binnenlandse pokertoernooien. Hierdoor wordt het vrije dienstenverkeer binnen de Europese Unie belemmerd.

Uitspraak

kenmerk 11/00975 en 11/00976

27 juni 2013

uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer

op de hogere beroepen van

de inspecteur van de Belastingdienst/[P],

de inspecteur,

en

de incidentele hogere beroepen van

[X] te [Z], belanghebbende,

gemachtigde: T. Vink (Taxwise advocaten & belastingadviseurs)

tegen de uitspraak in de zaken met kenmerk AWB 11/1112 en AWB 11/1309 van de rechtbank Haarlem in het geding tussen belanghebbende en de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.1.

De inspecteur heeft met dagtekening 17 januari 2011 aan belanghebbende voor het tijdvak maart 2010 een naheffingsaanslag opgelegd in de kansspelbelasting ten bedrage van € 3.132. Bij gelijktijdig genomen beschikking heeft hij een verzuimboete opgelegd van € 62.

1.1.2.

Eveneens met dagtekening 17 januari 2011 heeft de inspecteur aan belanghebbende voor het tijdvak augustus 2010 een naheffingsaanslag opgelegd in de kansspelbelasting ten bedrage van € 5.510. Bij gelijktijdig genomen beschikking heeft hij een verzuimboete opgelegd van € 110.

1.2.

Belanghebbende heeft bezwaarschriften ingediend tegen de in 1.1.1 en 1.1.2 vermelde naheffingsaanslagen en boetebeschikkingen. Bij uitspraken, gedagtekend 21 februari 2011, heeft de inspecteur de naheffingsaanslagen en verzuimboeten gehandhaafd.

1.3.

Na daartegen ingesteld beroep (het beroepschrift inzake de naheffingsaanslag voor het tijdvak augustus 2010 is door de rechtbank ingeschreven onder nr. AWB 11/1112 en het beroepschrift inzake de naheffingsaanslag voor het tijdvak maart 2010 onder nr. AWB 11/1309) heeft de rechtbank Haarlem (hierna: de rechtbank) bij uitspraak van 24 november 2011 de beroepen gegrond verklaard, de uitspraken op bezwaar vernietigd, de naheffings-aanslagen en de verzuimboeten vernietigd en de inspecteur veroordeeld tot vergoeding van proceskosten ad € 437 en griffierecht ad € 41.

1.4.

Het door de inspecteur tegen deze uitspraak ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 23 december 2011 en is aangevuld bij twee op 25 januari 2012 bij het Hof ingekomen geschriften, waarvan het ene betrekking heeft op de naheffingsaanslag voor het tijdvak augustus 2010 (kenmerk 11/00975) en het andere op de naheffingsaanslag voor het tijdvak maart 2010 (kenmerk 11/00976). Belanghebbende heeft zich in één geschrift tegen de hogere beroepen verweerd, waarbij hij tevens in beide zaken incidenteel hoger beroep heeft ingesteld.

1.5.

Op 27 maart 2012 is van de inspecteur een geschrift ontvangen waarin hij zich verweert tegen de incidentele hogere beroepen en repliceert op het verweerschrift in de principale hogere beroepen.

1.6.

Van belanghebbende is op 11 juni 2012 een geschrift houdende conclusie van repliek in de incidentele hogere beroepen en conclusie van dupliek in de principale hogere beroepen ontvangen.

1.7.

Bij op 26 juli 2012 ingekomen geschrift heeft de inspecteur gedupliceerd in de incidentele hogere beroepen.

1.8.

Op 3 december 2012 is een nader stuk van de inspecteur ontvangen.

1.9.

Op 10 december 2012 zijn nadere stukken en een pleitnota van belanghebbende ontvangen.

1.10.

Op 5 februari 2013 is een pleitnota van de inspecteur ontvangen.

1.11.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 februari 2013. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Feiten

2.1.

