Home

Gerechtshof Amsterdam, 11-04-2013, ECLI:NL:GHAMS:2013:2769, 200.121.485/01

Gerechtshof Amsterdam, 11-04-2013, ECLI:NL:GHAMS:2013:2769, 200.121.485/01

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
11 april 2013
Datum publicatie
4 september 2013
Annotator
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2013:2769
Zaaknummer
200.121.485/01

Inhoudsindicatie

Wrakingsverzoek afgewezen. De wrakingskamer stelt voorop dat het aan - in dit geval - het lid van de enkelvoudige belastingkamer is de orde ter zitting te bewaren, waarbij een procespartij in een voorkomend geval kan worden verzocht zijn of haar taalgebruik ter zitting aan te passen. De opmerkingen van de raadsheer ter zitting leveren geen zwaarwegende aanwijzingen op dat sprake is geweest van de schijn van vooringenomenheid, laat staan van een objectief gerechtvaardige vrees van verzoeker voor vooringenomenheid van de rechter.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

zaaknummer : 200.121.485/01

beschikking van de wrakingskamer van 11 april 2013

inzake het op 6 februari 2013 ter griffie van dit hof ingediende verzoekschrift van

[verzoeker] ,

wonende te [woonplaats],

VERZOEKER.

1 Het procesverloop

Het verzoek tot wraking met bovenvermeld zaaknummer is door verzoeker schriftelijk ingediend in de belastingzaken met kenmerken 11/00556 en 12/00297. Het betreft de

wraking van mr. J.P.A. Boersma, lid van de belastingkamer van dit hof.

Bij faxbericht van 8 februari 2013 heeft verzoeker zijn verzoek nader toegelicht.

Mr. Boersma heeft niet berust in de wraking. Bij e-mailbericht van 11 februari 2013 heeft hij gereageerd op het wrakingsverzoek.

Bij brief, gedateerd 7 maart 2013 en binnengekomen ter griffie van het hof op 13 maart 2013, heeft [naam], hoofd Gemeentebelastingen Kennemerland Zuid, meegedeeld dat hij geen inhoudelijke reactie op het wrakingsverzoek wenst te geven en niet bij de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek aanwezig zal zijn.

De wrakingskamer heeft het verzoek in het openbaar behandeld op 29 maart 2013. Daarbij is verzoeker in persoon verschenen en heeft hij het verzoek mondeling toegelicht aan de hand van een door hem aan het hof overgelegde pleitnota. Ter zitting is gebleken dat verzoeker het proces-verbaal van de zitting van de belastingkamer van 5 februari 2013 niet had ontvangen. De behandeling ter zitting is daarop geschorst teneinde verzoeker in de gelegenheid te stellen het proces-verbaal te lezen. Daarna is de zitting hervat.

Mr. Boersma is ter zitting verschenen en heeft het woord gevoerd.

2 Beoordeling

2.1

Het gaat hier, samengevat en voor zover relevant, om het volgende:

2.1.1

Het geschil in de hoofdzaken in hoger beroep betreft de waardering van de woning van verzoeker op grond van de Wet waardering onroerende zaken.

2.1.2

Op 5 februari 2013 zijn de zaken met bovengenoemde kenmerken behandeld door de vijfde enkelvoudige belastingkamer waarin mr. Boersma zitting had. Het proces-verbaal van die zitting luidt, voor zover relevant, als volgt:

“Belanghebbende [verzoeker, wrakingskamer] heeft een pleitnota aan het Hof en de wederpartij overgelegd en voorgedragen. Tijdens het voordragen heeft het Hof belanghebbende verzocht zijn taalgebruik over de heffingsambtenaar aan te passen. Belanghebbende verklaarde daarop:

Ik laat mij niet censureren.

Na volledige voorlezing van de pleitnota heeft het Hof het onderzoek geschorst en

na drie minuten hervat. Het Hof heeft belanghebbende nogmaals verzocht zijn taalgebruik over de heffingsambtenaar aan te passen en hem gewezen op de mogelijkheid dat het Hof de zaak zal gaan behandelen buiten zijn aanwezigheid. Belanghebbende verklaarde daarop:

Ik laat mij niet censureren.

