Gerechtshof Amsterdam, 25-07-2013, ECLI:NL:GHAMS:2013:2430, 12/00655
Gerechtshof Amsterdam, 25-07-2013, ECLI:NL:GHAMS:2013:2430, 12/00655
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 25 juli 2013
- Datum publicatie
- 14 augustus 2013
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2013:2430
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2014:894
- Zaaknummer
- 12/00655
- Relevante informatie
- Algemene wet inzake rijksbelastingen [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-01-2025] art. 26, Algemene wet bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 01-05-2024 tot 01-03-2027] art. 7:1, Kostenwet invordering rijksbelastingen [Tekst geldig vanaf 01-01-2024] art. 7, Algemene wet bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 01-05-2024 tot 01-03-2027] art. 7:15, Algemene wet bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 01-05-2024 tot 01-03-2027] art. 8:75, Algemene wet inzake rijksbelastingen [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-01-2025] art. 27l
Inhoudsindicatie
Anders dan de rechtbank oordeelt staan tegen de als "herinnering" aangeduide brief geen rechtsmiddelen open. Bezwaar terecht niet-ontvankelijk verklaard. Dat bij de uitspraak op bezwaar niet expliciet is beslist op het verzoek tot kostenvergoeding, leidt anders dan de rechtbank oordeelt, niet tot gegrondverklaring van het beroep. Kostenvergoeding beroep blijft echter in stand nu de ambtenaar daartegen geen (incidenteel) hoger beroep heeft ingesteld. Verzoek immateriële schadevergoeding terecht afgewezen. Redelijke termijn (eerste fase) begint bij ontvangst bezwaarschrift.
Uitspraak
Kenmerk 12/00655
25 juli 2013
uitspraak van de zevende enkelvoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X], wonende te [Z], belanghebbende,
tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk AWB 11/3017 van de rechtbank Haarlem (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de ambtenaar belast met de invordering van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier, de ambtenaar.
1 Ontstaan en loop van het geding
De ambtenaar heeft met dagtekening 8 maart 2011 aan belanghebbende een aanmaning verstuurd tot betaling van de aanslag waterschapsbelastingen eigenaren voor het jaar 2008 ten bedrage van € 157,50. Voor het verzenden van de aanmaning zijn aan belanghebbende aanmaningskosten van € 7 in rekening gebracht.
Belanghebbende heeft tegen de van hem gevorderde aanmaningskosten een bezwaarschrift ingediend. Bij uitspraak van 24 maart 2011 heeft de ambtenaar het bezwaar gegrond verklaard en het verzoek om een kostenvergoeding afgewezen.
Aan belanghebbende is met dagtekening 7 mei 2011 een als “herinnering” aangeduide brief gezonden, waarvan de inhoud hieronder is weergegeven onder 2.2 van de (geciteerde) uitspraak van de rechtbank.
Belanghebbende heeft de ambtenaar schriftelijk kenbaar gemaakt het met de inhoud van de hiervoor onder 1.3 vermelde brief niet eens te zijn. Het geschrift van belanghebbende vermeldt in het hoofd “BEZWAARSCHRIFT” (hierna: het bezwaar).
In een door de ambtenaar als “uitspraak op het bezwaarschrift/herinnering” aangeduide brief van 23 mei 2011 is het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 10 augustus 2012 heeft de rechtbank als volgt beslist (in deze uitspraak is belanghebbende aangeduid als ‘eiser’ en de ambtenaar als ‘verweerder’):
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van de uitspraak op bezwaar in stand blijven voor wat betreft de niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar;
- bepaalt dat deze uitspraak ter zake het verzoek om kostenvergoeding van bezwaar in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van het beroep van eiser ten bedrage van € 261,55;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.”
Het tegen de uitspraak van de rechtbank door belanghebbende ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 30 augustus 2012, aangevuld bij brief ontvangen op 14 september 2012. De ambtenaar heeft een verweerschrift ingediend. Vervolgens zijn bij brieven van 1 december 2012 en 5 december 2012 conclusies van repliek en dupliek genomen. Van de zijde van belanghebbende is daarna nog een nader stuk ontvangen op 17 juni 2013.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 juli 2013. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 Feiten
De rechtbank heeft de volgende feiten vastgesteld:
“2.1. Wegens het niet-betalen van de eigenarenaanslag 2008 is eiser met dagtekening 8 maart 2011 een aanmaning gestuurd. Het bezwaar tegen deze aanmaning heeft verweerder bij uitspraak op bezwaar van 24 maart 2011 gegrond verklaard.
Met dagtekening 7 mei 2011 heeft verweerder eiser een brief gestuurd waarin onder meer het volgende is opgenomen:
“Ondanks de eerdere toegezonden aanmaning bestaat nog steeds achterstand in de betaling van de op de acceptgiro vermelde aanslag. Daarom ben ik helaas genoodzaakt een dwangbevel tegen u uit te vaardigen.
Het dwangbevel zal binnenkort aan u worden betekend. Na de betekening kunnen zonodig verdere maatregelen worden getroffen. Er kan bijvoorbeeld beslag worden gelegd op uw salaris, pensioen, uitkering, banktegoed en roerende zaken.
De extra kosten bedragen minimaal € 44,00 en kunnen oplopen tot boven de € 125,00. Bij de aanmaning heb ik u hiervoor nadrukkelijk gewaarschuwd.
De betekening van het dwangbevel en de extra kosten kunt u thans nog voorkomen. U dient daarvoor onmiddellijk het openstaand bedrag te voldoen. Gebruikt u daarvoor uitsluitend bijgaande acceptgiro.
(…)”.
In de acceptgiro die aan de hiervoor vermelde brief is gehecht, is als te betalen bedrag vermeld € 164,50. In het bijbehorende strookje is dit bedrag als volgt opgebouwd:
- -
-
aanslag € 157,50
- -
-
kosten € 7,00
In de thans voorliggende uitspraak op bezwaar is onder meer het volgende opgenomen:
“U heeft voor deze aanslag inderdaad uitstel van betaling gekregen. De heer [A] heeft u op 12 mei 2011 telefonisch excuses aangeboden voor het per abuis verzenden van de herinnering en u verzocht om het bezwaarschrift in te trekken. U wilde niet op dit verzoek ingaan. Hieronder kunt u mijn uitspraak op uw bezwaarschrift van 7 mei 2011 lezen.
Tegen een kosteloze herinnering van de ambtenaar belast met de invordering staat geen bezwaar/beroep mogelijkheid open. Een herinnering is geen besluit in de zin van artikel 1:3 lid 1 van de Algemene wet bestuursrecht”.”
Nu de hiervoor vermelde feiten door partijen op zichzelf niet zijn bestreden zal ook het Hof daarvan uitgaan.
3 Geschil in hoger beroep
Evenals bij de rechtbank is bij het Hof in geschil of de ambtenaar de als bezwaarschrift aangemerkte brief tegen de onder 1.3 genoemde “herinnering” ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. Voorts is in geschil of belanghebbende recht heeft op een hogere kostenvergoeding dan hem door de rechtbank is toegekend en op (immateriële) schadevergoeding.
Belanghebbende beantwoordt deze vragen bevestigend; de ambtenaar ontkennend.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen zij daaraan ter zitting hebben toegevoegd wordt verwezen naar het van het verhandelde ter zitting opgemaakte proces-verbaal.