De rechtbank heeft in haar uitspraak de navolgende feiten vastgesteld. Belanghebbende wordt daarin (evenals in de hierna opgenomen citaten uit deze uitspraak) aangeduid als ‘eiser’, de inspecteur als ‘verweerder’.

“2.1. Eiser exploiteert sinds 16 mei 2008 in de vorm van een eenmanszaak een rechtskundig adviesbureau onder de naam “[A]”. [...].

2.2.1.

Eiser heeft op [data] deelgenomen aan een live pokertoernooi in [B]. Eiser heeft de [...] plaats bereikt en een prijs gewonnen van [bedrag].

2.2.2.

Eiser heeft van [data] deelgenomen aan een live pokertoernooi in [C]. Eiser heeft de [...] plaats bereikt en een prijs gewonnen van [bedrag].

2.2.3.

De hiervoor genoemde toernooien behoren tot de [D] toernooireeks. Op de website van [D] is onder andere het volgende vermeld:

“[...]

Op deze pokertoernooien wordt de variant Texas Hold’em gespeeld met hoge inzetten.

2.3.

Voorts heeft eiser deelgenomen aan live pokertoernooien in Nederland, waar hij de volgende resultaten heeft behaald:

-

[...];

-

[...];

-

[...].

2.4.

Tot de gedingstukken behoort een kopie van het Spelreglement van Holland Casino. Artikel 10 van het Spelreglement luidt voor zover van belang als volgt:

“1. Afhankelijk van de pokersoort treedt de vergunninghouder op als bankhouder, speler danwel verleent hij slechts zijn bemiddeling en ontleent daaraan het recht op een heffing van maximaal 10% van de totaal gedane inzetten.

(…)

10. De door de vergunninghouder aangeboden pokersoorten zijn:

(…)

b. texas hold’em;

(…)”

2.2.

Nu tegen de feitenvaststelling door de rechtbank, als hiervoor vermeld, door partijen geen bezwaren zijn ingebracht, gaat ook het Hof van die feiten uit.

2.3.

Het Hof voegt hieraan nog de volgende feiten toe, welke het voor de feiten vermeld onder 2.3.1 tot en met 2.3.3 ontleent aan de in beroep overgelegde stukken en voor de feiten vermeld onder 2.3.4. tot en met 2.3.8 aan de in hoger beroep overgelegde stukken c.q. het proces-verbaal van de zitting in hoger beroep.

2.3.1.

Het door Holland Casino gehanteerde Spelreglement 2000 (dat op grond van artikel 4, tweede lid, van de Beschikking casinospelen 1996 is goedgekeurd door de Staatssecretaris van Justitie en de Minister van Economische Zaken en dat in werking is getreden met ingang van 1 januari 2002) bevat naast de door de rechtbank geciteerde bepalingen nog - voor zover hier relevant – de volgende tekstpassages:

“Reglement ten aanzien van casinospelen zoals bedoeld in artikel 4, lid 2, van de Beschikking casinospelen 1996 aangevuld met bepalingen ten aanzien van speelautomaten in de zin van artikel 8 en 9 van de Beschikking casinospelen 1996. (…)

Artikel 1:1 Algemene voorwaarden

(…)12. De in dit reglement genoemde casinospelen kunnen worden aangeboden in toernooivorm. (…) Hoofdstuk 3: Kaartspelen (…) Artikel 3:5 Poker 1. Afhankelijk van de pokersoort treedt Holland Casino op als bankhouder of speler danwel verleent hij slechts zijn bemiddeling en ontleent daaraan het recht op een heffing van maximaal 10% van de totaal gedane inzetten. (…) 4. De door Holland Casino aangeboden pokersoorten kunnen zijn:

(…)

b. texas hold’em.”

(…)

Hoofdstuk 4: Overige casinospelen

(…).”

2.3.2.

