Gerechtshof Amsterdam, 12-09-2013, ECLI:NL:GHAMS:2013:2883, 12-00118 tot en met 12-00121
Gerechtshof Amsterdam, 12-09-2013, ECLI:NL:GHAMS:2013:2883, 12-00118 tot en met 12-00121
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 12 september 2013
- Datum publicatie
- 17 september 2013
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2013:2883
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2015:848, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 12-00118 tot en met 12-00121
Inhoudsindicatie
Op grond van art. 26a, lid 1, onderdeel a en c, van de AWR wordt X als belanghebbende aangemerkt. Dat het schenkingsrecht door A is voldaan omdat de schenkingen zijn gedaan vrij van recht, doet hieraan niet af. Evenmin is van belang dat het vermogen onder trustverband is gebracht en daarom civielrechtelijk niet toebehoort aan X. A en B Trust kunnen daarom niet als belanghebbenden worden aangemerkt.
Uitspraak
kenmerken 12/00118 tot en met 12/00121
12 september 2013
uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer
op de hoger beroepen van
[A] te [Z] (Verenigde Staten van Amerika),
en
[B Trust] , gevestigd te [Q] (Verenigde Staten van Amerika),
belanghebbenden,
tegen de uitspraak in de zaken met kenmerk AWB 11/5910, 11/5911, 11/5913 en 11/5914 van de rechtbank Haarlem (hierna: de rechtbank) in de gedingen tussen
belanghebbenden
en
de inspecteur van de Belastingdienst/Utrecht-Gooi/kantoor Utrecht,
de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
Bij brief van 31 maart 2010 hebben belanghebbenden en [X] de inspecteur verzocht om vermindering te verlenen van in het verleden betaald schenkingsrecht. Het verzoek heeft betrekking op twee aanslagen recht van schenking ten name van [X] met dagtekening 21 november 2001 en een te betalen bedrag van € 301.875 en een met dagtekening 7 augustus 2002 en een te betalen bedrag van € 18.063.414.
De inspecteur heeft bij afzonderlijke beschikkingen van 2 november 2010 de verzoeken van [X] tot vermindering van het geheven recht van schenking afgewezen.
De inspecteur heeft bij afzonderlijke uitspraken op bezwaar van 7 december 2010 de bezwaren van [X] tegen genoemde beschikkingen afgewezen.
Bij uitspraak van 21 december 2011 heeft de rechtbank de door belanghebbenden ingestelde beroepen niet-ontvankelijk verklaard.
De tegen deze uitspraak ingestelde hoger beroepen zijn bij het Hof ingekomen op 30 januari 2012, aangevuld bij brief van 24 februari 2012. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft tegelijkertijd met de procedures van [X], kenmerken 12/00122 en 12/00123, plaatsgevonden op 23 juli 2013. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 Feiten
De rechtbank heeft in de onderdelen 2.1 tot en met 2.6 van haar uitspraak de volgende feiten vastgesteld. Belanghebbende wordt daarin (evenals in het hierna opgenomen citaat uit deze uitspraak) aangeduid als ‘eiseres’, de inspecteur als ‘verweerder’.
[A] (eiser) heeft de Nederlandse nationaliteit en is gehuwd met [C], die de Amerikaanse nationaliteit heeft. Op [...] 1999 is geboren hun dochter [X]. Eind 2000 heeft eiser een trust naar het recht van de staat [Q] opgericht, genaamd de “[B Trust]” (eiseres).
Op 4 december 2000 heeft eiser 1560 participaties in het [E] met een waarde van ƒ 2.382.143 ingebracht in eiseres. Op 28 februari 2001 is aangifte in het recht van schenking gedaan. Op 21 november 2001 is aan [X] een aanslag in het recht van schenking opgelegd ten bedrage van ƒ 665.244 (zijnde € 301.875).
Op 29 januari 2001 heeft eiser 78.000 participaties in het [E] met een waarde van ƒ 116.537.902 ingebracht in eiseres. Op 20 april 2002 is aangifte in het recht van schenking gedaan. Op 7 augustus 2002 is aan [X] een aanslag in het recht van schenking opgelegd ten bedrage van € 18.063.414.
Op 31 maart 2010 hebben [X] en eisers op grond van artikel XA van de Wet van 17 december 2009 tot Wijziging van de Successiewet 1956 en enige andere belastingwetten bij aangifte verzocht om vermindering te verlenen van het in het verleden door [X] en/of eiseres verschuldigde en door eiser betaalde schenkingsrecht van respectievelijk € 301.875 en € 18.063.414.
Verweerder heeft geen beslissing genomen op de verzoeken van eisers, maar alleen op de verzoeken van [X], welke verzoeken bij voor bezwaar vatbare beschikkingen van 2 november 2010 zijn afgewezen.
De tegen deze beschikkingen door [X] ingestelde bezwaren zijn bij afzonderlijke uitspraken op bezwaar van 7 december 2010 afgewezen.
Nu tegen de feitenvaststelling door de rechtbank, als hiervoor vermeld, door partijen geen bezwaren zijn ingebracht, gaat ook het Hof van die feiten uit.
3 Geschil in hoger beroep
Evenals bij de rechtbank is in geschil of belanghebbenden ontvankelijk zijn in hun beroepen tegen de op naam van [X] gestelde uitspraken op bezwaar.