2.2

Ter onderbouwing van het wrakingsverzoek heeft verzoeker – samengevat – aangevoerd dat de door de heffingsambtenaar in de hoofdzaken in hoger beroep overgelegde waarderapporten en vergelijkingsmatrices zijn vergeven van verdichtsels en dat hij de heffingsambtenaar daarom ter zitting van 5 februari 2013 terecht heeft aangeduid als een ‘criminele beunhaas’ die zich schuldig maakt aan oplichting. Verzoeker heeft ook aangifte gedaan bij het Openbaar Ministerie te Haarlem tegen de heffingsambtenaar. Met het verbod bedoelde bewoordingen ter zitting te gebruiken, heeft mr. Boersma verzoeker ten onrechte gecensureerd en blijk gegeven van vooringenomenheid, althans van een afwijzend oordeel

ten aanzien van het standpunt van verzoeker dat de heffingsambtenaar zich schuldig maakt aan oplichting. Die vooringenomenheid blijkt eveneens uit de afwijzing door mr. Boersma van het verzoek om overeenkomstig artikel 162 van het Wetboek van Strafvordering aangifte te doen van door de heffingsambtenaar gepleegde ambtsmisdrijven, aldus verzoeker.

2.3

Mr. Boersma heeft – kort gezegd – aangevoerd dat hij zich niet inhoudelijk heeft uitgelaten over het materiële geschil en ter zitting (slechts) heeft aangegeven dat hij de typeringen in de pleitnota van verzoeker niet gepast vond. Van (een gegronde vrees voor) vooringenomenheid is geen sprake, aldus mr. Boersma.

2.4

De wrakingskamer overweegt als volgt.

2.5

Het onderhavige verzoek dient te worden beoordeeld op grond van de hier toepasselijke artikelen 8:15 en 8:16, lid 1, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 6 van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), in samenhang met de door de Hoge Raad en het Europese Hof voor de Rechten van de Mens ontwikkelde criteria.

2.6

Artikel 8:15 Awb bepaalt dat op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen kan worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.

2.7

Op grond van artikel 8:16 lid 1 Awb dient dit verzoek schriftelijk en gemotiveerd te worden gedaan zodra de feiten en omstandigheden aan de verzoeker bekend zijn.

2.8

Het verzoek is, gelet op het bepaalde in artikel 8:16 lid 1 Awb, tijdig ingediend. Verzoeker kan derhalve worden ontvangen in zijn verzoek tot wraking.

2.9

De wrakingskamer neemt tot uitgangspunt dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een partij vooringenomenheid koestert, althans dat bij de verzoeker dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.

2.10

De wrakingskamer stelt voorop dat het aan – in dit geval – het lid van de enkelvoudige belastingkamer is de orde ter zitting te bewaren, waarbij een procespartij in een voorkomend geval kan worden verzocht zijn of haar taalgebruik ter zitting aan te passen, zoals mr. Boersma heeft gedaan. De opmerkingen van mr. Boersma ter zitting leveren geen zwaarwegende aanwijzingen op dat sprake is geweest van de schijn van vooringenomenheid, laat staan van een objectief gerechtvaardige vrees van verzoeker voor vooringenomenheid

van de rechter. Bijkomende feiten on omstandigheden die een dergelijke vrees wel kunnen rechtvaardigen, zijn niet gebleken.

2.11

Uit het vorenstaande volgt dat het wrakingsverzoek moet worden afgewezen.

3 Beslissing

De wrakingskamer:

wijst het verzoek af.

Deze beslissing is gegeven door mrs. S. Clement, voorzitter, G.J. Driessen-Poortvliet en M.F.J.M. de Werd, raadsheren, in tegenwoordigheid van mr. J.G.E.Y. Lok, griffier.

De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 11 april 2013.