Bij zijn verweerschriften in eerste aanleg (bijlage 11) heeft de inspecteur een beschrijving gevoegd van de spelregels van de pokervariant ‘Texas Hold’em’ in de meerdaagse toernooivorm (hierna ook: de toernooivariant). In deze beschrijving wordt – voor zover hier relevant - het volgende vermeld:

“De deelnemers aan het toernooi spelen in eerste instantie tegen de deelnemers die aan die speeltafel zijn gezeten. Er worden een aantal ronden gespeeld. De winnaar van een ronde is in principe degene die de hoogste combinatie heeft. Deze winnaar ontvangt de ingezette fiches (de pot). Deelnemers stoppen met spelen als zij geen of onvoldoende fiches over hebben voor

deelname aan het spel. De winnaar aan een speeltafel is een overgebleven deelnemer die bij de laatste ronde de hoogste combinatie heeft. De winnaars van de afzonderlijke speeltafels spelen in de finaleronde tegen elkaar. De prijzenpot wordt verdeeld onder de deelnemers aan de finaletafel. Degene die in de laatste ronde de hoogste combinatie heeft is de winnaar van het toernooi en ontvangt de eerste prijs.

De dealer heeft onder meer als taak om de kaarten te schudden (na elke ronde) en vóór elke deelnemer twee 'dichte' kaarten, uit het deck kaarten waarmee gespeeld wordt, neer te leggen. De deelnemer heeft geen enkele invloed op de waarde (2 tot en met aas) en het symbool (harten, ruiten, schoppen, klaver) die op de twee ontvangen kaarten staan afgebeeld. Alleen de deelnemer kent de waarden en de symbolen van 'zijn' twee kaarten.

Het spel begint door de eerste inzetten. De deelnemer links naast de dealer plaatst de small blind. Dit is een van te voren vastgesteld aantal fiches (punten). Daarna moet de deelnemer die daarop volgt de big blind plaatsen. Dit is doorgaans het dubbele van de small blind. Bij een volgende ronde schuift de verplichting tot het doen van de small en de big blind één plaats naar links op. Daarna volgt het delen van de twee eigen (dichte) kaarten. Als alle deelnemers twee kaarten hebben gehad volgen de inzetten. De inzet van de deelnemers gaat als volgt. De deelnemer bepaalt aan de hand van de twee ontvangen kaarten of hij wil deelnemen aan die ronde. De inleg vindt plaats in de vorm van waardefiches die de deelnemer voor hem op tafel legt. Elke deelnemer die aan die ronde wil deelnemen, inclusief de personen die de small blind en de big blind hebben ingezet, moet minimaal de waarde van de big blind inleggen. De bij aanvang ingezette fiches en de later ingezette fiches vormen samen 'de pot' van die ronde.

De deelnemer die een keuze kenbaar moet maken heeft gedurende de inzetrondes vijf opties:

- de deelnemer kan passen (fold)

Afzien van verdere deelname aan die ronde. Bij een tweede of volgende inzetronde is men de eerdere inzet kwijt.

- de deelnemer kan checken (is in de eerste ronden niet mogelijk i.v.m. de small en de big blind)

Indien er geen inzet is van een vorige deelnemer in die ronde hoeft niet ingezet te worden. Men blijft gewoon in het spel.

- de deelnemer zet fiches in (bet)

Indien er geen inzet is van een vorige deelnemer in die ronde hoeft niet ingezet te worden. Wil men toch inzetten dan zet men naar keuze een aantal fiches in.

- de deelnemer besluit om mee te gaan met een bet en / of raise (call)

Als de deelnemer mee wil blijven spelen zet hij evenveel in als de voorafgaande deelnemer. Hij legt hetzelfde aantal fiches (punten) op tafel.

- de deelnemer kan de inzet verhogen (raise)

De deelnemer die mee wil blijven spelen kan ook de inzet verhogen op basis van de inschatting van zijn kansen, afhankelijk van de eigen kaarten en de drie open kaarten op tafel en mogelijk het speelgedrag van de andere deelnemers. Iedere deelnemer die daarna aan de beurt is, moet minstens evenveel inzetten om mee te blijven doen.

