Gerechtshof Amsterdam, 10-10-2013, ECLI:NL:GHAMS:2013:3305, 12/00950
Gerechtshof Amsterdam, 10-10-2013, ECLI:NL:GHAMS:2013:3305, 12/00950
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 10 oktober 2013
- Datum publicatie
- 18 oktober 2013
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2013:3305
- Zaaknummer
- 12/00950
- Relevante informatie
- Wet waardering onroerende zaken [Tekst geldig vanaf 01-01-2024] art. 17
Inhoudsindicatie
WOZ. Waardebepaling vrijstaande woning. Belanghebbende brengt eigen taxatierapport in.
Uitspraak
kenmerk 12/00950
10 oktober 2013
uitspraak van de zesde enkelvoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X], te [Z], belanghebbende,
gemachtigde: drs. F.M. Rietbergen (De WOZ Meester te Heerhugowaard)
tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk 12/2131 van de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Landsmeer,
de heffingsambtenaar.
1 Ontstaan en loop van het geding
De heffingsambtenaar heeft bij beschikking krachtens artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: Wet WOZ), gedateerd 28 februari 2011, de waarde van de onroerende zaak, plaatselijk bekend als [adres 1] te [Z] (hierna: de woning), op de waardepeildatum 1 januari 2010 voor het tijdvak 1 januari 2011 tot 1 januari 2012 (hierna: de WOZ-waarde) vastgesteld op € 942.500. Belanghebbende heeft tegen deze beschikking een bezwaarschrift ingediend. Bij uitspraak van 20 maart 2012 heeft de heffingsambtenaar het bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 21 september 2012 heeft de rechtbank het door belanghebbende ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Het tegen deze uitspraak ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 2 november 2012. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft op 3 september 2013 een nader stuk ingediend. Een afschrift van dit stuk is aan de heffingsambtenaar verstrekt.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 september 2013. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 Feiten
De rechtbank heeft in de onderdelen 2.1 en 2.2 van haar uitspraak de navolgende feiten vastgesteld. Belanghebbende wordt daarin (even als in de later geciteerde overwegingen van de rechtbank) aangeduid als ‘eiser’, de heffingsambtenaar als ‘verweerder’.
“2.1. Eiser is genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van de woning.
De woning is een vrijstaande woning met een verwarmd buitenzwembad en een blokhutberging. De inhoud van de woning is 835 m³. De oppervlakte van het perceel is 2.260 m².”
Nu partijen tegen de door de rechtbank vastgestelde feiten geen grieven hebben gericht, zal ook het Hof van die feiten uitgaan. Hieraan voegt het Hof nog de volgende feiten toe, mede ontleend aan de in hoger beroep overgelegde stukken.
De woning is gebouwd in 1988 en is gelegen tegenover een manege. Het betreft een paardenpension annex zorgboerderij welke plaats biedt aan onder meer (ex-)verslaafden en ex-gedetineerden.
In de beroepsfase heeft de door de heffingsambtenaar ingeschakelde taxateur de waarde van de woning op peildatum 1 januari 2010 op € 1.290.000 gesteld.
3 Geschil in hoger beroep
Evenals bij de rechtbank is bij het Hof in geschil de WOZ-waarde van de woning op de waardepeildatum 1 januari 2010.
Belanghebbende bepleit een waarde van € 810.000. Hij verwijst daarbij, naast het bij de rechtbank overgelegde taxatieverslag, naar het in hoger beroep overgelegde taxatierapport d.d. 30 augustus 2013 van [A], gecertificeerd taxateur WOZ. Voornoemde taxateur heeft de waarde van de woning op de waardepeildatum getaxeerd op € 810.000. Daarnaast voert belanghebbende aan dat bij de waardebepaling onvoldoende rekening is gehouden met de overlast van de tegenover gelegen zorgboerderij en de waardedruk die uitgaat van het aldaar vertoeven van (ex-)verslaafden en ex-gedetineerden.
De heffingsambtenaar concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep en verwijst naar hetgeen voor de rechtbank is aangevoerd.