Gerechtshof Amsterdam, 05-09-2013, ECLI:NL:GHAMS:2013:2774, 12/00012
Gerechtshof Amsterdam, 05-09-2013, ECLI:NL:GHAMS:2013:2774, 12/00012
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 5 september 2013
- Datum publicatie
- 19 november 2013
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2013:2774
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2015:18
- Zaaknummer
- 12/00012
- Relevante informatie
- Algemene wet bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 01-05-2024 tot 01-08-2024], Algemene wet inzake rijksbelastingen [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-01-2025], Wet inkomstenbelasting 2001 [Tekst geldig vanaf 30-04-2024 tot 01-01-2025], Besluit proceskosten bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 01-01-2024], Grondwet [Tekst geldig vanaf 22-02-2023]
Inhoudsindicatie
Belanghebbende geniet een WAO-uitkering. Deze kan niet gelijk worden gesteld met inkomsten uit tegenwoordige arbeid. Belanghebbende heeft geen recht op arbeidskorting.
Uitspraak
kenmerk 12/00012
5 september 2013
uitspraak van de zesde enkelvoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X], te [Z], belanghebbende,
tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk AWB 08/1289 van de rechtbank Haarlem (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst Amsterdam,
de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft met dagtekening 6 februari 2007 aan belanghebbende een aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2005 opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 9.466, met toepassing van een arbeidskorting van € 273. Bij gelijktijdig genomen beschikking heeft de inspecteur € 6 heffingsrente vergoed.
Na tegen de aanslag en de beschikking heffingsrente gemaakt bezwaar, heeft de inspecteur bij uitspraak op bezwaar van 17 december 2007 de aanslag en de beschikking hefffingsrente gehandhaafd.
Bij uitspraak van 14 februari 2009, verzonden op 2 maart 2009, heeft de rechtbank het hiertegen ingestelde beroep - naar het Hof verstaat - ongegrond verklaard. (Het Hof merkt hierbij op dat in de tweede dictumregel abusievelijk het kenmerknummer 08/1288 is vermeld, waar onmiskenbaar het kenmerknummer 08/1289 is bedoeld).
Het tegen deze uitspraak ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 9 april 2009, en is door het Hof abusievelijk aangemerkt als een gedingstuk in de hogerberoepszaak met kenmerknummer 09/00263 inzake de uitspraak van de rechtbank met kenmerk 08/1288. Nadat dit abuis was onderkend, is aan de onderhavige zaak het kenmerknummer 12/00012 toegekend en is daarvoor een afzonderlijk dossier gevormd. Belanghebbende heeft het hoger beroep aangevuld bij brief van 7 februari 2012. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Op 9 juli 2013 en 11 juli 2013 zijn nadere stukken ontvangen van belanghebbende. Deze zijn in afschrift verstrekt aan de wederpartij.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 juli 2013. De zaak is daar gelijktijdig met een drietal andere hogerberoepszaken van belanghebbende behandeld. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 Feiten
Het Hof vindt aanleiding de feiten zelfstandig vast te stellen.
Belanghebbende heeft in zijn op 24 april 2006 ingediende aangifte IB/PVV voor het jaar 2005 in de rubriek “3a Loon, uitkering Ziektewet en andere inkomsten van uzelf uit tegenwoordige dienstbetrekking” een bedrag van € 7.741 als van [A] te [Z] genoten “Loon” vermeld. In de rubriek “5a Pensioen, AOW, WAO, WW, Anw, bijstand of een andere uitkering van uzelf uit vroegere dienstbetrekking (…)” heeft hij een bedrag van € 3.838 als van UWV te Heerlen genoten “Pensioen en dergelijke” vermeld. Dit betreft een WAO-uitkering die tot maart 2005 aan de werkgever is uitbetaald en vanaf die datum rechtstreeks aan belanghebbende.
Op 11 mei 2006 heeft belanghebbende € 330 betaald waarbij hij heeft aangegeven die betaling te willen doen op de (voorlopige) aanslag IB/PVV 2005. Een belastingaanslag voor dat jaar was toen nog niet opgelegd.
Met dagtekening 6 februari 2007 heeft de inspecteur de (definitieve) aanslag voor het onderhavige jaar opgelegd. Daarbij heeft hij een arbeidskorting van € 273 toegepast.
In het tegen die aanslag ingediende bezwaarschrift heeft belanghebbende verzocht de arbeidskorting op € 557 te stellen. Belanghebbende heeft zich op het standpunt gesteld dat de WAO-uitkering in zijn geval op één lijn moet worden gesteld met tot de berekeningsgrondslag voor de arbeidskorting te rekenen uitkeringen wegens tijdelijke werkloosheid.
In zijn uitspraak op dit bezwaar heeft de inspecteur onder meer geschreven:
“U bent van mening dat er geen sprake is van een gedeeltelijke WAO-uitkering en dat u over betreffende inkomsten recht heeft op arbeidskorting. U verzoekt tevens om kostenvergoeding (…)
Ik ben van mening dat de aanslag juist is (…).
In uw bezwaar geeft u te kennen dat bij de voorlopige aanslag een lager bedrag aan arbeidskorting is verleend dan bij de definitieve aanslag.
Bij het opleggen van een voorlopige aanslag wordt de aangifte niet inhoudelijk beoordeeld. U heeft de rubriek arbeidskorting niet ingevuld, zodat automatisch over uw inkomsten uit tegenwoordige arbeid de arbeidskorting wordt berekend, in casu dus € 138.
Bij het afhandelen van de aangifte heeft de behandelend ambtenaar geconstateerd dat een hogere arbeidskorting door uw werkgever werd gehanteerd, nl. € 273. Aangezien het toepassen van een hogere arbeidskorting in de loonsfeer niet aan u te wijten is, wordt de hogere arbeidskorting verleend nl. € 273.
De door u [gegeven] toelichting (…) is wel begrijpelijk, doch helaas niet relevant in de beoordeling of er in casu wel/geen WAO-uitkering wordt genoten.
(…)
Aangezien het bezwaar tegen de voorlopige aanslag overruled is door een definitieve aanslag en de inhoud van uw bezwaar gelijkluidend is, wordt volstaan met een uitspraak op de definitieve aanslag. Uw rechtsmiddelen zijn gelijk.”
3 Geschil in hoger beroep
Evenals bij de rechtbank is voor het Hof in geschil of belanghebbende, al dan niet op basis van het gelijkheidsbeginsel en/of het vertrouwensbeginsel, naast de arbeidskorting over het loon uit dienstbetrekking van [A] c.v. (hierna: [A]), recht heeft op toepassing van de arbeidskorting over (het volledige bedrag van) de door hem van het UWV ontvangen WAO-uitkering.
Voorts is, evenals bij de rechtbank, de wijze van berekening - en daarmee het bedrag - van de heffingsrente in geschil.
Tenslotte is in geschil of belanghebbende recht heeft op een proceskostenvergoeding op basis van de werkelijk gemaakte kosten en op een vergoeding van zijn (overige) schade.