Een inzetronde gaat net zolang door totdat alle deelnemers evenveel hebben ingezet als het hoogste bod (call). Het is mogelijk dat een deelnemer bij een volgende keuze (in deze inzetronde) er voor kiest om te raisen. Alle andere deelnemers moeten daarna inzetten tot dit aantal fiches (punten) om in het spel te blijven. De deelnemer die de raise heeft gedaan krijgt niet nogmaals de gelegenheid om te raisen, tenzij iemand na hem ook een raise heeft gedaan.

Nadat alle deelnemers de gelegenheid hebben gehad hun eerste inzet te doen, komt de 'flop'. Bij de flop legt de dealer drie 'open' kaarten uit het deck kaarten in het midden van de speeltafel. Dit zijn gemeenschappelijke kaarten. Alle deelnemers mogen deze kaarten gebruiken om te combineren met zijn eigen kaarten.

Nu volgt de tweede inzetronde waarbij de deelnemer kan kiezen uit de hiervoor

genoemde vijf mogelijkheden. De small en de big blind zijn hierbij niet meer van belang.

De deelnemer links van de dealer die nog niet gepast heeft (fold) moet als eerste

inzetten. Deze kan kiezen uit check en bet. Verder wordt ingezet zoals hiervoor

beschreven, totdat iedereen die mee wil blijven doen evenveel heeft ingezet.

Daarna legt de dealer een vierde kaart open op tafel, genaamd de 'turn'. Daarna volgt weer een mogelijkheid om te kiezen uit de vijf genoemde opties, gevolgd door het op tafel leggen van de vijfde open kaart door dealer, genaamd de 'river' . Bij tien deelnemers komen uit het deck van 52 kaarten er dus 20 'dichte' kaarten op tafel en vijf 'open' kaarten.

Een deelnemer kan op elk moment 'all in' gaan. Hij zet dan al zijn fiches in. Het spel wordt daarna verder gespeeld als voornoemd. Dit kan zijn omdat hij niet voldoende fiches heeft om een call te doen. De pot wordt vanaf dat moment in tweeën gesplitst. In de hoofdpot gaan alle fiches die er op dat moment lagen van de vorige inzetronden. Plus voor iedere deelnemer die nog meedoet hetzelfde aantal als de deelnemer die all-in gaat. De rest (van die ronden plus de volgende ronden) gaat in de tweede pot. De deelnemer die all-in gaat kan alleen de hoofdpot winnen. De tweede pot is voor de deelnemer die niet all-in is gegaan met de beste combinatie.

Als alle deelnemers op één na hebben opgegeven (folden) is de resterende deelnemer automatisch winnaar van die ronde. Hij hoeft zijn kaarten niet te laten zien. Men kan dus winnaar van een ronde zijn zonder de beste combinatie van (Hof: vijf) kaarten te hebben.

Aan het einde van een ronde moeten de deelnemers die niet gepast hebben hun twee kaarten laten zien (showdown). De deelnemer die de laatste call of raise heeft gedaan moet zijn kaarten laten zien. Als iemand een hogere combinatie heeft moet deze ook zijn kaarten laten zien. Als een deelnemer de pot niet claimt, hoeft hij zijn kaarten niet te laten zien.

De combinatie van (het Hof begrijpt: vijf kaarten uit) de twee eigen kaarten en de vijf open kaarten op tafel die de hoogste waarde heeft, is winnaar van die ronde. Het aantal en de waarde van de fiches die men over heeft is daarbij niet bepalend. De winnaar ontvangt 'de pot'.”

2.3.3.

