Gerechtshof Amsterdam, 29-08-2013, ECLI:NL:GHAMS:2013:2714, 11-00788
Gerechtshof Amsterdam, 29-08-2013, ECLI:NL:GHAMS:2013:2714, 11-00788
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 29 augustus 2013
- Datum publicatie
- 2 oktober 2013
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2013:2714
- Zaaknummer
- 11-00788
Inhoudsindicatie
Het Hof oordeelt dat de door belanghebbende gemaakte advocaatkosten niet aftrekbaar zijn omdat zowel de WAO/WIA-uitkeringen als de uitkeringen op grond van de Tijdelijke Regeling Inkomensgevolgen herbeoordeelde arbeidsongeschikten voortvloeien uit een vroegere dienstbetrekking en op grond van artikel 2.14 lid 1 Wet IB 2001 moeten worden aangemerkt als loon.
Uitspraak
kenmerk 11/00788
29 augustus 2013
hersteluitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z], belanghebbende,
gemachtigde: mw. mr. [A],
tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk AWB 11/1633 van de rechtbank Haarlem (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst Holland-Noord, kantoor Alkmaar,
de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft met dagtekening 13 augustus 2010 aan belanghebbende voor het jaar 2007 een aanslag opgelegd in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 20.726.
Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak, gedagtekend 9 februari 2011, de aanslag gehandhaafd.
Bij uitspraak van 6 september 2011 heeft de rechtbank het door belanghebbende ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Het tegen deze uitspraak ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 14 oktober 2011, aangevuld bij brief van 13 oktober 2011 (ingekomen op 17 oktober 2011). De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 april 2013. Voor het verhandelde ter zitting verwijst het Hof naar het proces-verbaal dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
In aansluiting op het besprokene ter zitting heeft de gemachtigde bij brief van 18 april 2013 een nader stuk ingezonden met betrekking tot een betaling aan [B] Advocaten en Belastingadviseurs. De inspecteur heeft hierop gereageerd bij brief van 25 april 2013. De gemachtigde heeft vervolgens bij brief met bijlage van 30 mei 2013 gereageerd op de reactie van de inspecteur. De reactie van de gemachtigde is doorgezonden naar de inspecteur. Partijen hebben vervolgens aangegeven dat een nader onderzoek ter zitting achterwege kan blijven.
Op 8 augustus 2013 heeft het Hof uitspraak gedaan. Na verzending van de uitspraak heeft de inspecteur het Hof bij brief van 15 augustus 2013 erop gewezen dat het onder 'slotsom' in 4.3 van de uitspraak vermelde (kennelijk) onjuist is. Gelet op de aard van deze voor de lezer van de uitspraak kenbare fout, ziet het Hof reden deze door middel van de onderhavige hersteluitspraak te herstellen.
2 Feiten
In de ontwikkeling van het geschil in hoger beroep vindt het Hof aanleiding de feiten, voor zover thans nog van belang, als volgt vast te stellen.
Belanghebbende heeft in 2007 van het UWV twee uitkeringen gekregen: een WAO/WIA-uitkering met een "belastbaar loon" van € 19.695 en een aantal maanden een uitkering op grond van de Tijdelijke Regeling Inkomensgevolgen herbeoordeelde arbeidsongeschikten (Stcrt. 2004, 242) met een "belastbaar loon" van € 2.074.
[C] ([B] Advocaten en Belastingadviseurs) heeft sedert september 2005 20 uren besteed aan diensten voor belanghebbende en belanghebbende heeft voor deze diensten op enig moment een voorschot betaald van € 1.000. Bij e-mailbericht van 7 februari 2007 heeft [C] meegedeeld dat belanghebbende nog een bedrag van € 1.313 zou moeten betalen (na verrekening van een bedrag van € 1.681).
Op 20 februari 2007 heeft het kantoor van [C] voor zijn bemoeienissen aan belanghebbende een bedrag van € 2.518 gefactureerd onder vermelding “dossiernaam: [X] .../GAK Nederland”. Na verrekening van het voorschot van € 1.000 en een vergoeding van het UWV van € 681 heeft belanghebbende in februari 2007 een bedrag van € 837 aan het kantoor van [C] betaald.
Belanghebbende heeft in maart 2008 over het jaar 2007 aangifte gedaan van een inkomen uit werk en woning van € 14.627. De inspecteur heeft hem op 15 mei 2008 overeenkomstig deze aangifte een voorlopige teruggaaf verleend van € 6.701 (waarin begrepen € 294 aan te vergoeden heffingsrente).
Op 23 mei 2010 heeft belanghebbende onder verwijzing naar het e-mailbericht van 7 februari 2007 verklaard dat hij ook de advocaatkosten tot een bedrag van € 2.400 in aftrek wilde brengen.
Na een briefwisseling heeft de inspecteur uiteindelijk op 13 augustus 2010 de aanslag opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 20.726. Dit resulteerde in een te betalen bedrag van € 6.003 (waarin begrepen € 680 aan te betalen heffingsrente).
In een brief met datum 2 januari 2011 heeft belanghebbende onder verwijzing naar het genoemde e-mailbericht, bepleit rekening te houden met een bedrag van € 2.994 aan advocaatkosten.
3 Geschil in hoger beroep
Ter zitting heeft de gemachtigde verklaard dat, anders dan bij de rechtbank, uitsluitend nog in geschil is de aftrekbaarheid van de advocaatkosten en de hoogte van het bedrag dat als heffingsrente in rekening is gebracht.