In zijn verweerschriften in eerste aanleg heeft de inspecteur onder meer het volgende geschreven:

“6.3.3. Toevalsgenerator bij Texas Hold'em

(…) Bij sommige televisieprogramma's waarin een verslag van een pokertoernooi wordt gegeven, worden de kaarten van de spelers getoond aan de kijkers alsmede de winkansen van een speler op basis van de op dat moment bekende kaarten van de spelers. Tijdens het verloop van de ronden worden de winkansen aangepast als er nieuwe kaarten in het spel komen. Deze winkansen kennen een grillig verloop. Als voorbeelden van de wisseling van de kansen van een deelnemer zijn in bijlage 16 en bijlage 17 de weergaven uitgeprint van de televisie-uitzending van RTL met betrekking tot twee handen van [speler 1] met als tegenspelers [speler 2] en in een andere ronde [speler 3]. De spelers bepalen hun inzetten op basis van de ingeschatte kansen. Zoals uit de voorbeelden blijkt kan dit verkeerd uitpakken.

In de eerst getoonde ronde is de winstkans van [speler 1] ten tijde van de flop 82% omdat hij in het bezit is van twee azen. Zijn tegenstander [speler 2] heeft een winkans van 18% waarbij [hij] met zijn boer en de boer uit de flop een lagere combinatie (one pair) heeft dan [speler 1]. Met het draaien van de vierde openkaart (turn) worden de kansen op winst van [speler 1] vergroot tot 89%. De vijfde open kaart (river) is een boer, waardoor [speler 2] drie dezelfde kaarten (three of a kind) heeft en dus een hogere combinatie kan maken dan [speler 1]. De winkans van [speler 1] gaat daardoor van 89% naar 0%. Het verloop van zijn winkans is dus: 82% -> 89% -> 0%.

In de volgende hand heeft [speler 1] een heer en een vrouw en zijn tegenspeler twee vijven. De winkans van [speler 1] wordt berekend op 47% en die van zijn tegenstander op 53%. Bij het draaien van de drie open kaarten (flop) wordt de winkans van [speler 1] verlaagd naar 29%. Bij het draaien van de vierde kaart (turn) wordt de winkans van dhr. Spindler van 29% verhoogd naar 95% omdat hij nu een hoger[e] combinatie kan maken dan zijn tegenstander en er nog maar één kaart bij komt. De vijfde kaart (river) zorgt er voor dat beide spelers een flush hebben (vijf kaarten van eenzelfde soort) maar met zijn harten heer kan [speler 1] de hoogste combinatie maken. Zijn winkans stijgt van 89% naar 100%. Het verloop van zijn winkans in deze ronde is dus: 47% -> 29% -> 95% -> 100%.

In de voorbeelden is te zien dat de spelers hun inzetten baseren op de ingeschatte winkansen. Uit de 'print screens' van bijlage 17 blijkt dat [speler 3] 'all in' gaat ($ 578.000) op basis van de twee hem bekende kaarten (one pair). De 'pot' staat daarbij op $ 1.219.000. Door de vierde en de vijfde kaart dalen zijn kansen tot 0% en is hij zijn inzet kwijt en gaat de pot naar dhr. Spindler.”

2.3.4.

In zijn verweerschrift in hoger beroep heeft belanghebbende over de pokervariant ‘Texas Hold’em’ onder andere het volgende geschreven:

“3.4 De variant Texas Hold’em poker wordt in diverse vormen gespeeld, die aanzienlijk van elkaar verschillen voor wat betreft de wijze waarop de winnaars worden aangewezen. De twee hoofdvormen zijn de cashgame en het toernooi.

3.5

Bij een cashgame wordt rechtstreeks om geld gespeeld: elke inzet heeft een

geldwaarde, al dan niet in de vorm van chips. Op elk moment kan een speler met het spel stoppen.

3.6

Bij een toernooi wordt vooraf een vaste inleg betaald waarmee men een aantal

toernooi-chips koopt. Tijdens het toernooi wordt een speler geëlimineerd als hij al zijn chips heeft verloren aan de andere deelnemers. Als voldoende eliminaties hebben plaatsgevonden worden pokertafels opgeheven en de deelnemers samengevoegd naar een volgende tafel, net zolang tot één tafel overblijft. De deelnemers spelen daarna door tot één deelnemer het toernooi heeft gewonnen. Het doel voor een speler die meedoet aan een pokertoernooi is het voorkomen van eliminatie en het behalen van een zodanig klassering dat men in de prijzen valt, wat meestal betekent dat men bij de laatste 10% tot 15% van de deelnemers moet eindigen. De chips in een toernooi vertegenwoordigen geen directe geldwaarde en kunnen dus niet naar geld worden gewisseld.

(…)

3.9

Er zijn Texas Hold’em pokertoernooien waarbij de deelnemers verplicht zijn al hun

chips elke speelronde in te zetten, waardoor de deelnemers dus geen enkele beslissing kunnen nemen. Tijdens zulke toernooien worden slechts enkele speelronden gespeeld en deze toernooien duren slechts enkele minuten.

(…)

3.10

Aan de andere kant zijn er Texas Hold’em pokertoernooien waarbij de deelnemers

beschikken over een groot aantal chips die zij niet verplicht elke speelronde hoeven in te zetten, die het de deelnemers mogelijk maakt vele spelronden te verliezen zonder te worden geëlimineerd. Tijdens zulke toernooien moeten door de meeste deelnemers vele duizenden beslissingen worden gemaakt, waardoor het enkele dagen duurt alvorens deelnemers tot winnaars worden aangewezen.”

2.3.5.

Belanghebbende heeft ter zitting in hoger beroep onder meer het volgende verklaard:

“Er zijn niet veel meerdaagse toernooien. Bij illegaal poker gaat het vaak om korte cash-games. Meerdaagse toernooien vergen veel organisatie. [D] organiseert ongeveer vijf keer per jaar een toernooi. Om een voorbeeld te geven: voor het toernooi in [C] waaraan ik heb meegedaan, hadden zich ongeveer 500 deelnemers ingeschreven. De deelnemers komen uit heel Europa. Er wordt een specifieke groep spelers door aangetrokken. Bij het toernooi in [C] moest € 1.650 betaald worden om mee te mogen doen. Hiervan was € 1.500 bestemd voor de prijzenpot en € 150 voor de fee voor het casino. Bij het toernooi in [B] ging € 500 naar de prijzenpot en € 50 naar het casino.

Omdat er een fee is verschuldigd en het prijzengeld bestaat uit de betaalde inleggelden minus de fee aan het casino, is de opbrengst voor alle spelers gezamenlijk altijd negatief. (…)

De prijzen worden aan de hand van een staffel bepaald. Meestal krijgt de beste 10% tot 15% van de spelers een prijs. Op het toernooi in [C] waren er ongeveer 50 prijzen. Meestal is de laagste prijs het dubbele van de inleg. Als groep financiert men dus volledig het eigen prijzengeld. De tafelposities tijdens de eerste speelronde worden door loting bepaald.

U houdt mij het volgende voor. Aan een toernooi zullen spelers met verschillende ervaringsniveaus deelnemen. Er zal een zekere mate van schifting zijn naar mate het toernooi vordert, zodat in de finale veelal behendigere spelers zitten. De rechtbank heeft geoordeeld dat de toevalsgenerator steeds dezelfde is, maar het gemiddelde behendigheidsniveau van de spelers hoger wordt naar mate het toernooi vordert. Naar mate de in het toernooi overgebleven spelers beter tegen elkaar opgewassen zijn, zal het moeilijker worden de eigen behendigheid de doorslaggevende factor te laten zijn. U vraagt mij waarom naar mijn mening er geen rekening gehouden mag worden met het feit dat de tegenstander gedurende het toernooi per ronde gemiddeld sterker zal worden, aangezien de zwakkere spelers gedurende de eerste ronden meestal reeds het onderspit delven. Hierop antwoord ik als volgt. Op zich klopt het dat gedurende de eerste ronden van het toernooi een schifting plaatsvindt en dat de tegenstanders gemiddeld steeds sterker worden naarmate het toernooi vordert, maar de rechtbank verbindt daar een onjuiste conclusie aan.

Er kan een parallel getrokken worden met andere behendigheidsspelen. In een bekertoernooi in het voetbal zullen in de eerste ronde nog amateurs meedoen. Ajax zal waarschijnlijk in de vroege rondes van de zwakkere clubs winnen. Maar bij een finale tussen Ajax en PSV is veel moeilijker te zeggen wie zal winnen. Niemand weet wie meer behendig is. Bij schaken bestaat er ook een element van behendigheid en een element van kans. Als de twee beste spelers van de wereld tegenover elkaar gezet worden, maakt het uit of er met zwart of met wit gespeeld wordt. Wie er met zwart en wie er met wit speelt, wordt bepaald door kans. Ik pleit dus voor een toetsingsmethode waarbij een toernooi afzonderlijk beoordeeld wordt, maar waarbij alle spelers van een dergelijk toernooi in overweging genomen moeten worden. Daarvan moet een grote minderheid invloed kunnen uitoefenen op het resultaat. Bij de laatste tien spelers in een toernooi met 500 deelnemers zal het van kans afhangen wie er wint. Maar die groep van tien spelers heeft ten opzichte van de overige deelnemers invloed op het spel en is een substantiële minderheid.

U houdt mij voor dat door de toevalsgenerator, namelijk het leggen van de open kaart(en) bij de flop, turn en river de winstkansen telkens volledig kunnen keren en u vraagt mij naar een reactie op de door de inspecteur in zijn verweerschrift in eerste aanleg, bladzijde 9 en 10 alsmede bijlage 16 en 17, gegeven voorbeelden uit een televisie-uitzending van RTL. Het klopt dat door het leggen van elke nieuwe open kaart de winstkansen worden beïnvloed en zelfs volledig kunnen omslaan, al wil ik wel opmerken dat de inspecteur een aantal extreme voorbeelden heeft gekozen.

Het is juist dat daardoor bij elke stap (turn, flop en river) de behendigheid en het vermogen tot bluffen van de speler van belang is, om de door de toevalsgenerator bepaalde winstkansen te beïnvloeden. In een late ronde in een toernooi zitten veel ervaren spelers. U vraagt mij of er in zo een geval toch spelers zijn die het zojuist beschreven effect van de toevalsfactor weer in overwegende mate ongedaan kunnen maken. Hierop antwoord ik ontkennend. Het is niet zo dat de beste speler altijd wint. Maar het enige dat daarmee vaststaat, is dat er sprake is van enige kansbepaling. De kansbepaling is echter niet de overwegende factor. In het overwegende aantal gevallen zal de goede speler winnen van de slechte. Op een toernooi worden veel rondes gespeeld. Op termijn vlakt de kans uit en gebeurt er wat men op grond van het verschil in behendigheid tussen de spelers mag verwachten. Een slechte hand kan betekenen dat een sterke speler verliest van een zwakkere en kan dus invloed hebben op één ronde. Maar dat is niet genoeg om het pokerspel in toernooivorm als kansspel aan te merken.”

2.3.6.

In het verweerschrift in hoger beroep is – voor zover hier relevant – door belanghebbende het volgende opgemerkt omtrent de wijze van heffing van kansspelbelasting ter zake van de toernooivariant bij Holland Casino:

“Holland Casino, het enige binnenlandse speelcasino met een vergunning gelegenheid te geven tot deelname aan pokerspelen, voldoet de door haar verschuldigde kansspelbelasting bij Texas Hold’em pokertoernooien ook daadwerkelijk over de heffingsgrondslag bepaald in artikel 3 lid 1 aanhef en onder a Wet KSB. Dit blijkt uit het bericht dat Mark Woldberg, persvoorlichter van Holland Casino, in februari 2011 heeft doen uitgaan met onder meer de volgende inhoud:

“In de eerste plaats het verwarrende geluid over waarover wij kansspelbelasting afdragen. Voor alle duidelijkheid: Holland Casino draagt in het geval van cash games 29% kansspelbelasting af over de rake. Bij toernooien wordt die 29% afgedragen over de entry fee. (…)””

2.3.7.

In zijn motivering van de beroepschriften in hoger beroep heeft de inspecteur over de wijze van belastingheffing van Holland Casino het volgende standpunt ingenomen:

“Dat Holland Casino tot op dit moment geen kansspelbelasting inhoudt op de prijzen boven de € 454 bij pokertoernooien is een zaak tussen de betrokken inspecteur en inhoudings- c.q. belastingplichtige. De huidige competente inspecteur is op de hoogte gebracht van de onjuiste heffing. Het li[g]t dan in de verwachting dat hij actie onderneemt. Deelnemers aan pokertoernooien bij Holland Casino kunnen aan het niet inhouden van belasting door Holland Casino geen rechten ontlenen.”

2.3.8.

Ter zitting in hoger beroep heeft de voor de heffing van kansspelbelasting bij Holland Casino bevoegde inspecteur – voor zover relevant – hieraan het volgende toegevoegd:

“Ik ben verbonden aan de Belastingdienst [Q], als de competente inspecteur voor Holland Casino, en weet dus wat er ten aanzien van deze belastingplichtige speelt. (…)

U houdt mij voor dat er stukken overgelegd zijn waarin is opgenomen dat de heffing van kansspelbelasting van Holland Casino ten aanzien van Texas Hold’em in toernooivorm in het verleden anders is verlopen en dat volgens de pleitnota in hoger beroep “inmiddels” conform het standpunt van de kenniskring wordt geheven. U houdt mij voorts voor dat het mogelijk is, gelet op het woord ‘inmiddels’ in de pleitnota, dat het Hof de wederzijdse argumenten zo weegt dat het tot het oordeel komt dat er pas ruim na de uitspraak van de rechtbank in overeenstemming met het standpunt van de kenniskring is gehandeld en dat de heffing van kansspelbelasting van Holland Casino ter zake van Texas Hold’em in toernooivorm in 2010 is verlopen zoals belanghebbende heeft gesteld.

Hierop reageer ik als volgt. Het komt wel eens voor dat inspecteurs een onjuist standpunt hebben ingenomen en zich niet onmiddellijk realiseren dat het ingenomen standpunt onjuist is. Wanneer dan later duidelijk wordt dat het standpunt onjuist was, kan het standpunt gewijzigd worden. Wel moet er dan een redelijke opzeggingstermijn in acht genomen worden. Holland Casino viel voorheen onder de Belastingdienst [...]. Nu, sinds ongeveer twee jaar, is de Belastingdienst [Q] competent.”

3 Geschil in hoger beroep

3.1.

In (principaal en incidenteel) hoger beroep is evenals in eerste aanleg in geschil of de door belanghebbende op de meerdaagse pokertoernooien te [B] en [C] gewonnen prijzen zijn aan te merken als prijzen behaald met een kansspel in de zin van artikel 2, eerste lid, van de Wet op de kansspelbelasting (hierna: Wet KSB) en, indien deze vraag bevestigend dient te worden beantwoord, of de onderhavige heffing van kansspelbelasting in strijd is met artikel 56 van het Verdrag inzake de werking van de Europese Unie (hierna: VwEU).

3.2.

Voor de standpunten van partijen verwijst het Hof naar de gedingstukken en de processen-verbaal van de zittingen in eerste aanleg en hoger beroep.

4 Het oordeel van de rechtbank

5 Beoordeling van het geschil in hoger beroep

6 Kosten

6 Beslissing